ECLI:NL:RBROT:2019:4928
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.F. Smulders
- M.G.L. de Vette
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verzoek om verstrekking van persoonsgegevens op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 januari 2019, wordt een verzoek van eiser om verstrekking van persoonsgegevens behandeld. Eiser had in 2017 verzocht om toegang tot documenten die verweerder, het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, had geweigerd op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De rechtbank behandelt de procedure die heeft geleid tot het bestreden besluit van 6 april 2018, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser had verzocht om documenten die betrekking hadden op een feitenonderzoek naar ongewenste omgangsvormen binnen een gemeentelijk team. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet konden worden verstrekt en dat er een belangenafweging gemaakt moet worden tussen de privacy van derden en het recht van eiser op informatie. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na deze tussenuitspraak. De rechtbank benadrukt dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in acht moet worden genomen bij het herstel van de gebreken, aangezien deze wet op 25 mei 2018 in werking is getreden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.