In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2019 uitspraak gedaan over de WOZ-waarde van een woon/zorgcomplex in Sliedrecht. Eiseres, de directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden, was in beroep gegaan tegen de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) die aan haar waren opgelegd. De rechtbank moest beoordelen of het woon/zorgcomplex, dat bestaat uit verschillende woonpaviljoens, als woning in de zin van artikel 220a van de Gemeentewet kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de woonpaviljoens niet als woning konden worden aangemerkt, omdat de bewoners daar niet zelfstandig konden wonen en afhankelijk waren van zorg. De rechtbank oordeelde dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient, en verklaarde het beroep ongegrond. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, en kende zij eiseres een schadevergoeding toe voor deze overschrijding. De rechtbank bepaalde dat verweerder en de Staat ieder de helft van de proceskosten en het griffierecht moesten vergoeden aan eiseres.