Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan
belastingcentrum Tribuutte Epe (hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de heffingsambtenaar van belastingcentrum Tribuut tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de onroerendezaakbelasting (OZB) voor een woonzorgcentrum, dat eigendom is van Stichting [X]. De heffingsambtenaar had een aanslag in de OZB opgelegd voor het jaar 2016, berekend op basis van een waarde van € 4.655.000. Na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde verlaagd tot € 4.535.000. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag OZBG. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting bij het Hof werd het geschil besproken, waarbij de vraag centraal stond of de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient, zoals bedoeld in artikel 220a van de Gemeentewet. De heffingsambtenaar stelde dat slechts 39% van de onroerende zaak als woondelen kan worden aangemerkt, terwijl de belanghebbende betoogde dat 72,45% van de waarde aan woondelen kan worden toegerekend. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient, en dat de mixruimten niet volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat de aanslag OZBG terecht was opgelegd, maar dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, en de aanslag OZBG werd verminderd naar een waarde van € 1.541.900. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.