ECLI:NL:RBROT:2019:1177
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht door gokken
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser ontving sinds 2008 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. In een onderzoek naar de rechtmatigheid van deze uitkering bleek dat de eiser in september en oktober 2017 in totaal € 1.710,- had opgenomen van zijn bankrekening en hiermee had gegokt in een casino. Daarnaast had hij € 700,- op zijn rekening gestort en ontving hij € 1.300,- van zijn zus. Het college heeft de bijstandsuitkering van de eiser over de periode van 1 september 2017 tot en met 31 oktober 2017 ingetrokken en de eerder verstrekte bijstand van € 1.874,38 teruggevorderd, omdat de eiser deze inkomsten niet had gemeld.
De eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De eiser stelde beroep in en voerde aan dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden, omdat hij geen winst had gemaakt met gokken en alles had verloren. De rechtbank overwoog dat de eiser niet had voldaan aan zijn verplichting om alle relevante feiten te melden, zoals zijn gokactiviteiten en de ontvangst van geld van zijn zus. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenplicht terecht was vastgesteld en dat het college de bijstandsuitkering terecht had ingetrokken.
De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de terugvordering van de bijstand, aangezien de financiële gevolgen voor de eiser niet onaanvaardbaar waren. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.