ECLI:NL:CRVB:2016:1313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens oncontroleerbare inkomsten en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 21 augustus 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat de appellant niet op oproepen van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam verscheen, heeft de DWI een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat er sprake was van oncontroleerbare inkomsten, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand per 31 januari 2013.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij voldoende objectieve en verifieerbare gegevens had verstrekt over de stortingen en overschrijvingen op zijn rekeningen. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat de stortingen en overschrijvingen afkomstig waren van gokwinsten, en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het voldoen aan de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers. De Raad concludeerde dat de kasstortingen en bijschrijvingen op de rekeningen van de appellant als inkomsten moeten worden aangemerkt, wat de intrekking van de bijstand rechtvaardigde.