ECLI:NL:RBROT:2018:8849
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete aan bakkerij wegens niet naleven van HACC-beginselen en overtreding van Warenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een bakkerij en de Minister voor Medische Zorg. De bakkerij was een boete van € 525,- opgelegd wegens het niet naleven van de HACC-beginselen, specifiek met betrekking tot de bewaartemperatuur van levensmiddelen. Tijdens een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) werd vastgesteld dat de temperatuur van saucijzen- en frikadelbroodjes in de vitrine te hoog was, namelijk 21,3ºC en 20,7ºC, terwijl de maximale bewaartemperatuur 7ºC dient te zijn. De rechtbank oordeelde dat de bakkerij onvoldoende bewijs had geleverd dat zij handelde in overeenstemming met de Hygiënecode voor de Brood- en banketbakkerij 2008, en dat de vader van de eiseres, die tijdens de inspectie aanwezig was, ontkennend had geantwoord op vragen over de naleving van de module Ongekoelde Presentatie Bakkerijproducten.
De rechtbank overwoog verder dat het bestuursorgaan niet verplicht was om de eiseres te horen in de bezwaarfase, omdat de bezwaren kennelijk ongegrond waren. De rechtbank bevestigde dat de overtreding van de Warenwet en de bijbehorende boete terecht waren opgelegd. Eiseres had ook betoogd dat het boetebedrag gematigd moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot matiging konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister voor Medische Zorg.