ECLI:NL:RVS:2017:1845
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde bestuurlijke boete voor woningonttrekking ten behoeve van hennepteelt
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het college had op 16 september 2014 een boete van € 4.000,00 opgelegd aan [wederpartij] omdat bij een inspectie op 30 juni 2014 was vastgesteld dat de door hem gehuurde woning werd gebruikt voor hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de boete onevenredig hoog was en matigde deze tot € 2.340,00, waarbij zij rekening hield met de financiële situatie van [wederpartij]. Het college ging in hoger beroep, stellende dat de rechtbank ten onrechte de hoogte van de boete had gematigd, aangezien het om een wettelijk vastgestelde boete ging en de financiële draagkracht van de overtreder in dit geval geen rol zou moeten spelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de boete onevenredig was, gezien de geringe draagkracht van [wederpartij]. De Afdeling benadrukte dat de omstandigheden van het geval, waaronder de dakloosheid van [wederpartij], aanleiding gaven tot matiging van de boete. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.