De rechtbank past deze maatstaven toe op de in het onderhavige geval vaststaande en gestelde feiten en omstandigheden.
Gezien de omstandigheid dat [naam eiseres] regelmatig als expediteur, NVOCC en papieren vervoerder van containerlading optrad, mag ervan uitgegaan worden dat het [naam eiseres] in december 2014 bekend was dat [naam gedaagde] (vooral) als agent of cargadoor voor [naam bedrijf 1] optrad en dat [naam bedrijf 1] de zeevervoerder was die de containerlading daadwerkelijk vervoerde. Echter, gezien de bedrijfsbeschrijving van [naam gedaagde] in het Handelsregister (“Het uitoefenen van een scheepvaartbedrijf (de exploitatie van zeeschepen), expediteurs- cargadoorsbedrijf”) heeft [naam eiseres] mogen aannemen dat [naam gedaagde] zelf ook als zeevervoerder optrad.
Indien – zoals [naam gedaagde] stelt – in 2014 een soortgelijk Rate Agreement tussen [naam eiseres] en [naam bedrijf 1] heeft gegolden, kan die omstandigheid een aanwijzing vormen dat de Rate Agreement voor 2015 ook met [naam bedrijf 1] werd gesloten. Daarover liggen, echter, geen stukken voor en zijn geen specifieke stellingen ingenomen, ook niet ten aanzien van de totstandkoming van de gestelde Rate Agreement over 2014.
In de e-mail-wisseling van 31 december 2014, hierboven aangehaald onder 2.3 tot en met 2.5, heeft [naam gedaagde] niet kenbaar gemaakt dat zij namens [naam bedrijf 1] optrad. Geen van de aangehaalde berichten bevat enige verwijzing naar [naam bedrijf 1] als contractspartner van [naam eiseres] , evenmin enige aanwijzing dat [naam gedaagde] (niet voor zichzelf, maar) als vertegenwoordiger van [naam bedrijf 1] optrad.
Op beide bladzijden van de Rate Agreement staan de naam en het logo van [naam bedrijf 1] groot aangeduid en staat de naam van [naam gedaagde] slechts op de eerste bladzijde en met aanmerkelijk kleinere letters. In de gedrukte tekst van de Rate Agreement wordt enkele malen [naam bedrijf 1] genoemd, [naam gedaagde] niet.
De gestelde omstandigheden dat [naam eiseres] boekingen voor containerlading in het kader van de Rate Agreement bij [naam bedrijf 1] heeft gedaan, al dan niet met gebruikmaking van boekingsformulieren van [naam bedrijf 1] , en dat [naam eiseres] voor de boekingen cognossementen van [naam bedrijf 1] heeft aanvaard, zouden erop kunnen duiden dat [naam bedrijf 1] de wederpartij van [naam eiseres] onder de Rate Agreement is, maar hoeven dat niet te doen. Immers, denkbaar is dat [naam gedaagde] (net zoals [naam eiseres] ) bij de Rate Agreement is opgetreden als NVOCC of papieren vervoerder en dat zij de door haar op papier aangenomen transporten liet uitvoeren door [naam bedrijf 1] .
Een en ander afwegende, kan de rechtbank niet zonder meer concluderen dat het [naam eiseres] duidelijk heeft moeten zijn of [naam gedaagde] dan wel [naam bedrijf 1] als haar wederpartij bij de Rate Agreement diende te worden aangemerkt. Echter, indien bij de Rate Agreement voor 2014 [naam bedrijf 1] als de wederpartij van [naam eiseres] moet worden aangemerkt, dan vormen de hiervoor besproken feiten en omstandigheden voldoende aanwijzingen dat ten aanzien van de Rate Agreement voor 2015 hetzelfde geldt.