2.2.Verweerder heeft het primaire besluit II gebaseerd op de in 2.1 genoemde rapportage en de rapportage van de verzekeringsarts van 12 mei 2016. Daarin komt deze tot de conclusie dat eiseres tenminste vier uur belastbaar is. Hierbij moet rekening worden gehouden met aanzienlijke begeleiding binnen een beschutte werkomgeving. Eiseres beschikt over arbeidsvermogen en er is geen sprake van een situatie van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts heeft hierbij betrokken dat eiseres beperkingen ervaart op het gebied van realiseren van handelingstempo, ontwikkelen van vaardigheden, zelfstandig ondernemen van taken, structureren, om hulp vragen, zich sociaal passend gedragen, communiceren en zich uiten (moeilijk verstaanbaar).
Volgens deze rapportage is eiseres in staat in een beschutte werksetting met aanzienlijke begeleiding loonvormende arbeid te verrichten. Naast de aanpassingen die inherent zijn aan de beschutte werksetting (zoals het niet overvraagd worden) mag het werk fysiek niet te inspannend zijn. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een vertraagd handelingstempo en is eiseres aangewezen op werkzaamheden die geen groot beroep doen op samenwerken waardoor ook sprake is van een noodzaak tot communiceren. Gezien de cognitieve beperkingen is eiseres aangewezen op eenvoudige enkelvoudige routinematige dus makkelijk aan te leren werkzaamheden. Ze kan het beste werken in kleinere teams, met een afgebakende deeltaak en of vaste taakverdeling binnen het team. Als er een eigen afgebakende deeltaak wordt aangeboden dient er ook minder een beroep te worden gedaan op communicatieve vaardigheden. Ook wisselende werktijden en of locaties moeten worden voorkomen. Hoewel dit in een beschutte werksetting vanzelfsprekend is dient eiseres geïnstrueerd te worden wat betreft aansturing, communicatie, samenwerking en verwachtingen naar Eline toe. Er dient dus sprake te zijn van een begripvolle bedrijfscultuur.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder verwijzing naar de rapportage van 9 augustus 2016 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de rapportage van
29 augustus 2016 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de aanvullende rapportage van 13 september 2016 de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt in zijn rapportage tot de conclusie dat eiseres in bezwaar geen nieuwe medische en objectiveerbare feiten naar voren heeft gebracht op grond waarvan een ander standpunt ingenomen moet worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat het niet hoeft te gaan om vier uur aaneengesloten te werken, dit kan ook over de dag gespreid worden. Verder dient er sprake te zijn van een adequate op [eiseres] toegesneden structurering en aansturing omdat eiseres anders te veel van zichzelf vergt met alle nadelige gevolgen voor de gezondheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres arbeidsvermogen heeft en als voorbeeldtaak is inpakken (2201; 20-05-2015) gesteld.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Naar de opvatting van eiseres zijn de methoden waarmee verweerder heeft vastgesteld dat zij op de datum in geding mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, niet inzichtelijk, toetsbaar en verifieerbaar, wat in strijd is met de geldende jurisprudentie. Door niet een exact en toetsbaar systeem vast te stellen vergelijkbaar met de (Functionele mogelijkhedenlijst) FML en door niet op basis daarvan te specificeren welke de arbeidsmogelijkheden van eiseres in maat en getal zijn, zowel verzekeringskundig als arbeidskundig, is er een ontoelaatbare relativering ontstaan. Het ontbreken van een dergelijk systeem voor de Wajong is naar de opvatting van eiseres in strijd met het discriminatieverbod zoals onder meer opgenomen in artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Verder is er door het ontbreken van een toetsbaar systeem sprake van een oneerlijk proces. Ook heeft eiseres naar voren gebracht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie (ECLI:NL:CRVB:2013:CA0843) dat het te doen gebruikelijk is dat verweerder een werkplek onderzoek verricht. Volgens eiseres heeft verweerder dit verzuimd en heeft de arbeidsdeskundige zich helemaal geen duidelijk beeld kunnen vormen van de werkzaamheden die eiseres zou hebben verricht. Eiseres verzoekt de rechtbank onder verwijzing naar het Korosec-arrest van het Europees Hof voor de rechten van de Mens (hierna: EHRM), uitspraak van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212) om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Eiseres leeft in gezinsverband met haar vader en moeder, is financieel afhankelijk en staat onder bewind vanwege haar beperkingen Eiseres loopt hierdoor een procesachterstand in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM, op. Verder heeft
Eiseres heeft een verklaring van een werkbegeleider overgelegd waarin naar voren komt dat eiseres niet één uur aaneengesloten belastbaar is en dus geen arbeidsvermogen heeft.
5. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet Wajong gewijzigd in de Wajong. Het wettelijk kader is vermeld in de bijlage die onderdeel uit maakt van de uitspraak. Daarin zijn ook relevante passages verwerkt uit de Memorie van Toelichting (MvT), de Nota van Toelichting bij het Schattingsbesluit en het “Compendium Participatiewet. Wajong en SMBA” ((versie 1.0, december 2015, http://www.uwv.nl/particulieren/Images/compendium-participatiewet.pdf); Compendium).
6. Verweerder heeft, vanwege het grote belang dat samengaat met de beoordeling van arbeidsvermogen, en omdat de nieuwe Wajong een groter beroep doet op de objectiviteit, verifieerbaarheid, inzichtelijkheid en transparantie van de beoordelingssystematiek, de methode SMBA (Sociaal Medisch Beoordelen van Arbeidsvermogen) ontwikkeld, die tot een objectieve beoordeling in het kader van de Wajong moet leiden. Ten behoeve van de beoordelingen die in het kader van de Wajong worden verricht, wordt door de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen van verweerder het Compendium gehanteerd. Het Compendium is door deze rechtbank in eerdere uitspraken van 29 juli 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:6047, ECLI:NL:RBROT:2016:6048, ECLI:NL:RBROT:2016:6049) gekwalificeerd als een vaste gedragslijn die is neergelegd in een interne werkinstructie. De rechtbank acht de SMBA-systematiek als ondersteunend systeem bij de beoordeling van de mogelijkheden van arbeidsparticipatie aanvaardbaar. Daaraan kan het betoog van eiseres dat door de SBMA-systematiek een ontoelaatbare relativering ontstaat en dit tot discriminatie en een oneerlijk proces leidt, niet zonder meer afdoen. Dit betoog onderbouwt eiseres door te wijzen op het bestaan van het systeem van de FML en het onderzoek naar arbeidsmogelijkheden op basis daarvan voor gevallen van “gewone” arbeids(on)geschiktheid als bedoeld in de Ziektewet en de Wet inkomen en arbeid en daarop gebaseerde wetgeving. Anders dan in die wetgeving het geval is voor het begrip arbeidsongeschiktheid, heeft de wetgever in het Schattingsbesluit wel inhoudelijke criteria geformuleerd voor de toetsing aan het criterium “ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie” volgens de Wajong. Anders is ook dat de wetgever met het criterium “duurzaam ontbreken van arbeidsmogelijkheden” volgens artikel 1a1, vierde lid, van de Wajong een absolute maat heeft geïntroduceerd. Gelet op deze verschillen acht de rechtbank het niet op voorhand aannemelijk dat de uitdrukkelijk door de wetgever beoogde, zeer verschillende manieren waarop arbeidsvermogen in de zin van de Wajong voor deze specifieke doelgroep tot uitdrukking kan komen, zich laten vangen in een “exact en toetsbaar systeem vergelijkbaar met de FML” als door eiseres bepleit, op basis waarvan de arbeidsmogelijkheden van betrokkenen in maat en getal zouden kunnen worden gespecificeerd, zowel verzekeringskundig als arbeidskundig. Gelet daarop dient de motivering van de beoordeling door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in een concreet geval aan hoge eisen te voldoen (vergelijk de uitspraak van de CRvB van 6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2994). 7. De mogelijkheden en beperkingen van eiseres zijn volgens verweerder verwoord in de in rechtsoverwegingen 2.1, 2.2 en 3 genoemde rapporten. In de rapportage van
13 september 2016 concludeert de arbeidsdeskundige dat [eiseres] gelet op haar beperkingen is aangewezen op eenvoudige en enkelvoudige routinematige dus makkelijk aan te leren werkzaamheden. Ze kan het beste werken in kleinere teams, met een afgebakende deeltaak en/of vaste duidelijke taakverdeling binnen het team. Als er een eigen afgebakende deeltaak wordt aangeboden, dient ook minder een beroep te worden gedaan op communicatieve vaardigheden. Ook wisselende locaties en of wisselende werktijden moeten worden voorkomen. Hoewel dit in een beschutte werksetting eigenlijk vanzelfsprekend is, dient [eiseres] geïnstrueerd te worden wat betreft aansturing, communicatie, samenwerking en verwachtingen. Er dient dus sprake te zijn van een begripvolle bedrijfscultuur. In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat het uitvoeren van arbeid in een praktijksetting door eiseres gerealiseerd wordt onder bijzondere omstandigheden, te weten onder strikte begeleiding van een bekende. Uit deze informatie concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat indien er voldaan wordt aan specifieke voorwaarden eiseres over werknemersvaardigheden beschikt. Het begrijpen onthouden en uitvoeren van werkzaamheden bleek bij bekenden immers realistisch.
8. Het (kennelijke) betoog van eiseres dat het bestreden besluit in dit opzicht onvoldoende is gemotiveerd, slaagt. Wat er ook zij van de stelling van eiseres dat een werkplekonderzoek had moeten plaats vinden, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat moet worden verstaan onder “strikte begeleiding van een bekende”. Dit vereiste lijkt iets meer of anders te veronderstellen dan het meer algemene vereiste van een begripvolle bedrijfscultuur. Uitgaande van een verschil is verder niet inzichtelijk gemotiveerd of de omstandigheid “strikte begeleiding van een bekende” in de praktijk in zodanige mate realiseerbaar is dat met inachtneming van dit vereiste arbeidsparticipatie mogelijk is. In het verlengde daarvan heeft verweerder in onvoldoende mate de vraag beantwoord of het niet zonder strikte begeleiding door een bekende (kunnen) werken van eiseres is gelegen in een beperking – in onvermogen dus – of in een gebrek aan bereidheid, wat een persoonlijke factor is. Onvermogen kan misschien worden beïnvloed door een behandeling, bij een gebrek aan bereidheid is het aan eiseres zelf om ervoor te zorgen dat zij haar vaardigheid vergroot om zo haar kans op werk te vergroten. Dit roept de vraag op of eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden. Als dit niet het geval is dient de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen beoordeeld te worden. Verder heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemotiveerd of eiseres de gekozen taak van inpakken ten minste één uur zelfstandig kan uitvoeren in die zin, dat onduidelijk is gebleven of het vereiste van strikte begeleiding door een bekende verenigbaar is met dit begrip “zelfstandig”.
9. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onderzoek door verweerder onvoldoende en is het bestreden besluit onzorgvuldig gemotiveerd. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).