In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J.M. Sluijs, en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De zaak betreft de vraag of ACM bevoegd was om eiseres een boete op te leggen wegens overtreding van het kartelverbod in de opslag van vis in vrieshuizen. Eiseres betwistte de boete en stelde dat de vervaltermijn voor het opleggen van de boete niet tijdig was gestuit. De rechtbank oordeelde dat ACM de vervaltermijn niet tijdig had gestuit, waardoor de bevoegdheid tot het opleggen van de boete was vervallen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van ACM en herroepte het primaire besluit, waarbij de boete aan eiseres was opgelegd. Tevens werd ACM veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige stuitingshandelingen door de mededingingsautoriteit in het kader van het opleggen van boetes voor overtredingen van de Mededingingswet.