ECLI:NL:RBROT:2018:11462
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na arbeidsdeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die als graveur werkte, had zich op 4 november 2016 ziek gemeld vanwege nek- en rugklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 1 april 2017, ontving hij een Ziektewet-uitkering. De verweerder concludeerde op basis van een arbeidsdeskundig onderzoek dat de eiser per 19 juli 2017 weer arbeidsgeschikt was. Eiser ging hiertegen in beroep, stellende dat de arbeidsdeskundige de belastbaarheid van zijn functie niet volledig had beoordeeld en dat er zwaardere werkzaamheden aan zijn functie verbonden waren dan door verweerder aangenomen.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de conclusie dat eiser geschikt was voor zijn maatgevende arbeid, terecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen medische stukken had overgelegd die zijn stelling onderbouwden dat hij meer beperkingen had dan aangenomen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 19 juli 2017 terecht was en dat de eiser recht had op vergoeding van griffierecht en proceskosten.