ECLI:NL:RBROT:2018:10039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
7130149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vraag aan Hoge Raad over betekening aan briefadres en daarmee samenhangende vragen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad werd gesteld over de geldigheid van betekening aan een briefadres. Eiseres, GGN Mastering Credit N.V., had gedaagde, die geen bekende woon- of verblijfplaats had, gedagvaard. De dagvaarding was openbaar betekend aan de Officier van Justitie en een uittreksel was gepubliceerd in de Staatscourant. De kantonrechter constateerde dat er verdeeldheid bestond over de vraag of een briefadres gelijkgesteld kan worden met een woonplaats voor de betekening van exploten. Eiseres stelde dat de wetgever een briefadres niet als 'bekende woon- of verblijfplaats' heeft willen beschouwen, en dat de betekening op de voet van artikel 54 Rv correct was uitgevoerd. De kantonrechter heeft de vragen aan de Hoge Raad voorgelegd om duidelijkheid te krijgen over de juridische status van een briefadres en de vereisten voor betekening. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de procedurele aspecten van betekening in civiele zaken raakt, vooral in situaties waarin de gedaagde niet bereikbaar is op een woonadres. De beslissing van de Hoge Raad zal invloed hebben op toekomstige zaken waarin een briefadres wordt gebruikt voor betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 7130149 \ CV EXPL 18-33355
uitspraak: 6 december 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[naam eiseres]
: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V. te Rotterdam,
tegen
[naam gdaagde],
woonplaats: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland, echter blijkens verificatie in de Basisregistratie Personen (BRP) briefadres hebbende
te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
die niet heeft gereageerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 3 mei 2018 met producties;
  • het tussenvonnis van 28 september 2018;
  • de akte ter voldoening aan het tussenvonnis d.d. 28 september 2018.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen € 265,50 vermeerderd met wettelijke rente over € 215,50 vanaf de dag van de dagvaarding en gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
Aan de vordering is - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
2.1.1.
Tussen eiseres en gedaagde bestaat een zorgverzekeringsovereenkomst met betrekking tot de verplichte verzekering (het basispakket) en/of een aanvullende verzekering.
2.1.2.
Gedaagde heeft de premie die in rekening is gebracht bij de facturen van 1 december 2017 en 1 januari 2018 van in totaal € 215,50 niet voldaan.
2.1.3.
Eiseres heeft buitengerechtelijke incassokosten moeten maken van € 48,40. De verschuldigde rente bedraagt tot en met de dag van de dagvaarding € 1,60.
2.2.
Gedaagde is niet in het geding verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Aan de orde is de vraag of de dagvaarding aan gedaagde is betekend volgens de vereisten zoals neergelegd in de artikelen van de zesde afdeling, titel 1 van boek 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.2.
Volgens de dagvaarding heeft gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland. Uit de Basisregistratie Personen (BRP) is gebleken dat gedaagde een bekend briefadres in Den Haag heeft. De dagvaarding is vervolgens openbaar betekend aan de Officier van justitie bij de rechtbank te Rotterdam en een uittreksel van dit exploot is op 9 mei 2018 aangekondigd in de Staatscourant. Een afschrift van dit exploot is verzonden naar het door gedaagde opgegeven briefadres.
3.3.
Het is de kantonrechter gebleken dat ten aanzien van de vraag of dit een geldige wijze van betekenen is en of aldus verstek verleend kan worden, verdeeldheid bestaat bij de feitelijke instanties en tevens dat dit vraagpunt in meerdere geschillen aan de orde is of kan zijn, zodat zij hierover ambtshalve een rechtsvraag aan de Hoge Raad wenst te stellen.
Bij tussenvonnis van 28 september 2018 is de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen en over de inhoud van de te stellen vraag uit te laten.
3.4.
Eiseres heeft bij akte van 17 oktober 2018 laten weten het stellen van een prejudiciële vraag op het punt van de status van een briefadres en de wijze van betekenen van exploten toe te juichen nu daarover de nodige verdeeldheid in rechtsopvattingen heerst. Daarbij is het volgende naar voren gebracht.
3.4.1.
Een briefadres kan niet worden gelijkgesteld met een bekende woon- of verblijfplaats waar een betekening plaats moet vinden zoals bedoeld in artikel 46 en 47 Rv, zodat de betekening dient plaats te vinden op de voet van artikel 54 Rv, dat wil zeggen aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie gevolgd door publicatie van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant. Hiermee wordt voldaan aan de formele vereisten die de wet stelt waarbij aansluiting moet worden gezocht. De wetgever heeft een briefadres niet willen bestempelen als ‘bekende woon- of verblijfplaats’, zodat een briefadres hieraan ook niet kan worden gelijkgesteld. Evenmin biedt de parlementaire geschiedenis aanknopingspunten voor de stelling dat het de bedoeling was om met een briefadres aan te sluiten bij het begrip ‘gekozen woonplaats’ in artikel 1:15 BW.
3.4.2.
Ook artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering biedt geen rechtvaardiging voor betekening op een briefadres. In dit artikel wordt expliciet voorgeschreven dat de uitreiking van gerechtelijke mededelingen dient plaats te vinden aan het adres waarop de betrokkene in het BRP staat ingeschreven indien uitreiking in persoon niet mogelijk is. Een dergelijk voorschrift bestaat niet in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.4.3.
Met een openbare betekening én het verzenden van een afschrift van het exploot aan het briefadres heeft eiseres voldaan aan de formele vereisten die het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt en wordt bewerkstelligd dat via het briefadres kennis kan worden genomen van het exploot. Door aansluiting te zoeken bij de letter van de wet alsmede door een afschrift te verzenden aan het briefadres is de kans op kennisname het grootst.
3.5.
Ten aanzien van de voorgestelde vragen heeft eiseres geen opmerkingen gemaakt. De kantonrechter wenst dan ook de volgende vragen aan de Hoge Raad voor te leggen:
Geldt een door een persoon in de BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats als bedoeld in artikel 1:15 BW?
Zo ja, dienen exploten op grond van artikel 46 Rv betekend te worden op dit adres?
Zo ja, maakt deze gekozen woonplaats ook (uitsluitend) de rechter van deze woonplaats bevoegd om kennis van het geschil te nemen zoals bedoeld in artikel 99 Rv?
Zo niet, is een openbare betekening van het exploot als bedoeld in artikel 54 lid 2
Rv voldoende of moeten en/of kunnen er bij een bekend briefadres en/of andere bekende gegevens (zoals bijvoorbeeld een e-mailadres) nadere eisen worden gesteld?
3.6.
Het betekenen van exploten is geregeld in artikel 45 e.v. Rv. Betekening dient op grond van artikel 46 Rv plaats te vinden in persoon of aan de woonplaats aan een huisgenoot van degene voor wie het exploot bestemd is of aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderden dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig bereikt. Indien de deurwaarder geen afschrift kan laten aan de hierboven bedoelde personen, schrijft artikel 47 Rv voor dat hij een afschrift achterlaat aan de woonplaats in een gesloten enveloppe. In artikel 54 Rv is de betekening geregeld ten aanzien van hen die geen bekende woonplaats in Nederland hebben. De betekening geschiedt ter plaatse van hun werkelijk verblijf. Als de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend zijn, geschiedt de betekening aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht waar de zaak moet dienen en wordt voorts een uittreksel van het exploot zo spoedig mogelijk bekend gemaakt in de Staatscourant onder vermelding van naam en kantooradres van de deurwaarder of van de advocaat van wie afschrift van het exploot kan worden verkregen.
3.7.
Het begrip woonplaats is nader geduid in artikel 1:10 BW. De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Blijkens artikel 1:15 BW kan een persoon een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijke of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is.
3.8.
Artikel 1.1 onder p. van de Wet basisregistratie personen (Wbrp) bepaalt dat een briefadres het adres is waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen. Het woonadres wordt omschreven onder o.: 1° het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; 2° het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
De basisregistratie heeft tot doel overheidsorganen te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak. De basisregistratie heeft mede tot doel derden te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens, in bij of krachtens de Wbrp aangewezen gevallen (artikel 1.3 Wbrp).
3.9.
Artikel 2.23 Wbrp bepaalt dat indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 (iemand met een woonadres in een instelling voor gezondheidszorg, instelling op het gebied van de kinderbescherming, een penitentiaire instelling of een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen instelling waarin beschermd wonen of opvang wordt verstrekt) of artikel 2.41 (het opnemen van een woonadres is naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk) van toepassing is, op aangifte een briefadres wordt opgenomen.
Het college van burgemeester en wethouders is ingevolge lid 2 van dit artikel bevoegd ambtshalve een briefadres op te nemen indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres. Het college neemt ambtshalve geen briefadres op dan met instemming van de briefadresgever.
3.10.
Op grond van artikel 2.38 Wbrp dient degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, zich uiterlijk op de vijfde dag na de aanvang van zijn verblijf in persoon bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft te melden om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres en meldt hij zich binnen de gestelde termijn bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen.
Ook de ingezetene die geen woonadres heeft, kiest op grond van artikel 2.39 Wbrp een briefadres.
Als briefadresgever kan ingevolge artikel 2.42 Wbrp worden gekozen:
a. een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven;
b. een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.
Diverse gemeenten hebben regelingen omtrent het briefadres opgesteld.
3.11.
Voor jurisprudentie op dit punt wordt (onder andere) verwezen naar twee uitspraken van de rechtbank te Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2017:3305 (briefadres geldt als woonplaatskeuze in de zin van artikel 1:15 BW, ten onrechte openbaar betekend, dagvaarding nietig) en ECLI:NL:RBDHA:2018:981 (dagvaarding nietig; ten onrechte openbaar betekend), een uitspraak van de kantonrechter te Amersfoort ECLI:NL:RBMNE:2016:2460 (verstek kan worden verleend na betekening op een briefadres). Daarnaast wordt verwezen naar HR 17 november 2015 ECLI:NL:HR:2015:3323 (een beslissing met betrekking tot artikel 588 Sv), alsmede naar een uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch ECLI:NL:GHSHE:2010:BP0237 (een briefadres is niet gelijk te stellen met een bekende woon- of verblijfplaats waar betekening moet plaatsvinden. Bij het ontbreken van een bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland resteert op grond van artikel 54 Rv alleen de mogelijkheid van een openbare betekening). Van S.J.W. van der Putten is een overzichtsartikel “Het briefadres als gekozen woonplaats” gepubliceerd in “Beslag en executie in de praktijk” aflevering 2017/6, vindplaats 2017/142.
3.12.
De Commissie cassatie in het belang der wet - bestaande uit mr. R.A.A. Duk, mr. M.M. Olthof en prof. dr. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai - heeft op 6 oktober 2017 haar zevende verslag uitgebracht aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, mr. J. Silvis.
In het verslag beveelt de commissie de procureur-generaal aan cassatie in het belang der wet in te stellen over de vraag of een dagvaarding rechtsgeldig kan worden betekend aan een in de Basisregistratie Personen opgenomen briefadres.
Voor zover de kantonrechter heeft kunnen nagaan, is dit punt nog niet aan de orde geweest.
3.13.
Ook de deurwaarders besteden met enige regelmaat aandacht aan de vraag of betekend moet worden op een briefadres nu dit onduidelijk is. Hiervoor wordt verwezen naar berichten op het internet:
https://www.janssen-janssen.nl/kenniscentrum/nieuws/betekenen-aan-een-briefadres;
https://www.groot-evers.nl/artikel-betekening-exploot-aan-briefadres-adres-onderzoek/;
https://www.ram-vismans.nl/actueel/nieuws/175-een-exploot-betekenen-op-een-briefadres-rechtsgeldig.html;
https://www.agin.nl/nieuws/betekening-aan-briefadres/.
In dit kader wordt ook verwezen naar Tuchtrecht.nl – ECLI:NL:TGDKG:2017:72 en Tuchtrecht.nl – ECLI:NL:TGDKG:2017:33.
3.14.
Strikt genomen kan in plaats van de werkelijke woonplaats een andere woonplaats alleen worden gekozen als de wet daartoe verplicht, dan wel de keuze bij overeenkomst (voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of -betrekkingen) is geschied. Bij een in het BRP vermeld briefadres kan niet worden vastgesteld of hiervan sprake is. Het kiezen van een briefadres is niet altijd verplicht. Deze verplichting geldt alleen voor personen zonder woonadres. In het geval van verblijf in bepaalde instellingen of van veiligheidsredenen bestaat slechts de bevoegdheid een briefadres te kiezen. Voor de deurwaarder en rechter is niet te achterhalen om welke reden er een briefadres is gekozen. Nu de wettelijke verplichting niet kan worden vastgesteld, zou dit betekenen dat een briefadres niet als gekozen woonplaats kan worden aangemerkt en een openbare betekening met een publicatie in de Staatscourant moet volgen.
Dit wringt naar het oordeel van de kantonrechter met het doel van de betekening, betrokkene zo goed als mogelijk op de hoogte proberen te brengen van de inhoud van een exploot. Bij een openbare betekening, hoewel in een dergelijk geval dan volgens de regels van de wet, wordt dit doel niet bereikt. Dit terwijl betrokkene wel een adres heeft opgegeven waar voor hem of haar bestemde geschriften in ontvangst kunnen worden genomen. Dit betreft niet alleen geschriften van overheidsorganen, maar ook geschriften van derden nu de basisregistratie mede tot doel heeft derden (zoals een deurwaarder) te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens in bij of krachten de Wbrp aangewezen gevallen.
Hieraan zonder meer voorbij gaan, omdat hiervoor geen wettelijke basis lijkt te zijn in de betekeningsvoorschriften, lijkt strijdig met dit doel.
De kantonrechter ziet in de wettelijke regeling echter geen (andere) grond waarop de eis gebaseerd kan worden dat aan een briefadres betekend moet worden. Ook ziet zij geen (wettelijke) basis voor het stellen van het vereiste dat een afschrift van het exploot aan betrokkene aan het briefadres verzonden moet worden. Hetzelfde geldt voor het geval men (alleen) over andere relevante gegevens van betrokkene beschikt, zoals bijvoorbeeld een e-mailadres of een ander bijvoorbeeld bij het aangaan van de overeenkomst opgegeven adres, waarop betrokkene eventueel bereikt kan worden. Hoewel een wettelijke grond ontbreekt zou het informeren van betrokkene via betreffende alternatieve wegen wel veel meer kunnen bijdragen aan het op de hoogte brengen van betrokkene van de inhoud van het exploot dan door alleen een betekening aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie en publicatie in de Staatscourant.
De kantonrechter hecht er nog aan op te merken dat een briefadres niet is gelijk te stellen aan een postadres. Een postadres kan bijvoorbeeld ook een postbus zijn, maar dat is bij een briefadres niet mogelijk.
3.15.
Daarnaast speelt de vraag of als een briefadres heeft te gelden als een gekozen woonplaats dit ook gevolgen heeft voor de bevoegdheid van de rechter. Op grond van artikel 99 is namelijk de rechter van de woonplaats bevoegd van het geschil kennis te nemen. Dit impliceert ook de gekozen woonplaats. Dat betrokkene ook verblijft op het briefadres dan wel in de buurt daarvan, ligt echter niet (altijd) voor de hand. Als het briefadres geen bevoegdheid zou creëren, en dus een bekende woon- of verblijfplaats ontbreekt, wordt de rechter van de woonplaats van eiser als bevoegde rechter aangewezen (artikel 109 Rv).
3.16.
De kantonrechter zou gelet op al het bovenstaande graag de onder 3.5 genoemde vragen aan de Hoge Raad voorleggen. De griffier wordt dan ook opgedragen een afschrift van het onderhavige vonnis aan de Hoge Raad toe te zenden.
3.17.
De onderhavige zaak is in behandeling bij mr. [naam] van GGN Mastering Credit N.V., Postbus 19212, 3001 BE Rotterdam, onder dossiernummer [nummer dossier] , telefoon 088 - 3314396, fax 088 - 3317450, E-mail: info@ggn.nl.
3.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden totdat een afschrift van de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen
stelt bij wijze van prejudiciële vragen de volgende vragen aan de Hoge Raad:
Geldt een door een persoon in de BPR opgegeven briefadres als gekozen woonplaats als bedoeld in artikel 1:15 BW?
Zo ja, dienen exploten op grond van artikel 46 Rv betekend te worden op dit adres?
Zo ja, maakt deze gekozen woonplaats ook (uitsluitend) de rechter van deze woonplaats bevoegd om kennis van het geschil te nemen zoals bedoeld in artikel 99 Rv?
Zo niet, is een openbare betekening van het exploot als bedoeld in artikel 54 lid 2
Rv voldoende of moeten en/of kunnen er bij een bekend briefadres en/of andere bekende gegevens (zoals bijvoorbeeld een e-mailadres) nadere eisen worden gesteld?
draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis aan de Hoge Raad te zenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
680