ECLI:NL:HR:2015:3323

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
14/05353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsperikelen van woonadres, briefadres en postadres in het strafrecht

In deze zaak gaat het om de betekenis van woonadres, briefadres en postadres in het kader van de betekening van gerechtelijke mededelingen. De Hoge Raad behandelt een cassatieberoep van een verdachte tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat oordeelde dat de appeldagvaarding rechtsgeldig was betekend. De advocaat van de verdachte, mr. B.P. de Boer, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad onderzoekt of een briefadres, zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen, kan worden aangemerkt als het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, waaraan gerechtelijke mededelingen kunnen worden betekend. De Hoge Raad stelt vast dat een briefadres moet worden onderscheiden van een (post)adres, dat enkel dient voor het toezenden van mededelingen over de strafzaak. De Hoge Raad concludeert dat de appeldagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat deze enkel naar het briefadres is verzonden, zonder dat voldaan is aan de eisen van artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering.

Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening in het strafrecht en de noodzaak om de verschillende adressen goed te onderscheiden.

Uitspraak

17 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/05353
MD/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 juli 2014, nummer 23/005131-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend.
2.2.
Een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep - houdt in dat die dagvaarding is verzonden "op grond van artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering" aan het adres [a-straat] te Amsterdam. Aan de akte van uitreiking is een ID-Staat SKDB gehecht, inhoudende dat de verdachte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (= GBA) - thans basisregistratie personen (= BRP) - van de gemeente Amsterdam is ingeschreven op het briefadres [a-straat] .
2.3.1.
Het middel stelt de vraag aan de orde of een zogenoemd "briefadres" voor de toepassing van de betekeningsvoorschriften van art. 588 Sv moet worden aangemerkt als "adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen" (art. 588, eerste lid onder b sub 1°, Sv).
2.3.2.
Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende bepalingen van de Wet basisregistratie personen van belang:
- art. 1.1:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
j. de aangifte van verblijf en adres: de aangifte, bedoeld in artikel 2.38;
(...)
l. de aangifte van adreswijziging: de aangifte, bedoeld in artikel 2.39;
(...)
o. het woonadres:
1° het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
2° het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
p. het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;
q. het adres: het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres;
r. de briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42, die een briefadres ter beschikking stelt;
(...)"
- art. 2.38, eerste lid:
"Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, meldt zich uiterlijk op de vijfde dag na de aanvang van zijn verblijf in persoon bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres en meldt hij zich binnen de gestelde termijn bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen."
- art. 2.39:
"1. De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
(...)
3. Indien een ingezetene geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing."
- art. 2.40, eerste lid:
"Degene die zijn woonadres heeft in een instelling die is aangewezen op grond van het derde of het vierde lid kan, in afwijking van de artikelen 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen."
- art. 2.41, eerste lid:
"Voor zover het opnemen van een woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is, kan de betrokkene in afwijking van artikel 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen."
- art. 2.42:
"Als briefadresgever kan worden gekozen:
a. een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven;
b. een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden."
- art. 2.45:
"1. Degene die aangifte heeft gedaan als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en artikel 2.43, geeft op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de inlichtingen ter zake van zijn aangifte die van belang zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Deze verplichting is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het overleggen van geschriften. De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.
2. In de aangifte van een briefadres worden de redenen voor de aangifte van een briefadres medegedeeld. Bij de aangifte wordt een schriftelijke verklaring van instemming gevoegd van de briefadresgever.
3. De briefadresgever draagt zorg dat voor de houder van het briefadres bestemde geschriften of inlichtingen daarover, aan hem worden doorgegeven of medegedeeld.
4. De briefadresgever verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desgevraagd in persoon, ter zake van dat briefadres de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.
(...)"
2.3.3.
Gelet op dit samenstel van bepalingen moet voor de toepassing van art. 588 Sv - bij gebreke van een "woonadres" - een "briefadres" als bedoeld in voormeld art. 1.1 worden aangemerkt als "het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen" waaraan gerechtelijke mededelingen kunnen worden betekend (art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 1°, Sv). Opmerking verdient dat een briefadres in voormelde zin moet worden onderscheiden van een (post)adres als bedoeld in art. 588a Sv: het door of namens de verdachte opgegeven adres waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Dat (post)adres is niet het in art. 588 Sv bedoelde adres waaraan gerechtelijke mededelingen kunnen worden uitgereikt, maar het adres waaraan in de in art. 588a Sv vermelde gevallen een afschrift moet worden toegezonden van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de (nadere) terechtzitting te verschijnen.
2.4.
Onjuist is derhalve 's Hofs in de bestreden, bij verstek gewezen, uitspraak besloten liggende oordeel dat de verdachte door de enkele toezending van de appeldagvaarding aan voormeld briefadres rechtsgeldig - dus op de wijze als voorzien in art. 588 Sv - is gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding nietig verklaren.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 november 2015.