Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1. De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 7 oktober 2015
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2 De procedure in de vrijwaring
3.De feiten in de hoofdzaak
4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak
5.De beoordeling in de hoofdzaak
en haar partner, [B]. [eiser in de hoofdzaak] stelt dat [A] ook een kopie paspoort en een loonstrook van [B] heeft ontvangen bij het sluiten van de huurovereenkomst. Die stukken heeft [eiser in de hoofdzaak] bij repliek in het geding gebracht. [eiser in de hoofdzaak] stelt dat het e-mailadres van de huurder dat in de huurovereenkomst is vermeld, afkomstig is van [B] . [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] is op de betreffende bepaling in de huurovereenkomst, waarin [B] - en dus niet [gedaagde in de vrijwaring] - als haar partner wordt genoemd, en op de bij repliek overgelegde stukken op naam van [B] , in het geheel niet ingegaan. Zij heeft niet gesteld dat zij [B] niet kent. Dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] – naar zij stelt – het gehuurde nooit zelf heeft bewoond, is in de gegeven omstandigheden een onvoldoende weerlegging van de stelling dat zij partij is bij de huurovereenkomst. Hetzelfde geldt voor het door haar gestelde feit dat niet zij, maar [gedaagde in de vrijwaring] steeds de huurbetalingen aan [A] heeft verricht. Haar (voormalige) partner [gedaagde in de vrijwaring] kan die betalingen immers mede namens haar hebben gedaan.
6.De vordering in vrijwaring
7.De beslissing
woensdag 4 mei 2016te 9.30 uur, waar [eiser in de hoofdzaak] bij akte stukken in het geding kan brengen als bedoeld in rechtsoverweging 5.12.;