Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de rolbeslissing van 15 februari 2017 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlaten zijdens [eiser] , met producties.
2.De beoordeling
kan, uit privacy overwegingen, een briefadres worden gekozen indien de betrokkene verblijft in één van de in artikel 2.40 lid 3 en 4 Wet BRP genoemde instellingen of indien het opnemen van een woonadres naar het oordeel van burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 Wet BRP). In die gevallen kunnen de op het briefadres ontvangen stukken, naar de rechtbank aanneemt, eenvoudig worden doorgezonden naar het bij de gemeente bekende, werkelijke adres van de betrokkene. Ook die mogelijkheden strekken er daarom expliciet toe de betrokkene bereikbaar te maken zonder aan zijn overige belangen afbreuk te doen. Logisch gevolg van het voorgaande is dat een betrokkene die gebruik maakt van deze mogelijkheid tot briefadreskeuze, ook mag verwachten dat hij daadwerkelijk op dat adres wordt aangeschreven door de instanties die met dat doel toegang hebben tot de BRP, waaronder de deurwaarder. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat een redelijke en op de praktijk toegespitste wetsuitleg met zich brengt dat het kiezen van een briefadres beschouwd moet worden als een woonplaatskeuze in de zin van artikel 1:15 BW, ook in die gevallen dat de Wet BRP de betrokkene daartoe niet expliciet verplicht. Dit leidt ertoe dat betekening van exploten plaats kan, en dus ook moet, vinden op een van de wijzen voorgeschreven in de artikelen 46 en 47 Rv. Openbare betekening is, nu sprake is van een bekende (gekozen) woonplaats, dan niet mogelijk, hetgeen in overeenstemming is met hiervoor 2.2 onder omschreven doel van de betekeningsvoorschriften. De kans dat de beoogde ontvanger via zijn briefadres kennis neemt van het betekende exploot moet immers vele malen groter worden geacht dan bij openbare betekening. Daarbij kan nog worden overwogen dat deze wetsuitleg ook in het belang van de dagvaardende partij kan worden geacht, nu deze daardoor in principe kan volstaan met dagvaarding tegen de gewone termijn van een week (artikel 115 lid 3 Rv).