ECLI:NL:RBROT:2017:8965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
10/710362-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen via webcam en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee 14-jarige meisjes via webcamseks en het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en kreeg als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante behandeling opgelegd. Tevens werd een beroepsverbod opgelegd voor het werken met minderjarigen gedurende de proeftijd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [minderjarige 1] door haar te verzoeken seksuele handelingen voor de webcam uit te voeren. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot 18 juli 2016 in totaal 44 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder ontuchtige handelingen met [minderjarige 2] en pogingen tot ontucht met andere minderjarigen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en nam daarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn psychologische rapportages.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/710362-16 en 10/712119-16
Datum uitspraak: 15 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/710362-16 onder feit 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/712119-16 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een ambulante zedendaderbehandeling zal volgen, geen contact zal hebben met de slachtoffers die worden genoemd in de tenlasteleggingen, dadelijk uitvoerbaar verklaring van de bijzondere voorwaarden en als bijkomende straf ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van een beroep waarin werkzaamheden met minderjarigen worden verricht gedurende de proeftijd;
  • onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 3 oktober 2017.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 710362-16)

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het feit ten aanzien van [minderjarige 3] wegens schending van artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Aan de verdachte is artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste gelegd. Hem wordt verweten dat hij heeft gepoogd via chatgesprekken de destijds 16-jarige [minderjarige 3] te bewegen ontuchtige handelingen te verrichten voor de webcam. Op artikel 248a Sr is de hoorverplichting, opgenomen in artikel 167a Sv, van toepassing, inhoudende dat het openbaar ministerie rekening had moeten houden met de wens van [minderjarige 3] om al dan niet tot vervolging van de verdachte over te gaan. Nu dat achterwege is gebleven en ook een aangifte van [minderjarige 3] is uitgebleven waaruit een wens tot vervolging had kunnen blijken, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2.
Beoordeling
Ingevolge artikel 167a Sv heeft het openbaar ministerie een inspanningsverplichting om in geval van zedendelicten het minderjarige slachtoffer van twaalf jaar en ouder in de gelegenheid te stellen om haar mening te geven over het gepleegde strafbare feit. Schending van deze inspanningsverplichting is echter niet met niet-ontvankelijkheid bedreigd.
Het komt erop aan of de minderjarige door het verzuim te worden gehoord dan wel door het instellen van de vervolging zo ernstig in haar belang is geschaad dat dat, afgewogen tegen andere met de vervolging gemoeide belangen, dient te leiden tot het oordeel dat vervolging achterwege had moeten blijven. [1]
Dat hiervan sprake is ten aanzien van [minderjarige 3], is gesteld noch gebleken.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 10/710362-16)
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode meerdere keren chatgesprekken met de minderjarige [minderjarige 1] gevoerd, waarin hij haar heeft gevraagd filmpjes te sturen van zichzelf waarin zij seksuele handelingen met zichzelf verricht, onder meer door zichzelf te vingeren.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat ontuchtige handelingen zijn gepleegd die mede bestonden uit seksueel binnendringen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat er ontuchtige handelingen zijn gepleegd voor een “ingeschakelde webcam”. Hierdoor blijkt niet of tussen de verdachte en de minderjarige enige voor het plegen van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden. Daarom kan ontucht op afstand niet worden bewezen.
5.1.3.
Beoordeling
Op grond van het dossier en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kunnen de navolgende feiten, voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangemerkt.
Op 16 juni 2016 heeft er een what’s app gesprek plaatsgevonden tussen de verdachte en de 14-jarige [minderjarige 1]. Dit gesprek was seksueel getint. Er is onder meer gezegd:
Verdachte: [J] hier
[minderjarige 1]: hij verstuurt
[minderjarige 1]: T is niet t beste filmpje ooit maar ja t is iets
Verdachte: ik ga me rukken op dit filmpje
Verdachte: kan je nog 1 maken
Verdachte: dat je hetzelfde doet, maar dan langzaam je rokje en je shirtje uit en dan lekker met je hand in je string?
[minderjarige 1]: oke
Verdachte: je maakt me gvd hard
Verdachte: ik ben weer klaargekomen
Verdachte: kan je nog zo sexy striptease filmpje maken maar dan in kort broekje en bikinitopje.. en dat je dan ook je kontje showt.. Echt met je rug naar je foon.. en beetje bukken
[minderjarige 1]: morgen
Verdachte: ik ruk me weer
Verdachte: stuur me nog eens een lekker fotootje van je body
[minderjarige 1] heeft verklaard dat zij geregeld filmpjes van zichzelf heeft gemaakt terwijl zij seksuele handelingen met zichzelf verrichtte en deze filmpjes naar mannen heeft gestuurd die daarom vroegen. [minderjarige 1] heeft gedurende het what’s app gesprek met de verdachte in ieder geval twee filmpjes, die zij van zichzelf had gemaakt, via what’s app naar de verdachte gestuurd. De politie heeft geconstateerd dat de door [minderjarige 1] gestuurde films aan de verdachte kinderpornografisch van aard zijn en dat te zien is dat [minderjarige 1] een striptease act opvoert en haar borsten en geslachtsdelen betast.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte en [minderjarige 1] in de ten laste gelegde periode naast het what’s app gesprek van 16 juni 2016 nog een of meer andere seksueel getint(e) gesprek(ken) met elkaar hebben gevoerd. Evenmin kan worden vastgesteld wat zij daarin precies tegen elkaar gezegd hebben of welke seksuele handelingen toen zijn verricht. De rechtbank zal haar beoordeling daarom toespitsen op hetgeen tussen de verdachte en [minderjarige 1] is voorgevallen op 16 juni 2016.
Op basis van het dossier kan voorts niet worden vastgesteld dat [minderjarige 1] tijdens het what’s app gesprek op 16 juni 2016 met de verdachte seksuele handelingen bij zichzelf heeft verricht, die kunnen worden gekwalificeerd als seksueel “binnendringen” van haar lichaam. Dit onderdeel van de tenlastelegging is ook niet wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte zal van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair wordt de verdachte verweten -kort gezegd- dat hij met [minderjarige 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het “voor een door haar/hen ingeschakelde webcam” (en aldus geheel of gedeeltelijk zichtbaar voor de verdachte) zich uitkleden en/of tonen en/of aanraken van haar borsten en/of vagina.
De verdachte en [minderjarige 1] hebben een gesprek gevoerd via het chatprogramma what’s app. De verdachte heeft aan [minderjarige 1] gevraagd om een filmpje te sturen waarin zij ontuchtige handelingen met zichzelf verricht. [minderjarige 1] heeft vervolgens op enig moment voor een door haar ingeschakelde camera, al dan niet ingebouwd in een computer, telefoon of ander medium, gestaan en een filmpje van zichzelf gemaakt waarop te zien is dat zij ontuchtige handelingen met zichzelf verricht. Deze camera is aan te merken als een webcam. Zij heeft het filmpje naar de verdachte gestuurd. Aldus is sprake van een voor het plegen van ontucht relevante interactie [2] tussen de verdachte en [minderjarige 1] waarbij [minderjarige 1] voor de webcam heeft gestaan.
Het verweer wordt verworpen.
5.1.4.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 10/710362-16)
5.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen op de USB stick en de Acer computer van de verdachte is aangevoerd dat een deel van die afbeeldingen niet toegankelijk (accessible) was voor de verdachte, omdat de afbeeldingen in de deleted files danwel de temporary internet files zijn aangetroffen. Niet duidelijk is in welke map de in de tenlastelegging beschreven afbeeldingen zijn aangetroffen en dus of deze afbeeldingen wel toegankelijk waren. Afbeeldingen die zijn aangetroffen in de niet toegankelijke mappen, leveren geen “bezit” van die afbeeldingen op.
De verdediging acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en heeft vrijspraak bepleit.
5.2.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal en de bijlagen blijkt dat er op de telefoon, de computer en een USB stick die bij de verdachte zijn aangetroffen 44 foto’s en films, bevattende kinderpornografisch materiaal zijn aangetroffen. Vier van de 44 bestanden zijn aangetroffen op de computer en de USB stick op een plek die zonder daarvoor bestemde software niet meer eenvoudig door de gebruiker te benaderen is (map deleted files). De overige bestanden zijn aangetroffen op een voor de verdachte toegankelijke plek (map accessible files en map temporary internet files).
De verdachte heeft bekend dat de computer en USB stick van hem zijn. Hij heeft verklaard dat hij de USB stick in 2013 heeft gekocht. Gesteld noch gebleken is dat anderen dan de verdachte gebruik hebben gemaakt van zijn computer of USB stick.
De vier afbeeldingen die op 18 juli 2016, toen de computer en de USB stick in beslag zijn genomen, in de deleted files zijn aangetroffen, waren op dat moment niet in het bezit -als bedoeld in artikel 240b Sr- van de verdachte, omdat deze voor hem niet meer toegankelijk waren. Maar, zoals hiervoor is overwogen, is het de verdachte geweest die deze afbeeldingen op zijn computer en USB stick heeft gezet. De verdachte moet deze afbeeldingen dus op enig moment in de ten laste gelegde periode in zijn bezit hebben gehad.
Gezien het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 juli 2016 44 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. Het verweer wordt verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 10/710362-16)
5.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigd kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
5.3.2.
Beoordeling
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij met de destijds 14-jarige [minderjarige 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaand uit het strelen van haar borsten, buik en rug.
De aangeefster [minderjarige 2] heeft verklaard dat de verdachte haar voormalige wiskundeleraar was en dat hij geregeld seksueel getinte gesprekken met haar begon via Facebook. Zij wilde dat de gesprekken zouden stoppen en om dat tegen hem te zeggen, heeft zij een ontmoeting met de verdachte geregeld omstreeks 9 maart 2016. De verdachte heeft haar tijdens de ontmoeting meegenomen naar zijn berging en daar begon de verdachte aan haar te zitten, wat zij niet wilde. Hij wreef onder haar shirt over haar rug en over haar shirt over haar buik en borsten.
De verdachte heeft de verklaring van [minderjarige 2] weersproken. Hij heeft verklaard dat hij en [minderjarige 2], die dichtbij hem woonde, elkaar buiten waren tegengekomen en wilden voetballen. Toen zij samen naar zijn berging waren gegaan om de voetbal op te pompen, heeft [minderjarige 2] geprobeerd hem te zoenen. Hij is daar niet op ingegaan, aldus de verdachte.
Volgens art. 342, tweede lid, Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de getuigenverklaring op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
In het onderhavige geval is er weinig steunbewijs voor de verklaring van [minderjarige 2]. Steunbewijs kan slechts worden gevonden in de verklaring van de verdachte, namelijk dat hij samen met [minderjarige 2] in zijn berging is geweest en dat daar in ieder geval een intiem moment tussen hen is voorgevallen. Buiten deze overeenkomstige onderdelen, staan de verklaringen van [minderjarige 2] en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar. Daarom moet, om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te kunnen komen, de verklaring van [minderjarige 2] voldoende aannemelijk zijn en er geen reden zijn om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring.
In het dossier bevinden zich screenshots van een skypegesprek tussen “[naam X]” en “[naam verdachte]” van 10 maart 2014. De verdachte is “[naam verdachte]”. [minderjarige 2] heeft weersproken dat zij onder “[naam X]” het skypegesprek met de verdachte heeft gevoerd. Zij heeft verklaard dat de verdachte mogelijk onder haar naam kan hebben ingelogd en het gesprek kan hebben geënsceneerd. Het dossier bevat echter geen concrete aanknopingspunten voor de juistheid van deze stelling. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat [minderjarige 2] dit gesprek wel heeft gevoerd.
In het skypegesprek is onder meer het volgende gezegd:
[naam verdachte]: “[naam X], ik vond het vanmiddag echt echt super super fijn”
[naam X]: “ik ook”
[naam verdachte]: “ik schrok echt heel erg van je hoe je keek nadat we gezoend hadden”
[naam X]: “ik wist het gewoon ff niet meer”
[naam verdachte]: “je wilde mij zoenen vanuit jezelf en ik kreeg het gevoel alsof ik je afwees, dat vond ik echt kut”
[naam X]: “nee dat d8 ik niet, ik wou ’t doen maar toen bed8 ik me”
[naam verdachte]: “nou je zoende me net vlak naast mijn mond
[naam verdachte]: “en toen dacht ik nee, niet doen..en toen dacht ik kut..nee [naam X] heeft nu het gevoel dat ik haar niet leuk vindt”
[naam verdachte]: “je zoent heel fijn”
De inhoud van dit skypegesprek schetst een ander beeld van hetgeen volgens [minderjarige 2] zou hebben plaatsgevonden.
Op grond van het vorenstaande bestaat er bij de rechtbank twijfel over wat er nu precies tussen de verdachte en [minderjarige 2] is voorgevallen. Dat betekent niet dat hetgeen [minderjarige 2] daarover heeft verklaard niet juist kan zijn, maar wel dat voor de rechtbank onvoldoende vast staat dat het juist is. Op basis van het skypegesprek kan de conclusie worden getrokken dat er sprake is geweest van een intiem moment in de berging van de verdachte waarbij de verdachte en [minderjarige 2] met elkaar hebben gezoend, hetgeen een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 247 Sr door de verdachte zou kunnen opleveren, maar dat is niet tenlastegelegd en wordt ook door [minderjarige 2] ontkend.
Dat de verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij [minderjarige 2] heeft verricht, acht de rechtbank gezien het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.4.
Ten aanzien van feit 4 (parketnummer 10/710362-16)
5.4.1.
Standpunt officier van justitie
Betoogd wordt dat dit onderdeel van de tenlastelegging kan worden bewezen verklaard, gelet op de verklaringen die door de diverse meisjes zijn afgelegd en de bevindingen met betrekking tot de andere ten laste gelegde feiten. Er was sprake van eenzelfde modus operandi waarbij de verdachte via social media probeerde om meisjes te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen voor een webcam. Gelet daarop en op de seksuele aard van de berichten die de verdachte heeft verstuurd, dient te worden bewezen dat hij heeft geprobeerd hen te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
5.4.2.
Beoordeling
Voor zover hier van belang is ten laste gelegd dat de verdachte heeft geprobeerd, als strafbare poging, om [minderjarige 4], [minderjarige 5] en [minderjarige 3] te bewegen tot het plegen dan wel tot het van hem dulden van ontuchtige handelingen. Hij zou dit hebben gedaan door seksueel getinte chatgesprekken te voeren.
Een poging is een streven zonder te slagen. Een strafbare poging is een begin van uitvoering geven zowel aan het voornemen om het strafbare feit te plegen als aan het feit zelf. In deze zaak is het feit het, met in de wet genoemde middelen, bewegen van minderjarigen tot het plegen van ontuchtige handelen. Dat zijn seksuele handelingen. Zoals uit de bewijsmotivering van het feit onder 1 al blijkt, zijn ontuchtige handelingen niet alleen handelingen die de ene persoon bij de andere verricht, maar ook handelingen die de andere persoon bij zichzelf verricht, als daarbij sprake is van een relevante interactie met die ene persoon, meestal via social media.
Gelet op de tenlastelegging gaat het om het bewegen tot dan wel dulden van “aanraken van haar lichaam, zoenen, inzepen van het lichaam, met elkaar slapen en/of het met elkaar hebben van seks”. Op tekstniveau valt niet uit te sluiten dat het gaat om gedragingen die de meisjes met elkaar zouden moeten hebben. Gelet op de context van de tenlastelegging en tegen de achtergrond van de verschillen in tijd en plaats van de gebeurtenissen waarover de meisjes in het dossier verklaringen hebben afgelegd, zal het naar de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging echter gaan om ontuchtige handelingen die de meisjes met de verdachte zouden moeten hebben. Daarbij is naar alle waarschijnlijkheid bedoeld dat het voornemen van de verdachte heeft gezien op handelingen in een direct contact tussen de meisjes en de verdachte zelf. Bij de huidige stand van de techniek kan de rechtbank zich in elk geval niet voorstellen hoe zoenen, met elkaar slapen en het hebben van seks, waarmee kennelijk gemeenschap is bedoeld, interactief zouden kunnen plaatsvinden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een begin van uitvoering van het voornemen van de verdachte én van het feit om ontuchtige handelingen te plegen als ten laste gelegd, niet bewezen op grond van de enkele constatering dat hij contact heeft gehad met een meisje over intieme of seksuele onderwerpen. Uit het uitwisselen van seksueel getinte berichten kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte uitvoering heeft gegeven aan het voornemen om een meisje te ontmoeten, laat staan daarmee in een direct contact ontuchtige handelingen te plegen. Van een eenduidige modus operandi zoals door de officier van justitie is gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest.
Dat brengt mee, dat de rechtbank steeds in het bijzonder dient te beoordelen of de verdachte heeft geprobeerd een van de in de tenlastelegging genoemde meisjes te bewegen tot het plegen of ondergaan van ontuchtige handelingen op de wijze als in de tenlastelegging is omschreven.
[minderjarige 4] heeft verklaard dat zij seksueel getinte berichten heeft ontvangen van de verdachte. Zij heeft een afschrift overgelegd van een aantal van die berichten. Deze zijn verstuurd via een account met de naam "[accountnaam]". De verdachte heeft ontkend dat hij die berichten heeft gestuurd. De rechtbank acht ook niet bewezen dat de verdachte die berichten heeft gestuurd. Uit [minderjarige 4]’s verklaring blijkt immers niet hoe zij weet dat de verdachte die berichten heeft gestuurd, in de computer en op de telefoon van de verdachte zijn geen sporen aangetroffen van communicatie met [minderjarige 4] en er is geen bewijs dat de verdachte het account “[accountnaam]” heeft gebruikt.
[minderjarige 5] heeft verklaard dat de verdachte “rare” berichten stuurde, inhoudende dat zij knap was en of zij bikinifoto’s wilde sturen. Wat precies in die of andere berichten heeft gestaan is onduidelijk gebleven. De berichten zelf zijn niet meer beschikbaar en [minderjarige 5] is daar ook verder niet naar gevraagd. Daarmee valt niet te bewijzen dat de verdachte [minderjarige 5] heeft geprobeerd te bewegen tot een van de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen.
Er zijn wel uitgebreide chatsessies via Facebook messenger met [minderjarige 3] beschikbaar. Uit deze gesprekken blijkt echter niet dat de verdachte probeert een fysieke ontmoeting met haar te organiseren. Verder staat nergens een uitdrukkelijk verzoek aan [minderjarige 3] om met haar te zoenen, haar lichaam aan te raken, met haar te slapen, haar in te zepen of seks met haar te hebben. Dit moet tussen de regels door worden gelezen. Maar gelet op hetgeen eerder is opgemerkt over de modus operandi van de verdachte en gelet op de ontkenning van de verdachte, komt de rechtbank, alles afwegende, tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat hij uitvoering heeft gegeven aan zijn voornemen en aan het feit om [minderjarige 3] te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
5.4.3.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem onder 4 ten laste gelegde feiten.
5.5.
Ten aanzien van het primaire feit (parketnummer 10/712119-16)
Primair is ten laste gelegd het via de webcam plegen van ontuchtige handelingen met de destijds 14-jarige [minderjarige 6], welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De verdachte heeft dit feit bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde (parketnummer 10/710263-16) heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde (parketnummer 10/712119-16) heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/710263-16:
1. subsidiair
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016op 16 juni 2016te [plaats], gemeente [gemeente], en/of [plaats], gemeente [gemeente],
in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) (door middel van
eenchat-/internetgesprek
ken)met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [minderjarige 1] (geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het voor een door haar
/heningeschakelde webcam (en aldus geheel of gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) zich uitkleden en
/oftonen en
/ofaanraken van haar borsten en
/ofvagina;
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 18
augustusjuli2016 te [plaats], gemeente [gemeente],
in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)een aantal afbeeldingen (te weten 23 foto's en
/of21 film
(s
)) -
en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één
of meer computer(s) en/of usb-geheugenstick(s) -heeft
verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/ofin bezit gehad
en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding
(en
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen
- zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het anaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon (met de penis en/of mond/tong)) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (o.a. bestandsnaam X)
en
/of
het betasten en/of aanraken (met de vinger/hand) van de geslachtsdelen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken (met (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong) van de geslachtsdelen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (o.a. bestandsnaam X)
en
/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
,
(o.a. bestandsnaam X)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Parketnummer 10/712119-16:
Primair.
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot
22 september24 juli2013 te
[plaats],Curaçao
, in elk geval op Curaçaoen/of te [plaats],
in elk geval in Nederland,meermalen,
althans eenmaal, (telkens) (door middel van chat-/internetgesprekken
)met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [minderjarige 6] (geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het voor een door haar
/heningeschakelde webcam (en aldus geheel of
gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) zich uitkleden en
/oftonen en
/ofaanraken van haar borsten en
/ofvagina en
/ofbrengen
/duwenvan haar vinger
(s
)in haar vagina.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/710362-16

1.subsidiairmet iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen

plegen;

2.een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;

Parketnummer 10/712119-16
primairmet iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft met twee meisjes van 14 jaar webcamseks gehad. Hij heeft de ene minderjarige meerdere keren in een chatgesprek gevraagd via de webcam haar borsten aan hem te laten zien en zich zelf te vingeren. De andere minderjarige heeft hij in een chatgesprek gevraagd filmpjes van zichzelf naar hem te sturen, waarin zij een striptease act opvoert en haar borsten en vagina betast. In de gesprekken met de twee minderjarigen heeft de verdachte grof seksueel taalgebruik gebezigd.
Uit het dossier komt naar voren dat deze twee feiten niet op zich staan. De verdachte heeft gedurende drie jaren meer minderjarige meisjes van 14 tot 16 jaar via digitale chatprogramma’s zoals what’s app, skype en facebook messenger benaderd en seksueel getinte gesprekken met hen gevoerd, terwijl hij een lange tijd als wiskundeleraar heeft gewerkt op diverse middelbare scholen en juist vanuit die hoedanigheid zou moeten weten hoe onzeker, kwetsbaar en beïnvloedbaar meisjes van die leeftijd kunnen zijn.
De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf in chatgesprekken jonger voordeed voor de meisjes, zodat de kans groter was dat ze met hem in gesprek zouden blijven. De verdachte won eerst het vertrouwen van de minderjarige door interesse in haar dagelijkse bestaan te tonen en haar complimenten te geven. De gesprekken werden daarna seksueel getint en bleven dat ook. In ten minste twee gevallen heeft de verdachte zich de nodige moeite betracht om te voorkomen dat hij zou worden aangewezen als de persoon die de seksueel getinte chatgesprekken met de desbetreffende minderjarige had gevoerd.
De rechtbank neemt de verdachte dit berekenende gedrag zeer kwalijk.
De verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de twee destijds 14-jarige slachtoffers. Hij heeft hun lichamelijke integriteit aangetast en hen leed aangedaan. De verdachte, die zichzelf tijdens de webcamseks meerdere malen seksueel bevredigde, heeft uitsluitend ten behoeve van zijn eigen seksuele gerief gehandeld. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten aan minderjarigen die nog in een seksuele ontwikkelingsfase verkeren, schade kunnen toebrengen.
De verdachte heeft voorts 44 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad.
Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het behoeft geen betoog dat dit misbruik kan leiden tot grote psychische, emotionele en lichamelijke schade bij de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun ontwikkeling.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die zonder meer een gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij het bepalen van de duur en modaliteit daarvan is naast de ernst van de feiten rekening gehouden met het hierna vermelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Psycholoog [psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
4 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een parafilie NAO, in de vorm van hebefilie (zich seksueel aangetrokken voelen tot meisjes in de puberteit). Deze hebefilie lijkt vooral samen te hangen met zijn afhankelijke persoonlijkheidsproblematiek en daarmee samenhangend enerzijds zijn tekortschietende probleemoplossende copingvaardigheden, anderzijds het onvermogen om intieme relaties aan te gaan en te onderhouden. De verdachte lijdt onder de door hem ervaren emotionele eenzaamheid, die hij vanwege de ontbrekende copingvaardigheden niet adequaat kan ‘oplossen’. Enerzijds is er sprake van een emotionele onrijpheid en afhankelijkheid van derden, overdekt door een pantser van perfectionisme, anderzijds is er sprake van hyperseksualiteit, beginnende rond zijn 12/13e jaar. Dit lijkt van invloed te zijn geweest op het ontwikkelen van zijn preoccupatie met seksuele gedachten, fantasieën en gedragingen, waarover hij weinig zelfcontrole heeft gehad. Gevoelens van indringende eenzaamheid naar aanleiding van problematische situaties en de anticipatieangst om in een seksuele relatie met volwassen vrouwen te falen, vertaalden zich in het verleggen van zijn grenzen naar minderjarige meisjes in de puberteit. Hij is zich er wel altijd bewust van geweest dat de contacten, waarin hij de meisjes via de chat seksueel benaderde, ontoelaatbaar zijn, maar hij lijkt onvoldoende inzicht te hebben gehad in het overwicht dat hij - gezien zijn leeftijd en beroep - op de meisjes had, noch in zijn egocentrische, instrumentele behoefte om de meisjes te gebruiken om zijn eigen problemen ‘op te lossen’. Omdat het hem ten laste gelegde voor een belangrijk deel door de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en de daarmee samenhangende gebrekkige copingvaardigheden en parafilie NAO is gestuurd, wordt geadviseerd om de verdachte in een verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 oktober 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht deelgenomen aan een intramuraal behandelprogramma gericht op het voorkomen van terugval in seksueel grensoverschrijdend (delict)gedrag, intramuraal verzorgd door de heer [naam] van Breburg GGZ uit Brabant. De verdachte stelt bereid te zijn tot medewerking aan elke andere eventueel noodzakelijk geachte vorm van behandeling teneinde de kans op herhaling te minimaliseren en komt in deze afdoende oprecht over. Het recidiverisico wordt laag tot gemiddeld geschat. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het volgen van een ambulante zedendaderbehandeling bij Breburg GGZ te Breda of een ambulante forensische polikliniek.
Reclassering Nederland heeft in het voortgangsverslag van 22 oktober 2017 gemeld dat de verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis d.d. 24 november 2016 zijn verbonden, onder meer meldplicht bij de reclassering en behandeling bij Breburg GGZ, inzet heeft getoond en verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft gedaan. De reclassering adviseert het verder volgen van zijn huidige behandeling bij Breburg GGZ en het voortzetten van het toezicht door de reclassering.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij de verdachte van een aantal feiten vrijspreekt. Verder zal, zoals geadviseerd door de reclassering, een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, als stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, met hieraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering vermeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de officier van justitie is verzocht, de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering achtte het recidiverisico in 2016 laag tot gemiddeld en uit het recente voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat de verdachte de door de reclassering geadviseerde ambulante behandeling volgt en dat dat goed verloopt. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarde om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Om dezelfde redenen zal de rechtbank ook geen contactverbod ten aanzien van de slachtoffers [minderjarige 1] en [minderjarige 6] opleggen.
Als bijkomende straf zal de rechtbank de verdachte ontzetten uit het recht tot het uitoefenen van een beroep waarin werkzaamheden met minderjarigen worden verricht gedurende de proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen goederen, vermeld op de beslaglijst van 3 oktober 2017, te weten een mobiele telefoon, Acer computer en USB stick te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de teruggave aan de verdachte te gelasten van de in beslag genomen goederen na verwijdering van de hierop aanwezige kinderpornografische afbeeldingen.
9.3.
Beoordeling
Op de in beslag genomen computer, telefoon en USB stick zijn totaal 44 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Dit zijn voorwerpen met behulp van welke het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan. Voorts is het ongecontroleerde bezit van de in beslag genomen goederen in de huidige staat in strijd met de wet en het algemeen belang. De in beslag genomen goederen zijn daarom vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De verdediging heeft het verzoek tot teruggave van de in beslag genomen goederen niet nader gemotiveerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het openbaar ministerie de in beslag genomen goederen te laten opschonen -wat tijd, geld en mankracht kost- en de teruggave hiervan aan de verdachte te gelasten.
De in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.

10.Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1 (10/710362-16)

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde in het geding gevoegd [minderjarige 1], wonende te [plaats]. Omdat [minderjarige 1] minderjarig is, heeft haar wettelijk vertegenwoordiger, haar vader de heer [vader minderjarige 1], de vordering namens [minderjarige 1] ingediend.
[minderjarige 1] vordert een vergoeding van € 1.101,-(vul bedrag in terzake van materiële schade) aan materiële schade, bestaande uit de reiskosten en parkeerkosten die haar ouders ten behoeve van het doen van de aangifte namens [minderjarige 1] hebben moeten maken en de daardoor door hen gederfde inkomsten.
Zij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
Materiële schade
De ouders van een minderjarig slachtoffer kunnen zich als wettelijk vertegenwoordigers voegen namens hun kind. Voor een schadevergoeding is echter alleen plaats als het gaat om schade, materieel dan wel immaterieel van aard, die door de minderjarige zelf rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. In het onderhavige geval ziet de vordering op schade die door de ouders van [minderjarige 1] zelf geleden materiële schade betreft. Dat komt in deze strafprocedure niet voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De advocaat van de benadeelde partij [minderjarige 1] heeft aangevoerd dat [minderjarige 1] een kwetsbaar meisje is. Zij is hoog sensitief, autistisch en is eind 2015 in een crisisopvang opgenomen geweest. Op dit moment gaat het nog steeds niet goed met [minderjarige 1]. Zij zal weer therapie moeten volgen. Volgens de advocaat is het lastig te beoordelen wat de redenen zijn waarom het niet goed gaat met [minderjarige 1] en zal uit onderzoeken moeten blijken welke invloed het voorval met de verdachte heeft gehad.
Omdat de benadeelde partij kennelijk een meisje is dat al emotionele problemen had voordat het bewezen verklaarde feit plaatsvond en thans nog niet duidelijk kan worden ingeschat welke schade bij haar is ontstaan door toedoen van de verdachte, zou behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten
Nu de benadeelde partij [minderjarige 1] niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 (parketnummer 10/710362-16)
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 3 tenlastegelegde in het geding gevoegd [minderjarige 2], wonende te [plaats]. Zij vordert een vergoeding van totaal
€ 26.956,38 aan materiele en immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 4 tenlastegelegde in het geding gevoegd [minderjarige 4], wonende te [plaats]. Zij vordert een vergoeding van totaal
€ 2.570,- aan materiele en immateriële schade.
Omdat de verdachte van de feiten 3 en 4 (parketnummer 10/710362-16) is vrijgesproken
en dus aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden, zullen beide benadeelde partijen niet- ontvankelijk in hun vordering worden verklaard.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36b, 36c, 57, 240b, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 4 (parketnummer 10/710362-16) ten aanzien van [minderjarige 3] ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3 en 4 (parketnummer 10/710362-16) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 (parketnummer 10/710362-16) en primair (parketnummer 10/712119-16) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zijn zedendaderbehandeling bij Breburg GGZ voortzetten en, indien de reclassering het noodzakelijk acht, de zedendaderbehandeling voortzetten danwel een nieuwe zedendaderbehandeling aanvangen bij een ambulante forensische polikliniek zoals Het Dok of De Waag of een soortgelijke instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte:
- ontzetting van het recht tot de uitoefening van een beroep waarin werkzaamheden met minderjarigen worden verricht gedurende de proeftijd;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen d.d. 3 oktober 2017, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
-de Kruidvat USB stick;
-de Acer laptop;
-de GSM zaktelefoon, merk HTC;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [minderjarige 1] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [minderjarige 1] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
verklaart de benadeelde partijen [minderjarige 2] en [minderjarige 4] niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [minderjarige 2] en [minderjarige 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/710362-16:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 te [plaats],
gemeente [gemeente], en/of [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(door middel van chat-/internetgesprekken)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [minderjarige 1] (geboren op [datum]), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het voor een door
haar/hen ingeschakelde webcam (en aldus geheel of gedeeltelijk zichtbaar voor
verdachte) zich uitkleden en/of tonen en/of aanraken van haar borsten en/of
vagina en/of brengen/duwen van haar vinger(s) in haar vagina;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 te [plaats],
gemeente [gemeente], en/of [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(door middel van chat-/internetgesprekken)
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [minderjarige 1]
(geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het voor een door haar/hen ingeschakelde webcam (en aldus geheel of
gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) zich uitkleden en/of tonen en/of
aanraken van haar borsten en/of vagina;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks ,
de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 augustus 2016
te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een aantal afbeeldingen (te weten 23 foto's en/of 21 film(s))
- en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één
of meer computer(s) en/of usb-geheugenstick(s) -
heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of
verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
(onder meer):
het anaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon (met
de penis en/of mond/tong)) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet heeft bereikt
(o.a. bestandsnaam X)
en/of
het betasten en/of aanraken (met de vinger/hand) van de geslachtsdelen en/of
borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken (met (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong) van
de geslachtsdelen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(o.a. bestandsnaam X)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling,
(o.a. bestandsnaam X)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 maart 2014
te [plaats], althans in Nederland,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [minderjarige 2]
(geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, namelijk het aanraken en/of strelen van en/of voelen aan de borsten
en/of buik en/of rug van die [minderjarige 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 januari 2014 tot en met 9 mei 2016 te [plaats], gemeente [gemeente], en/of
[plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland,
meermalen,(door middel van chat-/skype-/internetgesprekken)
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om (telkens)
door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door onder
meer als (voormalig) docent en/of als persoon die vanuit die functie
interesse had in het (verdere) verloop van haar/hun leven, een persoon, te
weten
- [ minderjarige 4], (geboren [datum]) destijds 15/16 jaar oud en/of
- [ minderjarige 5], (geboren [datum]) destijds 14/15 jaar oud en/of
- [ minderjarige 3], (geboren [datum]) destijds 15/16 jaar oud,
waarvan verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens)(middels
veelvuldige sexueel getinte chatgesprekken) opzettelijk heeft geprobeerd te
bewegen ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van haar lichaam en/of
zoenen en/of inzepen van het lichaam en/of met elkaar slapen en/of het met
elkaar hebben van sex, te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
artikel 248a/45 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/712119-16:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot 22 september 2013
te [plaats], Curaçao, in elk geval op Curaçao en/of
te [plaats], in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(door middel van chat-/internetgesprekken)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [minderjarige 6] (geboren op [datum]),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het voor een door haar/hen ingeschakelde webcam (en aldus geheel of
gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) zich uitkleden en/of tonen en/of
aanraken van haar borsten en/of vagina en/of brengen/duwen van haar vinger(s)
in haar vagina;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot 22 september 2013
te [plaats], Curaçao, in elk geval op Curaçao en/of
te [plaats], in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(door middel van chat-/internetgesprekken)
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten met
[minderjarige 6] (geboren op [datum]), buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, namelijk het voor een door haar/hen ingeschakelde
webcam (en aldus geheel of gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) zich
uitkleden en/of tonen en/of aanreiken van haar borsten en/of vagina;
art 247 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2013 tot 22 september 2013
te [plaats], Curaçao, in elk geval op Curaçao en/of
te [plaats], in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
(door middel van chat/internetgesprekken)
(vul de feitaanduidingen in)door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door
misleiding, te weten door zich, in strijd met de waarheid, voor te doen als
twintigjarige, een persoon, [minderjarige 6], geboren op [datum],
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige
handelingen,
te weten het voor een door haar/hen ingeschakelde webcam (en aldus geheel of
gedeeltelijk zichtbaar voor verdachte) tonen en/of aanraken van haar borsten
en/of vagina,
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
art 248a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4308 en Hoge Raad 28 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0796
2.Hoge Raad 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950 en Hoge Raad 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1379