2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring nog het volgende overwogen:
"De verdachte heeft op 5 juni 2007 rond 02.00 uur de studentenwoning van de aangeefster betreden. Hij was op dat moment geheel ontkleed, zijn onderlichaam was slechts bedekt met een handdoek. Hij is gaan zitten aan de tafel op een stoel voor de toegangsdeur. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, de aangeefster heeft thee gezet en haar computer geopend, waarbij muziek heeft geklonken. De verdachte heeft het slachtoffer onder meer gevraagd of zij zich voor hem wilde uitkleden, of hij haar een massage mocht geven, of zij hem wilde aanraken en of zij seks met hem wilde. Hiertoe had hij een flesje massage olie en twee condooms meegebracht die hij op tafel heeft gelegd. De verdachte heeft tijdens het gesprek al dan niet onder de handdoek zijn geslacht beroerd. Hij is enkele keren opgestaan, en heeft zich twee maal afgetrokken waarbij hij sperma op zijn op de tafel liggende handdoek heeft geloosd. Hij heeft de hand van de aangeefster gepakt. In het gesprek heeft de verdachte onder meer gesproken over de aard van zijn werk en de locatie waarop hij in die periode aan het werk was. Hij heeft gelogen over zijn huwelijkse staat en zijn leeftijd, hetgeen tegen het einde van het gesprek aan het licht kwam. Rond 05.00 uur is hij opgestaan, heeft hij zich naar buiten begeven en heeft de aangeefster in het voorbij gaan een zoen op haar wang gegeven.
Door de aangeefster is gesteld dat de verdachte, toen zij vanaf de galerij haar woning was binnengegaan en nog even naar haar post keek, opeens achter haar stond, waarvan zij schrok. Zij heeft ook verklaard dat zij de verdachte daarna herhaaldelijk heeft gevraagd haar woning te verlaten, dat zij erg bang is geweest en de seksuele handelingen van de verdachte wansmakelijk heeft gevonden en telkens haar hoofd heeft afgewend. Het doel van haar optreden was om de verdachte uit het slaapgedeelte van haar woning te houden om escalatie in zijn gedragingen te voorkomen. Een expliciete grens had ze getrokken bij de ejaculaties, die ze niet op de grond wilde hebben. De strekking van haar verklaring is dat zij grote angst en afkeer heeft gevoeld bij de aanwezigheid en de gedragingen van de verdachte en op geen enkel moment daarmee had ingestemd.
In afwijking van de lezing van de aangeefster heeft de verdachte verklaard dat de aangeefster hem reeds beneden in het trapportaal, hoewel zij zichtbaar schrok toen hij zijn handdoek liet vallen en naakt voor haar stond, welwillend behandelde en hem uitdrukkelijk uitnodigde om met haar naar haar woning te gaan. Hij zou zich vrijelijk in de woning hebben bewogen. Het gesprek zou in een ongedwongen sfeer zijn verlopen en van enige angst of weerzin zou geen sprake zijn geweest. In zijn lezing zou de aangeefster pas toen zij moe werd hebben aangegeven dat hij nu maar weer moest vertrekken. Toen zij daarom vroeg, was hij vertrokken. Zij had hem haar wang vrijwillig voor een zoen aangeboden.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat in deze zaak weliswaar kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, maar voor aanranding en wederrechtelijke vrijheidsberoving het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Zij heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De lezing van de verdachte is, dat hij zich met een smoes heeft binnengepraat. Dit is geloofwaardig vanwege de constructie van de trap (als de verdachte vlak achter de aangeefster naar boven is gelopen had zij hem moeten zien en horen) en het feit dat hij niet buiten adem was toen hij de woning inkwam (als de verdachte op geruime afstand achter de aangeefster is aangelopen moet hij gerend hebben om achter haar aan de woning in te kunnen gaan). Eenmaal binnen is hij ook achterin de woning geweest. De verdachte heeft geen dwang uitgeoefend, hij heeft de aangeefster niet aangeraakt, bedreigd, of gedwongen mee te doen met handelingen die hij verrichtte bij zichzelf. De aangeefster kon de woning verlaten toen de verdachte achterin de woning was. Verder had zij ook op ander manieren alarm kunnen slaan. De verdachte heeft duidelijk gezegd dat hij haar niet zou aanranden, hij heeft geen psychische druk op haar uitgeoefend (zodanig dat zij zich op geen enkele wijze kon verzetten tegen de seksuele handelingen) en de situatie (muziekje, gesprekken, kopje thee) was niet bedreigend. Voor de verdachte was geheel niet duidelijk dat de aangeefster bang voor hem was. Op grond van de lezing van de verdachte ziet de situatie er totaal niet dreigend uit, in tegenstelling tot de opgesomde feiten in de gewijzigde tenlastelegging, waaruit een enorme dreiging spreekt, waardoor het voor de aangeefster zo moeilijk werd zich aan de handelingen te onttrekken, dat sprake was van dwang. De dwang blijkt onvoldoende uit de bewijsmiddelen; er is niet bewezen dat de verdachte door feitelijkheden opzettelijk heeft veroorzaakt dat de aangeefster de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Er dient dus vrijspraak te volgen voor de aanranding. Met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving is de rechtbank voor het slachtoffer gaan denken; doordat zij verstijfd was van angst kon zij de woning niet verlaten (toen hij eventueel achterin de woning was). Het feit dat de aangeefster ontkent dat de verdachte achterin de woning was, maakt haar verklaring onbetrouwbaar. De verdachte heeft geen opzet gehad op de vrijheidsberoving, maar op zijn gerief. Hij heeft niet de deur op slot gedraaid en het feit dat hij pal voor de deur zat, werd veroorzaakt door de omvang van de woning. De aangeefster heeft niet gevraagd of zij de woning mocht verlaten en zij heeft dit evenmin geprobeerd. Ook voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving dient vrijspraak te volgen.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte over de gang van zaken bij de politie (p. 45 e.v.), bij de rechter-commissaris op 11 juni 2007, ter terechtzittingen in eerste aanleg en 20 november 2007 en 15 april 2008 en in hoger beroep op 20 januari 2009 volstrekt ongeloofwaardig. Dat de aangeefster, een jonge studente, bij nachtelijke thuiskomst een volstrekt onbekende, aanzienlijk oudere en op een handdoek na naakte man, die zich beneden in het portiek onverhoeds aan haar presenteert door zijn handdoek te laten vallen, waarop zij volgens de eigen verklaring van de verdachte schrok, zou uitnodigen met haar mee naar boven te gaan en bij haar in de woning iets te drinken is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Dat de aangeefster vervolgens gedurende enkele uren welwillend en genietend van zijn acties zou hebben kennis genomen evenmin.
Daartegenover staat de verklaring van de aangeefster bij de politie (p. 6 e.v.), bij de rechter-commissaris op 9 juli 2007 en ter terechtzitting in eerste aanleg op 12 februari 2008. Zij verklaart consistent en geloofwaardig. Zij is duidelijk over het feit dat zij de verdachte in het portiek niet heeft gezien en dat zij niet heeft opgemerkt dat de verdachte achter haar aan de trap opkwam. Daarbij zal een rol hebben gespeeld dat de verdachte blootsvoets was. Zij was onbevangen en niet op onraad bedacht. Ongetwijfeld zal zij vermoeid zijn geweest op dat nachtelijke uur. Zij was verbaasd en geschrokken toen de verdachte plotseling in haar woning stond, de toegangsdeur dichtdeed, aan de tafel ging zitten op een stoel vlakbij de toegangsdeur en twee condooms en een flesje massageolie op de tafel deponeerde. Zij heeft geen alarm geslagen omdat zij bang was voor de verdachte en hem rustig wilde houden. Daarom heeft zij hem na verloop van tijd thee en een ijsje gegeven en heeft zij niet om hulp geroepen toen zij gebeld werd door een vriend. Volgens haar is de verdachte steeds bij de deur gebleven en niet achterin de woning geweest. Dat zij bang was voor de verdachte en van hem walgde moet voor de verdachte kenbaar zijn geweest, omdat zij hem meerdere malen verzocht heeft weg te gaan, telkens haar hoofd heeft weggedraaid en geweigerd heeft op zijn vragen in te gaan.
De emoties van de aangeefster worden beschreven in het proces-verbaal van bevindingen (p. 22 e.v.). Haar verklaring wordt daardoor ondersteund. Voor de geloofwaardigheid van die verklaring pleit voorts dat volgens de aangeefster de verdachte heeft gezegd haar niet te zullen aanranden. Zij is er dus kennelijk niet op uit de verdachte onnodig te belasten. Dat de verdachte enkele details beschrijft van de situatie achterin de woning, waar hij volgens de aangeefster niet is geweest, doet daaraan niet af. Gelet op de zeer kleine omvang van de woning acht het hof het zeer wel mogelijk dat de verdachte zicht daarop heeft gekregen door een geringe verplaatsing op een moment dat de aangeefster gedurende het uren durende verblijf van de verdachte even niet oplettend was. Het hof acht de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig. Het samenstel van factoren - zijn ongenood binnenkomen midden in de nacht, het sluiten van de deur, het naakt zijn, het gaan staan, de condooms, het ondanks daartoe strekkend verzoek van de aangeefster niet weggaan en niet stoppen met de seksuele handelingen, het stellen van steeds intiemere vragen, het maken van seksueel getinte opmerkingen, zijn nabijheid in een zeer kleine woning- vormt de feitelijkheden waarmee de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat de aangeefster tegen haar wil de ontuchtige handelingen heeft moeten dulden, hetgeen voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest, en waardoor de aangeefster van haar vrijheid was beroofd.
Het hof is van oordeel dat de opvatting van de verdachte over het verloop der gebeurtenissen en de gevoelens van de aangeefster zich niet verdraagt met hetgeen de aangeefster daarover heeft verklaard, maar ook niet te rijmen is met wat naar gangbare maatstaven aan reacties en gevoelens van jonge vrouwen te verwachten is, als een man van 39 jaar zich zozeer in strijd met aanvaarde sociaal-ethische normen gedraagt. Daarentegen geven de verklaringen van de aangeefster, die op dat moment 23 jaar was en psychologie studeerde, naar het oordeel van het hof een invoelbaar beeld van de gebeurtenissen en van haar gevoelens daarbij. Het hof is op grond daarvan van oordeel dat de lezing die de aangeefster van de gebeurtenissen en haar beleving daarvan heeft gegeven als een juiste weergave kan worden beschouwd.
Het standpunt van de verdachte dat hem geen verwijt treft nu zijn optreden de instemming had van de aangeefster, wordt dus verworpen. Het hiermee samenhangende standpunt dat hij geen dwang heeft uitgeoefend jegens de aangeefster treft hetzelfde lot. De door aangeefster beschreven omstandigheden, waarin een grote man van middelbare leeftijd tegen haar uitdrukkelijk verklaarde wil een voor haar pijnlijke, maar vooral dreigende situatie schept en gedurende drie uur in de nachtelijke uren laat voortduren, aan welke situatie zij niet kan ontsnappen, kan naar het oordeel van het hof niet anders dan als een gedwongen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en als een wederrechtelijke beroving van de vrijheid worden gezien. Het hof kan niet inzien welke andere betekenis de aangeefster, die de verdachte en zijn beweegredenen niet kende, had moeten hechten aan het binnendringen in haar woning, de door de verdachte gesproken teksten, de condooms en de olie op tafel, de uitgesproken en zichtbare seksuele lading van zijn handelingen en zijn onwil om te vertrekken, dan de betekenis van voorbereidingen op een verkrachting of erger.
Aldus staan tegenover de ongeloofwaardige verklaringen van de verdachte de geloofwaardige en door het
proces-verbaal van bevindingen ondersteunde verklaringen van de aangeefster. Het verweer van de verdachte wordt derhalve verworpen."