ECLI:NL:RBROT:2017:558

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
10/960317-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot het voorhanden hebben van handgranaten met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van de poging tot het voorhanden hebben van handgranaten. De verdachte, geboren te Rotterdam en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman J.C. Herrewijnen. De officier van justitie, mr. M.G. Vreugdenhil, eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuim door het ontbreken van een bevel voor een pseudokoop en dat het Tallon-criterium was geschonden, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot het voorhanden krijgen van handgranaten, en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de mogelijke gevolgen van het voorhanden hebben van dergelijke wapens.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960317-16
Datum uitspraak: 5 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te Rotterdam op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Schie te Rotterdam,
raadsman J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Ontbreken van een bevel voor pseudokoop
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er geen bevel is verleend tot het sluiten van een pseudokoop door de informant en slechts een bevel is verleend tot stelselmatige informatie-inwinning door de informant. Op grond van deze bevoegdheid mag de informant contacten onderhouden met de verdachte en diens bekenden en in beperkte mate inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen. De bevoegdheid strekt echter niet zo ver, dat de informant transacties mag sluiten of strafbare feiten mag plegen.
In dit kader verwijst de raadsman naar het arrest van het Hof Den Haag van 30 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:851,
NJFS2016/119.
In de onderhavige zaak is er nooit een bevel verleend tot het sluiten van een pseudokoop, maar heeft de informant wel afspraken gemaakt voor een transactie. In dit kader verwijst de raadsman naar een e-mail van 20 september 2016. Er is een koop gesloten, althans een aanzet daartoe, en dat is in het kader van het bevel tot stelselmatige informatie-inwinning niet toegestaan.
De raadsman meent dan ook dat er in deze zaak sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waarvoor zijn cliënt niet kan worden gecompenseerd. Hij meent dat er ook sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het gaat immers om ingrijpende bevoegdheden die slechts gebruikt mogen worden indien daar een wettelijke grondslag voor bestaat en een daartoe strekkend bevel is verleend. In onderhavige zaak is dat niet gebeurd. Volgens de raadsman zijn de belangen van zijn cliënt op grove wijze veronachtzaamd. Niet alleen is er inbreuk gemaakt op zijn recht om vertrouwelijke communicatie te voeren, maar ook is zijn vrijheid op behoorlijk stevige wijze langdurig ontnomen. De officier van justitie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Schending van het Tallon-criterium
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er sprake was van schending van het Tallon-criterium. Er was sprake van uitlokking.
De raadsman meent dat uit het dossier blijkt dat de afspraak tot de koop van handgranaten uitsluitend tot stand is gekomen doordat de informant zijn cliënt daartoe had geleid. Aan zijn cliënt is een e-mailadres verstrekt waartoe hij zich moest richten met zijn vraag naar wapens. Als dit e-mailadres niet verstrekt zou zijn, zou zijn cliënt nooit naar wapens hebben kunnen vragen. Tevens heeft zijn cliënt slechts in algemene zin naar de beschikbaarheid en prijzen van wapens geïnformeerd. Hij heeft nooit geïnformeerd naar een specifiek wapen of de mogelijkheid om een specifiek wapen af te nemen. Tot slot werd door de informant aangedrongen op reacties van zijn cliënt, op momenten dat hij de boot afhield. Volgens de raadsman is zijn cliënt aangezet tot het kopen van tien handgranaten, doordat de informant zijn algemene vraag concreet heeft gemaakt en heeft aangedrongen op reacties zijnerzijds.
De informant heeft op deze manier een aanbieding gecreëerd, die er anders niet zou zijn geweest. Het Tallon-criterium is hierdoor geschonden.
Volgens de raadsman kan zijn cliënt in deze zaak geen eerlijk proces meer hebben wegens schending van het Tallon-criterium. De officier van justitie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. In dit kader verwijst de raadsman naar het arrest van het Hof Den Bosch van 28 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5477,
NJFS2016/62.
4.2.
Beoordeling
Geen vormverzuim
Uit het dossier blijkt dat de politie nooit de bedoeling heeft gehad om daadwerkelijk tot (ver)koop over te gaan. De politie zou nooit daadwerkelijk de handgranaten hebben afgeleverd aan de verdachte. Uit HR 30 september 2003
(ECLI:NL:HR:2003:AF7331)volgt dat er dan ook geen sprake is geweest van pseudo(ver)koop in de zin van art. 126i Sv, zodat geen bevel tot pseudo(ver)koop nodig was. Het eerste verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Geen schending van het Tallon-criterium
De wijze waarop een verklaring is verkregen, hoeft niet aan het gebruik van die verklaring in de weg te staan, wanneer die wijze de verdachte niet heeft gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht
(ECLI:NL:HR:1979:AB7429 (Tallon)).
De verdachte heeft zelf het eerste contact gezocht met de informant. In dat kader is hij op het Darkweb gaan zoeken en heeft hij een geencrypt e-mailadres aangemaakt. Tevens heeft de verdachte, gedurende een periode van ruim anderhalve maand waarin hij contact had met de informant, meerdere malen het initiatief genomen om over wapens (handgranaten) te communiceren in het kader van een koop door hem. Tot slot heeft de verdachte de gelegenheid gehad om van de koop af te zien, maar dat heeft hij niet gedaan. De verdachte is tenslotte ook naar de afgesproken plek gegaan en heeft daar de verkoper getroffen en is naar de auto gelopen. Zijn opzet was aldus gericht op de koop van wapens (handgranaten). Zodoende is de verdachte niet gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. Het tweede verweer van de raadsman wordt derhalve eveneens verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
Vormverzuim: het ontbreken van een bevel voor pseudokoop
In de onderhavige zaak is geen bevel tot pseudokoop verleend en was het bevel tot stelselmatige informatie-inwinning tussentijds verlopen. Hierdoor is er niet op correcte wijze gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsbevoegdheden, waardoor een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden.
De raadsman meent dat dit vormverzuim tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden. De
e-mailconversatie tussen zijn cliënt en de informant, de daarop volgende afspraak tussen hen en de aanhouding van zijn cliënt, alsmede de door hem na de aanhouding afgelegde verklaringen, dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Volgens de raadsman zijn er in dat geval onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om zijn cliënt te kunnen veroordelen voor het hem ten laste gelegde feit. De raadsman bepleit daarom vrijspraak van zijn cliënt.
Ondeugdelijke poging
Aangevoerd is daarnaast dat er sprake was van een absoluut ondeugdelijke poging. In onderhavige zaak gaat het namelijk om een poging tot het voorhanden krijgen van handgranaten, die er feitelijk nooit zijn geweest. Er was immers besloten dat er nooit daadwerkelijk tot een aflevering gekomen zou worden. In dit kader verwijst de raadsman naar het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Eenheid Dienst Landelijke Operationele Samenwerking i.o. (pagina 16 van het proces-verbaal [naam dossier]). Volgens de raadsman is het van begin tot eind om een puur fictief aanbod van handgranaten gegaan. Wat zijn cliënt ook zou hebben gedaan, zijn handelen zou nooit hebben geleid tot de daadwerkelijke levering van tien handgranaten en hij zou aldus nooit in het bezit zijn gekomen van tien handgranaten. Er is nooit daadwerkelijk gevaar geweest. De raadsman meent daarom dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken.
De raadsman benadrukt dat er ook geen sprake was van een relatief ondeugdelijke poging, omdat niet alleen het handelen van zijn cliënt, nooit zou hebben geleid tot de daadwerkelijke levering van tien handgranaten. Zijn cliënt heeft slechts algemene vragen gesteld, zijn cliënt ontbeert de kennis over de manier waarop hij echt aan wapens zou kunnen komen en zijn cliënt ontbeert echte interesse voor een bepaald wapen. Als er sprake zou zijn geweest van een echte verkoper, in plaats van de informant, zou het handelen van zijn cliënt ook nooit hebben geleid tot een daadwerkelijke transactie. Een echte verkoper zou bovendien al lang zijn afgehaakt en een hogere prijs vragen voor de handgranaten dan €30,- per stuk. De raadsman bepleit daarom vrijspraak van zijn cliënt.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij in de periode van 7 augustus 2016 tot en met 24 september 2016 te Barendrecht en Spijkenisse en Rotterdam, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing namelijk 10 handgranaten voorhanden te krijgen,
- e-mailberichten heeft gestuurd over de afname van de wapens/handgranaten, en
-met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop en/of verkoop van handgranaten, en
-met de verkoper per e-mail een overeenkomst heeft gesloten om voor 300 euro handgranaten te kopen, en
-ter overdracht van de handgranaten op 24 september 2016 is verschenen op een afspraak met de verkoper.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het de verdachte sterk aan dat hij heeft gepoogd om tien handgranaten voorhanden te krijgen. Dergelijke wapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, soms met ingrijpende gevolgen, en veroorzaken dan veelal gevaar en ernstige gevoelens van onveiligheid. Ook komen regelmatig ongelukken voor bij het hanteren van wapens. De schade die had kunnen worden aangebracht in het geval de verdachte daadwerkelijk tien handgranaten had verworven, is enorm. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens, of een poging daartoe.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
8.2.2.
Vroeghulprapportage
Reclassering Nederland heeft een vroeghulprapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 oktober 2016. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering een bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van €300,- terug te geven aan de [rechthebbende].
9.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van €300,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de [rechthebbende].

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 45 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar , na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van €300,- aan de [rechthebbende];
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. Mul, voorzitter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. Voss, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2016 tot en met 24 september 2016 te Barendrecht en/of Spijkenisse en/of Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van een ontploffing (namelijk 10 handgranaten) voorhanden te krijgen,
-een of meer e-mailbericht(en) heeft gestuurd over de afname van de wapen(s)/handgranaten, en/of
-met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop en/of verkoop van (een) wapen(s)/handgranaten, en/of
-met de verkoper per e-mail een overeenkomst heeft gesloten om voor 300 euro (een) wapen(s)/handgranaten te kopen, en/of
-ter overdracht van de wapen(s)/handgranaten op 24 september 2016 is verschenen op een afspraak met de verkoper.