ECLI:NL:RBROT:2017:4136
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-uitkering en terugkomen van eerder besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser, die in 1999 arbeidsongeschikt raakte, had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van 2 maart 2000, waarin hem een WAO-uitkering was toegekend. Eiser stelde dat zijn voormalig werkgever valselijk had verklaard over zijn arbeidsongeschiktheid, wat volgens hem de hoogte van zijn uitkering had beïnvloed. Het UWV had echter in zijn primaire besluit van 13 oktober 2015 en het bestreden besluit van 2 mei 2016 geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 2 maart 2000 rechtens onaantastbaar is geworden, zoals eerder geoordeeld door de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank oordeelde dat de door eiser ingebrachte nieuwe stukken, waaronder verklaringen van zijn voormalige werkgever en werklijsten, niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt. Eiser had deze argumenten eerder kunnen aanvoeren en de rechtbank volgde het standpunt van het UWV dat er geen aanleiding was om het besluit te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.