Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 februari 2017 in de zaken tussen
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
Procesverloop
€ 8.100,- opgelegd.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Drechtstedenbestuur en een eiser die zijn bijstandsuitkering betwist. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van eiser en zijn echtgenote op grond van de Participatiewet, alsook de terugvordering van eerder uitgekeerde bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het Drechtstedenbestuur, op basis van meldingen dat eiser werkzaamheden verrichtte terwijl hij een uitkering ontving, een onderzoek heeft ingesteld. Dit leidde tot de primaire besluiten waarbij de bijstandsuitkering werd ingetrokken en een boete werd opgelegd.
Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet werkzaam is, maar slechts af en toe helpt in de garage van zijn broer. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en de bevindingen van het onderzoek van verweerder zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden, wat heeft geleid tot de herziening van de bijstandsuitkering en de oplegging van de boete. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van verweerder rechtmatig zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de besluiten van het Drechtstedenbestuur in stand blijven. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.