ECLI:NL:RBROT:2016:5323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
ROT 16/291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op bezoldiging wegens arbeidsongeschiktheid door blootstelling aan Biomos

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente over een korting op de bezoldiging van de ambtenaar. De ambtenaar, die sinds 1989 in dienst was, had een beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente dat kortingen op zijn bezoldiging zou toepassen vanwege arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar in overwegende mate arbeidsongeschikt was door werkzaamheden met het middel Biomos, dat hij had gebruikt bij zijn functie als medewerker begraafplaatsen. De rechtbank volgde de conclusie van deskundigen dat de ambtenaar COPD GOLD I-II had ontwikkeld door blootstelling aan Biomos, en dat zonder deze werkzaamheden hij deze aandoening niet zou hebben ontwikkeld. De rechtbank oordeelde dat de korting op de bezoldiging onrechtmatig was en verklaarde het beroep van de ambtenaar gegrond. De rechtbank herroept de eerdere besluiten van de gemeente en bepaalt dat de ambtenaar recht heeft op volledige doorbetaling van zijn bezoldiging zonder korting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 16/291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2016 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.E. Hamann,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [vestigingsplaats], verweerder,
gemachtigde: mr. M.H.E. van Veeren.

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2014 (primair besluit I) heeft verweerder -voor zover hier van belang- aan eiser medegedeeld dat vanaf maart 2014 kortingen overeenkomstig artikel 52 van het Ambtenarenreglement (AR) op zijn bezoldiging worden toegepast.
Bij besluit van 15 mei 2015 (primair besluit II) heeft verweerder de korting op eisers bezoldiging gehandhaafd en hem geweigerd een maandelijks voorschot toe te kennen.
Bij besluit van 31 augustus 2015 (primair besluit III) heeft verweerder eiser medegedeeld dat het definitieve rapport van de Polikliniek Mens en Arbeid/het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) geen aanleiding geeft om primair besluit I te herzien.
Bij besluit van 4 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 2] (bedrijfsleider gemeentelijke begraafplaats [plaats 1] ) en [naam 3] (P&O).

Overwegingen

1.1.
Eiser, geboren [geboortedatum] , is sinds 1989 in dienst bij de gemeente [vestigingsplaats] en werkzaam geweest als medewerker begraafplaatsen. Tot juli 2014 was hij werkzaam op de locatie [plaats 2] op de begraafplaats en in het crematorium. Eisers (gedeeltelijke) ziekteverzuim is ingegaan op 12 september 2013. Eiser heeft gedurende zijn arbeidsongeschiktheid bij wijze van re-integratie een aantal uren per week gewerkt, laatstelijk tot 9 februari 2015.
1.2.
Eiser heeft een rapport van het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) van 23 december 2014 overgelegd.
1.3.
Op 17 juni 2015 heeft een bezoek van eisers werkplek op de begraafplaats [plaats 2] plaatsgevonden door een arbeidshygiënist/veiligheidskundige en een klinisch arbeidsgeneeskundige voor een demonstratie van de wijze waarop Biomos wordt toegepast.
1.4.
Verweerder heeft een rapport van het NCvB van 4 augustus 2015 overgelegd waarin op verzoek van verweerder antwoord wordt gegeven op de volgende vragen:
1. Is er een causaal verband tussen de opgedragen werkzaamheden (het verwerken van het middel Biomos) en zijn medische klachten?
2. Vind de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak in de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moest worden verricht?
3. Wat zijn uw adviezen inzake preventie: werkwijze en maatregelen?
1.5.
Niet in geschil is dat eiser 28 jaar lang 10 sigaretten per dag heeft gerookt (14 pakjaren) en dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid heeft doorgerookt. Ter zitting heeft eiser aangegeven ongeveer begin 2015 met roken te zijn gestopt.
1.6.
Niet in geschil is dat eiser van 2000 tot september 2013 twee maal per jaar gedurende een periode van vijf tot acht weken met Biomos heeft gewerkt. Biomos wordt gebruikt voor het impregneren van grafstenen ter bestrijding van groene aanslag. Eiser gebruikte de oplossing 1:10. Onder druk wordt de oplossing verneveld en op grafstenen gespoten. Eiser heeft bij het spuiten onder hoge druk geen beschermingsmiddelen gebruikt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Algemene Bezwarenadviescommissie van 23 oktober 2015, de primaire besluiten gehandhaafd. Verweerder stelt zich op grond van het rapport van het NCvB op het standpunt dat, omdat niet is vast te stellen dat de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aan eiser opgedragen werkzaamheden, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een causaal verband tussen zijn arbeidsongeschiktheid en zijn werkzaamheden. Omdat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst bestaat er volgens verweerder voor eiser geen recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging tijdens ziekte.
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat hij na afloop van de termijn van zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging had, omdat zijn arbeidsongeschiktheid in en door de dienst is ontstaan. Eiser verwijst naar de rapporten van het NKAL en het NCvB en naar de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (Raad): ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072, ECLI:NL:CRVB:2002:AE8965 en ECLI:NL:CRVB:2015:4830.
3.1.
Op grond van artikel 52, eerste lid, van het AR heeft de ambtenaar bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging.
Op grond van het achtste lid behoudt de ambtenaar na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.
Op grond van artikel [getal] , aanhef en onder d, van het AR wordt verstaan onder arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:
- de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, of
- in een dienstongeval verband houdende met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waaronder deze werkzaamheden moesten worden verricht, en die niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten.
3.2.
Het NKAL rapporteert onder meer als volgt:
(…) [getal] jarige man, waarschijnlijk allergisch astma als kind (desensibilisatie), (vrijwel) ex-roker, sensibilisatie voor huisstofmijt zonder allergische klachten, met sinds 2013 sterk arbeidsgerelateerde klachten van ogen, neus en lagere luchtwegen, die imponeren als irriterend, niet-allergisch, met sinusitis. Inmiddels lagere luchtwegklachten en fors afgenomen inspanningstolerantie en belastbaarheid. (…) Daarnaast astma of COPD GOLD I-II met variabele longfunctie tijdens piekstroomregistratie, passend bij aspecifieke hyperactiviteit. Gelet op de potentiële blootstelling aan Biomos wordt een arbeidsgerelateerde (al dan niet causaal) astma/COPD en/of arbeidsgerelateerde oog- en neusklachten sterk overwogen.(…)
Conclusie: niet specifieke interstitiële longaandoening, niet passend bij een extrinsieke allergische alveolitis (EAA). Sterke aanwijzingen voor een arbeidsgerelateerd obstructief longlijden, astma of COPD met bronchiale hyperreactiviteit, gecombineerd restrictief en obstructief gestoorde longfunctie en sterk afgenomen diffusiecapaciteit. Fors beperkte belastbaarheid.(…)
Advies:
Bedrijfsarts: nagegaan dient te worden of Biomos wordt gebruikt conform de criteria van het CTBG.(…)
3.3.
Uit het NCvB rapport leidt de rechtbank het volgende af:
Eiser heeft een gecombineerde diagnose:
1. Een niet specifieke interstitiële longaandoening (ILD).
Er is geen causaal verband tussen de opgedragen werkzaamheden (het werken met Biomos) en de diagnose ILD.
2. Astma of COPD GOLD I-II.
Er is sprake van een variabele longfunctie tijdens piekstroomregistratie. Het causaal verband is aannemelijk. Dit causaal verband berust op een relevante blootstelling aan Biomos en de combinatie van de persoonsgebonden factor roken, die samen met de blootstelling een enorm verhoogde kans geeft op het ontwikkelen van deze diagnose. COPD door alleen roken kent over het algemeen geen variabele longfunctiecomponent vandaar dat causaal verband aannemelijk is.
3. Acute oog en neus irritaties bij werken met Biomos. Het causaal verband is
vrijwel zeker.
Eisers arbeidsongeschiktheid is volgens het rapport gebaseerd op de beperkingen in energetische en inhalatoire belastbaarheid, te weten blootstelling aan luchtweg prikkelende stoffen. De energetische beperkingen zijn niet op te splitsen naar één van de vastgestelde diagnosen 1 (geen causaal verband) of 2 (causaal verband aannemelijk). De beperkingen voor blootstelling aan luchtwegprikkelende stoffen berust op de bronchiale hyperreactiviteit op basis van diagnose 2. Daarmee is volgens het rapport niet vast te stellen of de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de opgedragen werkzaamheden.
3.4.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn conclusie dat niet is vast komen te staan dat de werkzaamheden de ziekte hebben veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat de blootstelling van eiser aan Biomos kwalificeert als een arbeidsgerelateerde oorzakelijke component voor COPD GOLD I-II. Dat naast de blootstelling aan Biomos nog een buiten het werk of de werkomstandigheden gelegen oorzaak voor de gezondheidsklachten is gevonden, namelijk het roken van eiser, en deze combinatie een verhoogde kans geeft op het ontwikkelen van Astma of COPD GOLD I-II, kan er niet aan afdoen dat ook het NCvB een causaal verband tussen de werkzaamheden en diagnose 2 aannemelijk acht omdat de variabele longfunctie tijdens piekstroomregistratie verwijst naar een arbeidsgerelateerde oorzakelijke component.
Met andere woorden: zonder de werkzaamheden had eiser geen COPD GOLD I-II ontwikkeld. COPD veroorzaakt door alleen roken kent volgens de deskundigen over het algemeen geen variabele longfunctiecomponent. Met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 29 oktober 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK0705) is de rechtbank van oordeel dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat eiser diagnose 2 heeft ontwikkeld door een relevante blootstelling aan Biomos.
3.5.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de opgedragen werkzaamheden omdat er ook buiten de werkzaamheden gelegen mogelijke oorzaken (eisers roken) voor de klachten van eiser zijn gevonden.
Dat het volgens vaste rechtspraak vereiste oorzakelijke verband moet worden uitgelegd zoals verweerder dat doet, waarbij verweerder verwijst naar de volgende uitspraken van de Raad: ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072 (gewijzigde norm voor aansprakelijkheid werkgever), ECLI:NL:CRVB:2004:AR7795 (oorzakelijk verband), ECLI:NL:CRVB:2010:BM3714 (klachten bestonden al eerder), ECLI:NL:CRVB:2011:BU4719 (ontstaansgeschiedenis van de klachten), ECLI:NL:CRVB:2014:762 (geen enkele buiten de werkzaamheden gelegen oorzaak gevonden) en ECLI:NL:CRVB:2014:1185 (verklaring voor de klachten ontbreekt), volgt de rechtbank niet.
In dit geval staat vast dat eiser een vorm van COPD heeft ontwikkeld die hij niet ontwikkeld had wanneer er alleen sprake zou zijn geweest van eisers rookgedrag. Dat het eenvoudiger is arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid vast te stellen indien er geen enkele buiten de werkzaamheden gelegen oorzaak voor de klachten kan worden gevonden is evident.
De rechtbank acht het (daarnaast) in de gevallen waarin de arbeidsongeschiktheid op verschillende momenten door verschillende oorzaken is ontstaan, denk bijvoorbeeld aan arbeidsongeschiktheid ontstaan door rsi veroorzaakt door de werkomstandigheden in combinatie met arbeidsongeschiktheid ontstaan door een botbreuk veroorzaakt door privé gedrag, wel mogelijk te spreken van een oorzaak die de arbeidsongeschiktheid “in overwegende mate” tot gevolg heeft, maar in gevallen als die van eiser niet. Het gegeven dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat eiser diagnose 2 heeft ontwikkeld door een relevante blootstelling aan Biomos heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat, nu het longgerelateerde problematiek betreft, daarmee reeds sprake is van een ziekte die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden. Dat eiser onafhankelijk van zijn werkzaamheden ook ILD heeft ontwikkeld wat mede tot energetische beperkingen heeft geleid, doet niet af aan het gegeven dat er een causaal verband is vastgesteld tussen de arbeidsongeschiktheid en de werkzaamheden, zodat de conclusie moet zijn dat eiser arbeidsongeschikt is door de dienst. De rechtbank is geen uitspraak van de Raad bekend waarin eerst een oorzakelijke verband tussen de werkzaamheden en de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld en vervolgens toch wordt geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid desondanks niet in of door de dienst is ontstaan omdat er ook buiten de werkzaamheden gelegen mogelijke oorzaken zijn voor de arbeidsongeschiktheid.
3.6.
Dat verweerder is overgegaan tot het toepassen van een korting op eisers bezoldiging is daarmee naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig.
3.7.
Eisers beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal ter finale geschilbeslechting de primaire besluiten herroepen zodat op eisers bezoldiging vanaf maart 2014 geen korting wordt toegepast en er vanaf die datum een nabetaling door verweerder dient plaats te vinden.
3.8.
Dat partijen na sluiting van het onderzoek ter zitting een mediationtraject zijn gestart, staat, zoals besproken is ter zitting, aan het doen van de uitspraak niet in de weg.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1984,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 4 december 2015;
  • herroept de primaire besluiten van 7 april 2014, 15 mei 2015 en 31 augustus 2015;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1984,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.