Beide partijen zijn professionele substantiële partijen.
De Meeting Minutes vormen een vastlegging door (MaerskNL als cargadoor van) [eiseres] van een mondeling gesloten overeenkomst met SR. Gesteld noch gebleken is dat SR bezwaar heeft gemaakt tegen deze vastlegging.
Evenmin is gesteld of gebleken dat (een van) partijen zich bij de totstandkoming of vastlegging van deze overeenkomst heeft laten bijstaan door een (juridisch) deskundige.
Tussen partijen staat vast dat vanaf mei 2013 tussen [eiseres] en SR een betalingstermijn (“credit term”) van 21 dagen gold.
Met de bepaling “Maersk will collect the extra legal costs as per payment terms stated on the invoices” is, gelezen in gewoon spraakgebruik, aangegeven dat [eiseres] bij betaling na 21 dagen aanspraak zou hebben op “extra legal costs as per payment terms” zoals vermeld op de facturen. Kennelijk hebben partijen daarbij gedacht aan buitengerechtelijke (“extra legal”) kosten. Dat spoort met de omstandigheid dat op de facturen “Terms of payment” staan beschreven waarin over “extra-legal costs” wordt gesproken en met opmerkingen van MaerskNL in correspondentie in augustus en september 2013 (productie 8 van Maersk) “Als deze niet binnen de termijn worden voldaan dan zullen we daar helaas wel buitengerechtelijke kosten over in rekening brengen” en “Mocht ik de volledige betaling niet binnen de gestelde termijn mogen ontvangen dan ben ik helaas genoodzaakt om de buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen [..]”). Het ligt daarom voor de hand dat partijen die “Terms of payment” op het oog hadden. Dat ligt eens te mee voor de hand, omdat Maersk stelt dat partijen tevoren al een verschil van mening hadden over de vraag of [eiseres] bij te late betaling door SR aanspraak kon maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
De op de facturen vermelde “Terms of payment” (zie 2.2.1) bepalen ter zake van buitengerechtelijke kosten: “In default of payment fixed compensation of 15%, with a minimum of 100 euro, on any overdue amount, will be due for extra-legal costs, without prior notice.”.
Daarom concludeert de kantonrechter dat [eiseres] in beginsel aanspraak had op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van 15% van elke te laat betaalde factuur met een minimum van € 100,00 per factuur.
Als gezegd “in beginsel”, omdat het dient te gaan over “compensation” (vergoeding) ter zake van “extra legal costs”, zodat [eiseres] inderdaad buitengerechtelijke kosten moet hebben gemaakt, wil zij aanspraak op die vergoeding kunnen maken. Het kan daarbij gaan om zowel werkzaamheden van [eiseres] zelf als van door [eiseres] ingeschakelde derden zoals MaerskNL of haar advocaat.
Waar in dit geval tussen professionele partijen een specifieke overeenkomst is gesloten met betrekking tot de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten met een duidelijke vermelding op de facturen van de (minimum) omvang daarvan (“15%, with a minimum of 100 euro, on any overdue amount”), is – anders dan SR betoogt – niet vereist dat [eiseres] tot het volledige bedrag van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zodanige kosten heeft gemaakt en is geen ruimte voor (ambtshalve) matiging van die kosten. Voldoende, maar vereist, is dat [eiseres] zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht of laten verrichten dat de gevorderde “compensation” de marginale toetsing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan doorstaan.