ECLI:NL:RBROT:2016:4796
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van het rookverbod in horeca-inrichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een horecaondernemer. De ondernemer, eiseres, kreeg een boete van € 1.200,- opgelegd wegens herhaalde overtredingen van het rookverbod zoals vastgelegd in artikel 10 van de Tabakswet. De overtredingen werden vastgesteld tijdens een inspectie op 27 november 2014, waarbij controleurs van de NVWA constateerden dat er in de horeca-inrichting tabaksrook aanwezig was en dat werknemers aan deze rook werden blootgesteld. Eiseres voerde aan dat de controleurs de geur van tabak niet hadden kunnen waarnemen vanwege de sterke geur van cannabis, en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen.
De rechtbank oordeelde dat de controleurs op basis van hun waarnemingen en de inhoud van het proces-verbaal van de inspectie, de overtreding konden vaststellen. De rechtbank wees erop dat de wetgeving ten tijde van de inspectie niet ten voordele van eiseres strekte, en dat de verplichtingen voor werkgevers om een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven, duidelijk waren. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor matiging van de boete. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers in de horeca om te voldoen aan de rookverbodregels en de mogelijkheid voor de overheid om boetes op te leggen bij overtredingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de stellingen van eiseres te volgen, en heeft de beslissing van de minister bevestigd.