ECLI:NL:RBROT:2016:4016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
ROT 15/5693
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van de Participatiewet en de gevolgen voor mantelzorgers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet (Pw), en het Drechtstedenbestuur, dat de uitkering van eiseres had verlaagd op basis van de kostendelersnorm. Eiseres, die samenwoont met haar meerderjarige zoon, betwistte de toepassing van de kostendelersnorm en voerde aan dat dit geen maatwerk opleverde, gezien haar rol als mantelzorger voor haar zoon. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder de stelling dat de kostendelersnorm in strijd is met het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het recht op zorg voor personen met een handicap. De rechtbank concludeerde dat de wetgever bewust had gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen zoals eiseres, die zorg verlenen aan inwonende familieleden. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de kostendelersnorm rechtvaardigden en dat het bestreden besluit niet in strijd was met de wet of de beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/5693

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 mei 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker,
en

het Drechtstedenbestuur, verweerder,

gemachtigde: C.M.T. de Paepe.

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 1 juli 2015 met toepassing van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Pw verlaagd naar 50% van het wettelijk minimumloon.
Bij besluit van 31 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres met haar meerderjarige zoon de woning deelt en dat zij niet onder de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 22a, derde en vierde lid, van de Pw valt, zodat de kostendelersnorm op haar uitkering van toepassing is.
2. Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat door toepassing van de kostendelersnorm geen maatwerk wordt geleverd. Eiseres en haar zoon leven al geruime tijd samen in de woning. Eiseres zorgt voor haar zoon en kan niet terugvallen op derden of andere familieleden. Het geven van mantelzorg gaat gepaard met kosten waarin de bijstand na toepassing van de kostendelersnorm niet meer voorziet. Gelet op de leeftijd en de gezondheidstoestand van eiseres is het leveren van deze zorg zeer uitputtend voor haar. Eiseres wijst er op dat de Raad van State bij de totstandkoming van de kostendelersnorm als commentaar heeft gegeven dat geen uitzondering is gemaakt voor bloedverwanten in twee- of meerpersoonshuishoudens die mantelzorg verlenen. In het licht van de hervorming van de langdurige zorg zal de rol van de mantelzorgers bij de ondersteuning van mensen in hun eigen woonomgeving groter worden. Mensen willen immers zo lang mogelijk thuis in hun eigen omgeving wonen. Dit brengt met zich dat ook meer van die omgeving wordt gevraagd. Het beleid van de regering is erop gericht die informele zorg te versterken. Toepassing van de kostendelersnorm lijkt zich hiermee niet te verdragen.
Voorts is het bestreden besluit in strijd met het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, omdat in het algemeen vrouwen mantelzorg verlenen.
Ten slotte is het bestreden besluit in strijd met het recht, het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
De stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het Verdrag inzake rechten van personen met een handicap, heeft eiseres ter zitting niet langer gehandhaafd.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3. Op grond van artikel 22a, eerste lid, van de Pw, zoals dit luidde tot 1 januari 2016, is de norm per kalendermaand indien belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft,:
Hierbij staat A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en B voor de rekennorm.
4. Artikel 22a, eerste lid, van de Pw schrijft verweerder dwingend voor in welke gevallen en op welke wijze de kostendelersnorm moet worden toegepast. De in het derde en vierde lid van die bepaling genoemde uitzonderingen doen zich in de situatie van eiseres niet voor. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 22a van de Pw (Kamerstukken II 2013-2014, 33 801, 3, pagina’s 6 en 7) komt bovendien duidelijk naar voren dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op de categorie van rechthebbenden waartoe eiseres behoort, namelijk degenen die voorzien in de zorgbehoefte van een inwonend familielid. In de omstandigheid dat eiseres zorg verleent aan haar zoon, is dan ook geen grond gelegen om van toepassing van de kostendelersnorm af te zien. De verwijzing naar het commentaar van de Raad van State leidt niet tot een ander oordeel.
4.1
De stelling van eiseres dat verweerder met het bestreden besluit geen maatwerk meer levert, slaagt niet. Verweerder is op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw gehouden de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Deze bepaling geeft inhoud aan één van de uitgangspunten van de Pw, te weten dat de bijstand wordt afgestemd op de feitelijke behoeften in het individuele geval. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad; bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2492) is voor een dergelijke individuele afstemming in de vorm van een verlaging dan wel een verhoging van de bijstand slechts plaats in zeer bijzondere situaties. De door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere situatie op die afstemming van de bijstand in de vorm van een verhoging rechtvaardigt. Zoals onder 4 is overwogen, heeft de wetgever de situatie waarin personen zoals eiseres verkeren onder ogen gezien en is er niet voor gekozen om deze groep personen uit te sluiten van toepassing van de kostendelersnorm. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder langs de weg van artikel 18, eerste lid, van de Pw van toepassing van de kostendelersnorm moet afzien.
4.2
Eiseres heeft tevens gewezen op artikel 35 van de Pw. Voor zover zij betoogt dat verweerder op grond van dat artikel bevoegd is om van toepassing van artikel 22a, eerste lid, van de Pw af te zien, slaagt dit niet, nu artikel 35 uitsluitend op bijzondere bijstand ziet.
4.3
Voor zover in de beroepsgronden de stelling besloten ligt dat toepassing van de kostendelersnorm onredelijk is, kan dit niet slagen. Artikel 11 van de Wet algemene bepalingen de rechter verbiedt de rechter om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:487).
4.4
Aan de stelling van eiseres dat het toepassen van de kostendelersnorm in strijd is met het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen gaat de rechtbank voorbij, nu eiseres hiervoor geen onderbouwing heeft gegeven (vergelijk de uitspraak van de Raad van 3 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3740).
4.5
Ter zitting heeft eiseres verwezen naar een onderzoek door Panteia naar het effect van de kostendelersnorm in de Algemene Ouderdomswet (AOW) op mantelzorg, op grond waarvan het kabinet (mede) heeft besloten de invoering van de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen tot het jaar 2018. Deze omstandigheid kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep, nu dit uitstel de AOW betreft en niet ook de Pw.
4.6
De stelling dat het bestreden besluit in strijd is met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur is niet onderbouwd. Ook als deze stelling wordt bezien in het licht van hetgeen eiseres overigens tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen grond om strijd met deze beginselen aanwezig te achten.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. H. Bedee en
mr. I.M. Ludwig, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.