In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet (Pw), en het Drechtstedenbestuur, dat de uitkering van eiseres had verlaagd op basis van de kostendelersnorm. Eiseres, die samenwoont met haar meerderjarige zoon, betwistte de toepassing van de kostendelersnorm en voerde aan dat dit geen maatwerk opleverde, gezien haar rol als mantelzorger voor haar zoon. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder de stelling dat de kostendelersnorm in strijd is met het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het recht op zorg voor personen met een handicap. De rechtbank concludeerde dat de wetgever bewust had gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen zoals eiseres, die zorg verlenen aan inwonende familieleden. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de kostendelersnorm rechtvaardigden en dat het bestreden besluit niet in strijd was met de wet of de beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.