3.1.DSW en SH vorderen samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor zover het DSW betreft:
1. primair: gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter
grootte van de door DSW in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 513.696,15, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: HKZ en [gedaagde2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door DSW in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 513.696,15, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wett elijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair: HKZ veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door DSW in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 513.696,15, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
II. primair: HKZ en[gedaagde3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door DSW in de periode van 8 september 2011 tot 12 januari 2012 aan HKZ betaalde declaraties, zijnde een bedrag van € 46.475,41, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: HKZ te veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door DSW in de periode van 8 september 2011 tot 12 januari 2012 aan HKZ betaalde declaraties, zijnde een bedrag van € 46.475,41, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de kosten van het fraudeonderzoek aan DSW, zijnde € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf 4 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. gedaagden hoofdelijk, althans HKZ en [gedaagde2] hoofdelijk, althans HKZ en[gedaagde3] hoofdelijk, veroordeelt tot betaling aan eiers van de kosten van het geding, waaronder de kosten van de door eisers ten laste van gedaagden op 18 februari 2014 en 7 april 2014 gelegde conservatoire beslagen
B. voor zover het Stad Holland betreft:
I. primair: gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter
grootte van de door SH in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 21.636,80, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door SH zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: HKZ en [gedaagde2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door SH in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 21.636,80, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door SH zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair: HKZ veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door SH in de periode van 1 januari 2007 tot 8 september 2011 en 12 januari 2012 tot heden aan HKZ betaald declaraties, zijnde een bedrag van € 21.636,80, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door SH zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
II. primair: HKZ en[gedaagde3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door SH in de periode van 8 september 2011 tot 12 januari 2012 aan HKZ betaalde declaraties, zijnde een bedrag van € 3.512,34, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door DSW zijn voldaan tot aan de dag der alghele voldoening;
subsidiair: HKZ veroordeelt tot betaling van een bedrag ter grootte van de door SH in de periode van 8 september 2011 tot 12 januari 2012 aan HKZ betaalde declaraties, zijnde een bedrag van € 3.512,34, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de onderliggende declaraties door SH zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk, althans HKZ en [gedaagde2] hoofdelijk, althans HKZ en[gedaagde3] hoofdelijk, veroordeelt tot betaling aan eiers van de kosten van het geding, waaronder de kosten van de door eisers ten laste van gedaagden op 18 februari 2014 en 7 april 2014 gelegde conservatoire beslagen.