2.ACM merkt het [Naam] Passport aan als een vakantieproduct van lange duur als bedoeld in artikel 7:50a, aanhef en onder d, van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat eiseres de timeshare-regelgeving (titel 1a van boek 7 BW) in acht moeten nemen. ACM is van oordeel dat eiseres bij de verkoop van het [Naam] Passport niet heeft voldaan aan de vereisten die aan de verkoop van een vakantieproduct van lange duur worden gesteld. Eisers hebben nagelaten consumenten geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst te voorzien van de verplichte informatie en deze informatie op een duurzame gegevensdrager te verschaffen en hebben ook nagelaten de overeenkomst door beide partijen te laten ondertekenen. Hiermee hebben eisers volgens ACM in strijd gehandeld met de artikelen 7:50b, eerste lid, van het BW in samenhang met de artikelen 7:50c, eerste lid, van het BW en 7:50g, eerste lid, van het BW, waarmee zij artikel 8.6 van de Whc hebben overtreden. ACM heeft voor deze overtreding een boete van € 60.000,- opgelegd. ACM is voorts van oordeel dat eisers bij de benadering van consumenten via telemarketing het commerciële oogmerk aan het begin van het telemarketinggesprek niet duidelijk hebben vermeld en daarmee in strijd hebben gehandeld met artikel 7:46h, eerste lid, van het BW, hetgeen een overtreding van artikel 8.5 van de Whc is. De boete die ACM heeft opgelegd voor deze overtreding is € 45.000,-. ACM heeft eisers voorts een tweetal lasten onder dwangsom opgelegd die – kort gezegd – gericht zijn op het voorkomen van herhaling van de geconstateerde overtredingen. Indien eisers niet volledig en met inachtneming van dit besluit aan deze lasten voldoen, verbeuren zij een dwangsom van € 1.000,- per overtreding met een maximum van € 25.000,-.
Kwalificatie van het [Naam] Passport
3.1.Eisers betogen dat het [Naam] Passport geen vakantieproduct van lange duur is, zodat reeds om die reden geen sprake kan zijn van overtreding van artikel 8.6 van de Whc en een grondslag voor enige sanctie ter zake daarvan ontbreekt. Volgens hen is het [Naam] Passport een klantenbindingsprogramma waar in de wetsbepalingen een uitzondering voor is gemaakt. Doel en strekking van het [Naam] Passport is volgens eisers het aanbrengen van (nieuwe) klandizie voor de aangesloten hotels. De overeenkomst die wordt gesloten met de consument heeft naar zij stellen ook niet in de eerste plaats tot doel het verlenen van korting en/of het aanbieden van een prijsreductie. De gevraagde vergoeding van € 153,95, waarvan € 75,- retour wordt ontvangen door de consument indien deze het Passport voor de eerste keer gebruikt, zou niet zijn bedoeld om een verleende korting te dekken. Het zou gaan om vergoeding van interne kosten (administratie- en bemiddelingskosten). Verder stellen eisers dat van een timeshare product dan wel van een overeenkomst betreffende het gebruik in deeltijd evenmin sprake is. Ten slotte stellen zij dat ter zake van deze rechtsvraag prejudiciële vragen dienen te worden gesteld.
3.2.De considerans van Richtlijn 2008/122/EG betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling luidt:
(3) Om de rechtszekerheid te vergroten en de consumenten en de ondernemingen ten volle te laten profiteren van de voordelen van de interne markt, moeten de desbetreffende wetten van de lidstaten verder worden geharmoniseerd. Derhalve moeten bepaalde aspecten van de marketing, verkoop en doorverkoop van producten met betrekking tot gebruik in deeltijd en van vakantieproducten van lange duur alsook de uitwisseling van rechten die uit hoofde van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd worden genoten, volledig worden geharmoniseerd. (…)
(7) Voor de toepassing van deze richtlijn moeten onder overeenkomsten betreffende vakantieproducten van lange duur niet gewone klantenbindingsprogramma’s worden verstaan waarbij korting wordt gegeven op toekomstig verblijf in hotels van een bepaalde keten, aangezien het lidmaatschap niet tegen vergoeding wordt verworven of de door de consument te betalen vergoeding niet in de eerste plaats ten doel heeft kortingen of andere voordelen betreffende accommodatie te verkrijgen.
Artikel 1 van Richtlijn 2008/122/EG luidt:
“1. Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door middel van de
onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten ten aanzien van bepaalde aspecten van de marketing, verkoop en doorverkoop van producten betreffende gebruik in deeltijd en vakantieproducten van lange duur alsook van overeenkomsten inzake uitwisseling.
(…)”
In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van Richtlijn 2008/122/EG is bepaald dat onder “overeenkomst betreffende een vakantieproduct van lange duur” wordt verstaan een overeenkomst met een looptijd van meer dan een jaar uit hoofde waarvan een consument tegen vergoeding hoofdzakelijk het recht verkrijgt op kortingen op of andere voordelen inzake accommodatie, al dan niet tezamen met reizen of andere diensten.
Ingevolge artikel 7:50a, aanhef en onder d, van het BW wordt verstaan onder overeenkomst betreffende een vakantieproduct van lange duur: een overeenkomst met een duur van meer dan een jaar, met inbegrip van elke bepaling die een verlenging mogelijk maakt, op grond waarvan een consument tegen vergoeding hoofdzakelijk het recht krijgt op kortingen op of andere voordelen inzake accommodatie, al dan niet samen met reizen of andere diensten.
3.3.Met ACM en de voorzieningenrechter, die zich in zijn uitspraak van 30 november 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BY4734) heeft gebogen over het verzoek om schorsing van het primaire besluit tot openbaarmaking van de sancties, stelt de rechtbank voorop dat titel 1a van boek 7 van het BW (kort gezegd: de timeshare-regelgeving) de implementatie behelst van Richtlijn 2008/122/EG. Deze richtlijn regelt bepaalde aspecten van de marketing, verkoop en doorverkoop van producten met betrekking tot gebruik in deeltijd en van vakantieproducten van lange duur. Dit is een uitbreiding ten opzichte van de eerdere Richtlijn 94/47/EG, in die zin dat niet alleen timesharing van onroerend goed, maar ook andere vakantieproducten van lange duur onder de timeshare-regelgeving zijn gebracht. De rechtbank is voorts van oordeel dat ACM het [Naam] Passport terecht heeft aangemerkt als een vakantieproduct van lange duur, nu dit Passport voldoet aan de definitie van artikel 7:50a, aanhef en onder d, van het BW (welke vrijwel gelijk is aan de definitie van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Richtlijn 2008/122/EG). De uitzonderingssituatie als bedoeld in de zevende overweging van de considerans van de Richtlijn 2008/122/EG is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding vormt om aan te nemen dat de vergoeding die eiseres in rekening brengt voor het [Naam] Passport niet in de eerste plaats ten doel heeft kortingen of andere voordelen betreffende accommodatie te verkrijgen. Dat het zou gaan om vergoeding van interne kosten (administratie- en bemiddelingskosten) is weliswaar door eisers gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank merkt hierbij op dat eisers zich beroepen op een uitzondering, zodat op hen ter zake de bewijslast drukt. Van genoemde uitzonderingssituatie is tevens geen sprake nu het niet gaat om een toekomstig verblijf in hotels van een bepaalde keten. Bij het Passport zijn immers zo’n 1200 hotels van meerdere ketens aangesloten. De rechtbank voegt hier aan toe dat, indien de lezing van eisers zou worden gevolgd, het doel van de richtlijn om een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door middel van de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten ten aanzien van bepaalde aspecten van onder meer vakantieproducten van lange duur, niet kan worden bereikt. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om ter zake van de uitleg van de reikwijdte van de Richtlijn 2008/122/EG prejudiciële vragen te stellen.
De overtreding van de artikelen 8.5 en 8.6 van de Whc
4.1.Eisers betogen dat geen overtreding van de artikelen 8.5 en 8.6 van de Whc heeft plaatsgevonden. De consumenten zijn altijd deugdelijk geïnformeerd, de mondelinge overeenkomsten werden op een duurzame gegevensdrager opgeslagen en er vonden regelmatig controles plaats door eiseres. Zij wijzen er op dat aan het begin van het opgenomen gesprek wel wordt vermeld dat het een commerciële aanbieding betreft.
Eisers betogen voorts dat de besluitvorming ter zake van de overtredingen een afdoende feitelijke grondslag ontbeert althans dat, gelet op de omstandigheid dat de melders bij Consuwijzer, www.klacht.nl en www.meldpunt.tv hun identiteit niet kenbaar hebben gemaakt, meerdere klachten door één en dezelfde persoon kunnen zijn gedaan en de klachten niet zijn te verifiëren.
4.2.In artikel 8.6 van de Whc is bepaald dat een handelaar als bedoeld in artikel 7:50a, onderdeel b, van het BW, die een overeenkomst aangaat als bedoeld in artikel 7:50a, aanhef en onder c tot en met f, van het BW, de artikelen 7:50b en 7:50c van het BW in acht neemt. Op de vorige volzin is – voor zover hier van belang – artikel 7:50g , eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing.
Gelet op artikel 7:50b, eerste lid, van het BW verstrekt de handelaar aan de consument geruime tijd voordat hij door een overeenkomst betreffende gebruik in deeltijd wordt gebonden kosteloos en op duidelijke en begrijpelijke wijze nauwkeurige en toereikende informatie overeenkomstig het in bijlage I bij de Richtlijn 2008/122/EG opgenomen model. De informatie wordt verstrekt op een duurzame gegevensdrager die voor de consument gemakkelijk toegankelijk is.
In artikel 7:50c, eerste lid, van het BW is bepaald dat de overeenkomst betreffende gebruik in deeltijd schriftelijk, op een duurzame gegevensdrager, wordt aangegaan en door partijen ondertekend.
Uit artikel 7:50g, eerste lid, van het BW volgt dat op de overeenkomst betreffende een vakantieproduct van lange duur de artikelen 7:50a tot en met 7:50f van het BW van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat de informatie, bedoeld in artikel 7:50b van het BW, wordt verstrekt overeenkomstig het in bijlage II bij de Richtlijn 2008/122/EG opgenomen model.
4.3.Ingevolge artikel 8.5, tweede lid, van de Whc neemt de verkoper of dienstverlener bij een koop op afstand als bedoeld in artikel 7:46a, aanhef en onder b, van het BW – voor zover hier van belang – artikel 7:46h, eerste lid, van het BW in acht.
In artikel 7:46h, eerste lid, van het BW is bepaald dat aan een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf bij het gebruik van de telefoon voor het doen van ongevraagde oproepen ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand, aan het begin van elk gesprek duidelijk de identiteit van de verkoper, alsmede het commerciële oogmerk van de oproep moeten worden medegedeeld.
4.4.Aan de stukken, waaronder een e-mailbericht van de toenmalige gemachtigde van eiseres van 11 mei 2012, ontleent de rechtbank dat eiseres consumenten heeft benaderd voor de verkoop van het [Naam] Passport door middel van telemarketing via callcenters. Eiseres voorzag de callcenters daartoe van een belscript (het standaard callscript), wat luidt als volgt:
“Meneer/Mevrouw wat fijn dat ik u tref, ik bel u gelegen
neem ik aan.
[…] U bent door ons namelijk speciaal geselecteerd voor onze actie waarmee u
voordelig op vakantie kunt!
Meneer/Mevrouw Daar zult u vast wel even aan toe zijn
toch?
Ik zal U even uitleggen hoe we dat gaan doen!
U ontvangt van ons namelijk een [Naam] Passport! Met dit exclusieve
PASSPORT kunnen U en Uw gezin 2 jaar lang gratis overnachten in meer dan
1000 aangesloten hotels in Nederland, België, Duitsland en de rest van
Europa. Wanneer U wilt, hoe vaak U maar wilt!
Ook kunt u kiezen voor 50% korting op de kamerprijs bij 10.000 hotels
wereldwijd. In dat geval hoeft u niet het ontbijt en diner te gebruiken in het door
u uitgekozen hotel en bent u geheel vrij in uw keuze.
Zo’n aanbieding krijgt U niet iedere dag toch?
En als u nu bij ons een abonnement voor 2 jaar afsluit ontvangt u ook nog
eens na het 1e gebruik van ons [Naam] Passport een bedrag van € 75 op
uw rekening retour. U heeft dan een groot deel van uw abonnementsgeld van
€ 153,95 per jaar weer terug en bent u ook nog een heerlijk weg geweest.
Waar houdt u van? Van een stedentrip of meer van een weekje strand? Of
gaat u onderweg naar uw wintersport gratis in een van onze hotels
overnachten?
Om te zorgen dat we uw Passport zo snel mogelijk naar u toe kunnen sturen
heb ik alleen nog wat gegevens van u nodig.”
Het callscript dat toezichthouders van ACM hebben aangetroffen op www.trosradar.nl heeft een vergelijkbare strekking. Uit de stukken komt verder naar voren dat de overeenkomst tijdens het telemarketinggesprek mondeling werd gesloten. Als bewijs van de gesloten overeenkomst maakte eiseres gebruik van de zogenaamde voicelog, waarbij de mondelinge instemming van de consument tijdens het telemarketinggesprek werd opgenomen.
4.5.Gelet op het feit dat eiseres – die in dit verband kwalificeert als handelaar in de zin van artikel 8.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Whc en artikel 7:50a, onderdeel b, van het BW – het [Naam] Passport via telemarketing heeft verkocht, is door haar niet voldaan aan de vereisten dat consumenten geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst worden voorzien van de verplichte informatie en dat deze informatie wordt verstrekt op een duurzame gegevensdrager die voor de consument gemakkelijk toegankelijk is. Gelet op het gebruik van de zogenoemde voicelog is evenmin sprake van een overeenkomst die door beide partijen is ondertekend, hetgeen ook niet wordt betwist. Hieruit volgt dat eiseres artikel 8.6 Whc in samenhang met artikelen 7:50b, eerste lid, 7:50c, eerste lid, en 7:50g, eerste lid, van het BW niet heeft nageleefd. Uit het standaard callscript volgt verder dat aan de consument niet aan het begin van elk gesprek duidelijk de identiteit van de verkoper, alsmede het commerciële oogmerk van de oproep is medegedeeld. Uit het callscript volgt immers dat de consument een vakantievoordeel krijgt aangeboden in de vorm van het [Naam] Passport, zonder dat daarbij wordt vermeld dat daar kosten aan zijn verbonden, onder meer omdat niet duidelijk wordt gemaakt dat dit het in dat script genoemde abonnement betreft waar wel kosten aan zijn verbonden, terwijl in het standaard callscript evenmin de naam van de aanbieder wordt vermeld. Dat, zoals eisers stellen, in de voicelog wel wordt vermeld dat het een commerciële aanbieding betreft doet daar niet aan af, want de bandopname start pas nadat het standaard callscript is doorlopen en de consument te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van de “aanbieding”. Gelet reeds op de in de stukken opgenomen mailberichten van vijftig consumenten aan info@consumentenautoriteit.nl, die zich hebben gemeld bij Consuwijzer met klachten over de handelwijze van eiseres, in welke mailberichten zij hun identiteit bekend hebben gemaakt en over welke gegevens eisers beschikken, staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat het standaard callscript daadwerkelijk door de door eiseres ingeschakelde callcenters is gebruikt en dat eisers niet in hun verdedigingsrechten zijn geschaad (vgl. rechtbank (Rb.) Rotterdam 28 november 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:9379). Eiseres – die in dit verband kwalificeert als verkoper – heeft derhalve voorts artikel 8.5, tweede lid, van de Whc in samenhang met artikel 7:46h, eerste lid, van het BW niet nageleefd. Het betoog dat eiseres de overtredingen niet heeft begaan faalt derhalve. De bevoegdheid tot sanctieoplegging en functioneel daderschap van eiser
5.1.In artikel 2.9, eerste lid, van de Whc is bepaald dat ACM, indien zij van oordeel is dat een overtreding heeft plaatsgevonden, de overtreder kan opleggen: (a) een last onder dwangsom; (b) een bestuurlijke boete. Zoals eerder is overwogen dient de bestuursrechter vol te toetsen of sprake is van een sanctiewaardige overtreding, zodat uit de zinsnede “Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat een overtreding heeft plaatsgevonden, kan zij de overtreder opleggen” niet mag worden afgeleid dat beoordelingsruimte aan het bestuursorgaan toekomt ter zake van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van sancties (vgl. Centrale Raad van Beroep (CRvB)
5.2.De rechtbank heeft zojuist vastgesteld dat de artikelen 8.6 en 8.5 van de Whc door eiseres niet zijn nageleefd. De rechtbank stelt voorts vast ter zake van het niet naleven van de artikelen 8.6 en 8.5 van de Whc dat sprake is van overtredingen in de zin van artikel 1.1, aanhef en onder k, van de Whc in vorm van een inbreuk als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Whc, omdat is gehandeld of nagelaten in strijd met een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de bijlage bij de Whc, dat schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten. Eiseres heeft immers in haar hoedanigheid van handelaar respectievelijk verkoper of dienstverlener op grote schaal consumenten benaderd in strijd met de artikelen 8.6 en 8.5 van de Whc.
6.1.ACM heeft zowel eiseres als eiser boetes en lasten opgelegd. In het primaire boetebesluit van 9 oktober 2012 is eiser ter zake van de overtreding van artikel 8.6 – net als eiseres – als handelaar aangemerkt. In dat besluit is eiseres ter zake van de overtreding van artikel 8.5 van de Whc als verkoper aangemerkt en eiser als functioneel dader. Daarbij is niet aangegeven op welke vorm van functioneel daderschap wordt gedoeld, maar lijkt ACM, gelet op de daarin gehanteerde toerekeningsmaatstaf, eiser aan te merken als pleger danwel medepleger. In haar advies heeft de Bezwaar Advies Commissie (BAC) aangegeven dat eiser ter zake van de overtreding van artikel 8.6 van de Whc bezwaarlijk als normadressaat kan worden aangemerkt, doch dat eiser aan de hand van de zogenoemde IJzerdraad-criteria – Hoge Raad (HR) 23 februari 1954, NJ 1954/378) – als bestuurder of beleidsbepaler kan worden beboet. In het bestreden besluit is eiser ter zake van de overtreding van artikel 8.6 van de Whc aan de hand van de voornoemde IJzerdraad-criteria als functioneel dader aangemerkt. Daarbij is opgemerkt dat de fysieke handelingen die de overtreding van artikel 8.6 van de Whc opleveren in de machtssfeer van eiser lagen en dat hij tekort is geschoten in hetgeen redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht om de geconstateerde overtreding te voorkomen. ACM heeft verder vastgesteld dat bewust is gekozen voor de telefonische verkoop van het [Naam] Passport. ACM heeft in dit verband in aanmerking genomen dat eiser op 26 januari 2012 in het televisieprogramma Meldpunt van Omroep Max optrad als vertegenwoordiger van eiseres, dat hij daarbij aangaf dat het [Naam] Passport zijns inziens niet onder de timeshare-regelgeving valt en dat hij de verkoop ervan via telemarketing zal voortzetten. Desgevraagd hebben de gemachtigden van ACM ter zitting aangegeven dat eiser niet als feitelijk leidinggevende, doch als pleger dan wel als medepleger is beboet.
6.2.Artikel 5:1 van de Awb luidt:
“1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.