In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag. Eiser, die in beroep ging tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, had zijn voorschotten voor de jaren 2007, 2008 en 2009 herzien en teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in zijn besluiten niet bevoegd was om de eerder definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag voor de jaren 2007 en 2008 te herzien. Dit was in strijd met de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het verbod op reformatio in peius, wat betekent dat een bezwaarschrift niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van de indiener. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk had gemaakt dat eiser niet aan de voorwaarden voldeed voor de kinderopvangtoeslag en dat hij niet op de hoogte had kunnen zijn van het ontbreken van bewijs van betaling van de eigen bijdrage. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Belastingdienst op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Eiser kreeg ook zijn griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met bewijsvoering en de rechten van burgers in bezwaarprocedures.