ECLI:NL:RBROE:2006:AY8874
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.J.M. Ruyters
- L.P. Bosma
- C.C.W.M. Aretz
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsverzoek van Turkije voor een persoon beschuldigd van een absoluut politiek delict
Op 8 september 2006 heeft de Rechtbank Roermond een verzoek tot uitlevering van een persoon door de Turkse autoriteiten behandeld. De opgeëiste persoon, die de Turkse nationaliteit bezit, werd beschuldigd van een delict dat volgens het Turks Wetboek van Strafrecht, artikel 146/1, strafbaar is gesteld met levenslange gevangenisstraf. Dit artikel betreft het trachten te wijzigen of buiten werking stellen van de Grondwet van de Republiek Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlevering van de opgeëiste persoon ontoelaatbaar is, omdat het verzoek betrekking heeft op een absoluut politiek delict. Dit oordeel is gebaseerd op zowel het Europees Verdrag betreffende uitlevering als het Europees Verdrag tot bestrijding van het terrorisme, waarin is vastgelegd dat uitlevering in dergelijke gevallen niet is toegestaan.
Tijdens de zitting werd de opgeëiste persoon gehoord met bijstand van een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekende staat niet het juiste wetsartikel heeft overgelegd dat van toepassing was ten tijde van het beweerdelijk gepleegde feit. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de stukken die het uitleveringsverzoek vergezellen, voldoen aan de vereisten van het Europees Verdrag betreffende Uitlevering en de Uitleveringswet. De rechtbank concludeert dat de uitlevering van de opgeëiste persoon niet kan plaatsvinden, omdat het delict waarvoor uitlevering wordt gevraagd, als een absoluut politiek delict wordt gekwalificeerd. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet onverwijld heeft kunnen aantonen onschuldig te zijn aan de feiten waarvoor zijn uitlevering is gevraagd, wat de beslissing van de rechtbank verder onderbouwt.