ECLI:NL:HR:2007:BA1764

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03237/06 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een lid van een terroristische organisatie en de beoordeling van het uitleveringsverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije. De rechtbank te Roermond had eerder op 8 september 2006 het uitleveringsverzoek van Turkije ontoelaatbaar verklaard. De opgeëiste persoon werd beschuldigd van lidmaatschap van de gewapende terroristische organisatie THKP/C-DIRENIS en betrokkenheid bij verschillende gewelddadige acties. De Officier van Justitie heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij hij een middel van cassatie heeft voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het uitleveringsverzoek van de Turkse autoriteiten beperkt was tot de vervolging van de opgeëiste persoon voor het feit van poging tot het omverwerpen van de constitutionele orde, zoals omschreven in artikel 146/1 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de uitleg van de rechtbank over de stukken van het uitleveringsverzoek bevestigd en geoordeeld dat deze niet onverenigbaar is met de bewoordingen waarin zij zijn gesteld.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel van de Officier van Justitie niet kan leiden tot cassatie, omdat de rechtbank op juiste gronden de uitlevering ontoelaatbaar heeft verklaard. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

17 april 2007
Strafkamer
nr. 03237/06 U
RR/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Roermond van 8 september 2006, nummer 04/640002-06, op een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon ontoelaatbaar verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank de verzochte uitlevering ten onrechte ontoelaatbaar heeft verklaard.
3.2. Blijkens de door de verzoekende Staat overgelegde stukken strekt het uitleveringsverzoek ertoe - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - de opgeëiste persoon te kunnen vervolgen ter zake van het volgende:
"Verdachte is lid (geweest) van de gewapende terroristische organisatie genaamd THKP/C-DIRENIS, een beweging die zich ten doel stelt, de grondwettelijke orde met geweld omver te werpen en een Communistisch Regime te vestigen. Hij is van het jaar 1993 af aan activiteiten gaan ontplooien en acties uitvoeren in de vereniging, genaamd 'Vereniging van Istanbulse Arbeiders' gelegen in de wijk Sirinevler en heeft als verantwoordelijke van de beweging DIRENIS in de regio Esenler van de organisatie de navolgende acties gerealiseerd en/of daaraan deelgenomen:
1.- in de maand november 1993 is hij tezamen met [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] naar het confectieatelier te Ümraniye gegaan en heeft onder bedreiging namens de organisatie 200 miljoen TL aan geld verlangd;
2.- op 06.06.1994 heeft hij op instructie van de verdachte [betrokkene 2], met [betrokkene 5] en [betrokkene 6] in zijn gezelschap, de juwelierswinkel, toebehorende aan klager [klager 1], met gewapend geweld beroofd en 7 kg. Goud, alsmede 6850 Mark en 1450 Dollar weggenomen;
(...)
5.- op 02.09.1995 heeft verdachte op instructie van de verdachte [betrokkene 2], tegen wie als lid van de organisatie een procedure aanhangig is, met in zijn gezelschap de leden van de organisatie [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [betrokkene 5] met een gestolen busje het deviezenkantoor van klager [klager 2] te [plaats] bezocht en onder bedreiging met een wapen/wapens geld en buitenlandse valuta weggenomen; doch terwijl zij met hetzelfde busje trachtten te vluchten, zijn uiteindelijk [betrokkene 7] en [betrokkene 8] na een vuurgevecht met de politie aangehouden en het gestolen geld en de valuta in beslag genomen, evenwel is de verdachte [de opgeëiste persoon] samen met [betrokkene 5] van de plaats van het delict gevlucht;
(...)
7.- in januari 1996 heeft hij tesamen en in vereniging met [betrokkene 5], [betrokkene 4], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 11] om te protesteren tegen de ontruimingen van een dorp in de provincie Sivas, voor een in aanbouw verkerend gebouw bij de halte Tepe van de wijk Esenler - Atisalani ('het schietterrein') een protestbetoging gehouden en aan het gebouw affiches opgehangen, waarbij molotov cocktails op de weg werden geworpen;
8.- op 21.12.1995 hebben verdachte en op zijn instructie ook [betrokkene 4], [betrokkene 9] en [betrokkene 12] het partijgebouw van de DYP te Esenler-Atisalani benaderd, een ruit ingeslagen en 3 stuks molotov cocktails naar binnen gegooid;
In de tenlastelegging wordt gesteld, dat verdachte met gemelde acties en/of activiteiten, waarbij hij betrokken is geweest of waaraan hij heeft deelgenomen, het strafbare feit "trachten de constitutionele orde omver te werpen" gepleegd heeft.
(...)
Bovendien zal verdachte, indien hij aan ons Land wordt uitgeleverd, alleen voor het feit 'poging met geweld de constitutionele orde omver te werpen' en de daarop van toepassing zijnde artikelen 146/1 Turks WvS juncto artikelen 31, 33, 39, 40 Turks WvS worden berecht en indien schuldig bevonden op grond van die artikelen worden veroordeeld (derhalve alleen worden berecht voor het in het Uitleveringsverzoek omschreven strafbare feit)."
3.3. De bestreden uitspraak houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Uit de overgelegde stukken van het uitleveringsverzoek blijkt dat de verzoekende staat de uitlevering heeft beperkt tot de vervolging terzake van artikel 146/1 (zoals laatstelijk gewijzigd bij wet nr. 5218 van 14.07.2004) van het Turks Wetboek van Strafrecht: "Ieder die met geweld tracht de Grondwet van de Republiek Turkije geheel of ten dele te wijzigen, veranderen of buiten werking te stellen en/of de bij die wet ingestelde Grote Volksvergadering ontbindt dan wel in de uitvoering van zijn werkzaamheden belemmert wordt bestraft met levenslange gevangenisstraf onder verzwaard regime."
Deze verdenking is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 3 van het toepasselijke Europees Verdrag inzake uitlevering wordt de uitlevering niet toegestaan indien het strafbaar feit door de aangezochte partij als een politiek delict wordt beschouwd.
Artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht betreft een absoluut politiek delict.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de uitlevering ontoelaatbaar verklaard dient te worden.
(...)
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de gevraagde uitlevering ontoelaatbaar."
3.4. De Rechtbank heeft vastgesteld dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de verzoekende Staat de uitlevering van de opgeëiste persoon uitsluitend heeft verzocht om hem te kunnen vervolgen ter zake van art. 146/1 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. Die uitleg van de stukken is - mede gelet op hetgeen hiervoor onder 3.2 is weergegeven - niet onverenigbaar met de bewoordingen waarin zij zijn gesteld, en moet derhalve in cassatie worden geëerbiedigd.
3.5. Daarop stuit het middel af.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 17 april 2007.