ECLI:NL:HR:2007:BA1764
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een lid van een terroristische organisatie en de beoordeling van het uitleveringsverzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Turkije. De rechtbank te Roermond had eerder op 8 september 2006 het uitleveringsverzoek van Turkije ontoelaatbaar verklaard. De opgeëiste persoon werd beschuldigd van lidmaatschap van de gewapende terroristische organisatie THKP/C-DIRENIS en betrokkenheid bij verschillende gewelddadige acties. De Officier van Justitie heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij hij een middel van cassatie heeft voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het uitleveringsverzoek van de Turkse autoriteiten beperkt was tot de vervolging van de opgeëiste persoon voor het feit van poging tot het omverwerpen van de constitutionele orde, zoals omschreven in artikel 146/1 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de uitleg van de rechtbank over de stukken van het uitleveringsverzoek bevestigd en geoordeeld dat deze niet onverenigbaar is met de bewoordingen waarin zij zijn gesteld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel van de Officier van Justitie niet kan leiden tot cassatie, omdat de rechtbank op juiste gronden de uitlevering ontoelaatbaar heeft verklaard. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.