Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] e.a., uit [woonplaats 1] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, het college
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
AWB 22/1207 en AWB 22/1200 [2] waarin eisers opkwamen tegen de in rechtsoverweging 4 genoemde omgevingsvergunningen. Ook verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2020 [3] , waaruit volgt dat de vraag of uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aan het perceel de juiste goot- en bouwhoogte is toegekend, in het kader van een exceptieve toetsing van het desbetreffende planonderdeel niet aan de orde komt. Het bestemmingsplan is onherroepelijk en van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. Het is de verantwoordelijkheid van iedere burger om zelf in de gaten te houden of een voor hem relevante wijziging van een bestemmingsplan plaatsvindt en daar tijdig rechtsmiddelen tegen aan te wenden. Het betoog van eisers dat de raad van de gemeente Zwolle de inwoners hebben misleid met de stelling dat er sprake was van een conserverend bestemmingsplan doet niets af aan de hiervoor genoemde verantwoordelijkheid van eisers. De rechtbank overweegt dat zij in de gelegenheid waren om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden tegen de bestemmingsplannen, maar dat niet gedaan hebben.
Good Governance, zoals eisers betogen. Dat de heer [naam 4] , voorzitter van de Raad van Toezicht van het Oversticht, eigenaar is van het naastgelegen pand, is op zichzelf geen reden om aan te nemen dat er sprake is van belangenverstrengeling. Hij is immers niet betrokken als partij bij de vergunningaanvraag. Als voorzitter van de raad van Toezicht heeft hij bovendien voldoende afstand tot de personen die de toetsing aan welstand uitvoeren dat er geen schijn van beïnvloeding van het proces te voorzien is. Dat men elkaar in de wandelgangen bij het Oversticht kan tegenkomen is daartoe onvoldoende.