Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Relevante feiten en omstandigheden
2. Op 15 maart 2021 heeft [naam 4] bij verweerder een aanvraag voor een omgevings-vergunning ingediend voor het bouwen van een opbouw om een appartement te realiseren
en de 1e en 2e verdieping te renoveren tot appartementen op het perceel Deventerstraatweg [nummer 4] te Zwolle. Op 16 maart 2021 heeft [naam 3] eenzelfde aanvraag ingediend, maar dan voor het perceel Deventerstraatweg [nummer 7] te Zwolle.
Eisers hebben tegen deze bouwplannen zienswijzen ingediend.
Op 22 april 2021 heeft de Welstands- en monumentencommissie Het Oversticht
advies uitgebracht.
Bij de besluiten van 25 juni 2021 heeft verweerder de door derde-partijen gevraagde omgevingsvergunningen verleend, waarbij onder toepassing van artikel 2:12, eerste lid,
sub a, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is afgeweken
van artikel 95.1 van het bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren waarin bepaald is dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Eisers hebben tegen die besluiten bezwaar gemaakt.
Op 8 november 2021 heeft Het Oversticht een aanvulling op het welstandsadvies gegeven.
Op 22 maart 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de Adviescommissie bezwaarschriften, waarna deze commissie op 16 mei 2022 advies heeft uitgebracht.
Vervolgens heeft verweerder de bestreden besluiten afgegeven.
3. Eisers hebben aangevoerd dat in het bestemmingsplan Assendorp-Pierik en het daarop volgende bestemmingplan Assendorp de goot- en bouwhoogte fout zijn opgenomen en dat de gemeenteraad van Zwolle deze fouten dient te herstellen zodat een maximum bouwhoogte wordt vastgesteld die aansluit op de feitelijke bouwhoogte van de woningen ten tijde van het bestemmingsplan Assendorp-West. Op grond hiervan dienen de aan derde-partijen verleende omgevingsvergunningen te worden ingetrokken.
Daarnaast is aangevoerd dat de woningen aan de Deventerstraatweg [nummer 8] en de Groenestraat [nummers] toegevoegd zouden moeten worden aan de lijst van cultuur-historische panden of als bijzonder ensemble bestempeld moeten worden onder verwijzing naar het advies van het Monumenten Advies Bureau (MAB) van 10 maart 2022. Naar aanleiding van dit advies had verweerder een nieuw welstandsadvies moeten vragen. Het eerder uitgebrachte advies van de welstandscommissie kan niet in stand blijven.
De voorwaarden bij de verleende omgevingsvergunningen moeten worden uitgebreid met een verbod om terug te bouwen naar kamerverhuur dan wel de bestaande kamerverhuur
voor te zetten omdat nu eenvoudig van een appartement weer een kamerverhuur constructie kan worden gemaakt.
Tot slot is gesteld dat de verleende vergunningen in strijd zijn met het parapluplan parkeren. Om deze strijdigheid op te lossen heeft verweerder derde-partijen de mogelijkheid geboden om extra parkeerplaatsen te huren op een parkeerterrein aan de Van Karnebeekstraat.
Dat is te vrijblijvend en geen goede oplossing naar de mening van aanvragers. Het aangewezen parkeerterrein ligt achteraf bij een koffieshop waar de nodige personen rondhangen. Dit is zeker niet de ideale plek om de auto te parkeren, met als gevolg
dat men dan liever ergens anders parkeert.
4. Artikel 2:1, aanhef en onder a en c, van de Wabo bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk, en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2:10, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft
op een activiteit als bedoeld in artikel 2,1, eerste lid, aanhef en onder a, de omgevings-vergunning wordt geweigerd, indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van
het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan het bouwbesluit;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegeven en bescheiden het naar het oordeel van
het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de bouwverordening;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft
in strijd is met de redelijke eisen van welstand;
Artikel 2:10, tweede lid, van de Wabo bepaalt dat in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo niet mogelijk is.
Het in artikel 2.10 van de Wabo neergelegde stelsel voor de beoordeling van aanvragen
om omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van
de Wabo betreft een zogenoemd limitatief-imperatief stelsel. Dat houdt in dat dwingend is voorgeschreven dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien één of meer van de in dat artikel genoemde weigeringsgronden zich voordoet/voordoen en dat de vergunning moet worden verleend indien geen van die weigeringsgronden zich voordoet.
Er is dus sprake van een gebonden beschikking. Dit betekent dat voor een afweging van belangen geen ruimte is.
Alleen voor het parkeren geldt in dit geval wel een belangenafweging, omdat verweerder gebruik heeft gemaakt van een in het bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren opgenomen afwijkingsmogelijkheid.
Ter plaatse geldende bestemmingsplannen
5. Van toepassing is het op 13 mei 2013 door de gemeenteraad van Zwolle vastgestelde bestemmingsplan Assendorp. Ingevolge de bij dit bestemmingsplan horende plankaart rust op de in geding zijnde woningen de enkelbestemming ‘Wonen-meergezinshuis’. Op grond van artikel 22.1 van de bij dit bestemmingsplan horende regels zijn de voor ‘Wonen-meergezinshuis’ aangewezen gronden - kortgezegd - bestemd voor meergezinshuizen en bijbehorende bouwwerken.
Artikel 1.68 van de planregels bepaalt dat onder meergezinshuis wordt verstaan een gebouw, dat meerdere naast elkaar en of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Ingevolge artikel 22.2.1, aanhef en onder b, van de planregels gelden voor het bouwen
van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
Ter plaatse van de percelen in geding mogen de maximum goothoogte 8 meter en de maximum bouwhoogte 14 meter bedragen.
6. Eveneens is het op 3 juli 2017 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingplan Zwolle, parapluplan parkeren van toepassing. Op grond van artikel 95.1 van de planregels moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevings-vergunning voor een wijziging van het gebruik verzekerd zijn, dat op eigen terrein dat bij
dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. In deze regeling wordt onder parkeeropgave verstaan: het benodigd aantal parkeerplaatsen waarin moet worden voorzien op het eigen terrein op basis van het gebruik van het terrein, het plan en/of het bouwwerk.
Op grond van artikel 95.3.1 van de planregels kan bij een omgevingsvergunning voor
het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik worden afgeweken van het bepaalde in artikel 95.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer-gelegenheid wordt voorzien dan wel voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid noodzakelijk is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. Het beroep van eisers ziet met name op de vergunde opbouw (derde etage, vierde woonlaag) voor het realiseren van een appartement.
Zoals hiervoor onder 5 is weergegeven mag bij de in geding zijnde percelen de maximum goothoogte 8 meter en de maximum bouwhoogte 14 meter bedragen. Uit de bij de aanvragen omgevingsvergunning gevoegde bouwtekeningen wordt de beoogde goothoogte 6,75 meter en de bouwhoogte 13,65 meter. Hieruit volgt dat de bouwplannen van belanghebbende binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingplan Assendorp blijven, op grond waarvan verweerder de gevraagde omgevingsvergunningen op grond van artikel 2:10 van
de Wabo niet heeft kunnen weigeren.
Eisers bestrijden dit ook niet, maar stellen zich in een uitvoerig historisch betoog op
het standpunt dat de goot- en bouwhoogte van de woningen Deventerstraat weg [nummer 8]
en Groenestraat [nummers] in het bestemmingsplan Assendorp fout zijn bepaald.
Dit betoog gaat over in een verzoek aan de voorzieningenrechter om, ondanks dat het bestemmingsplan ‘Assendorp’ in rechte onaantastbaar is geworden, de juistheid van de in
dit bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogte te toetsen en die hoogtes aan te passen.
Volgens vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2020,
kan de vraag of uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aan een perceel de in
dit geval juiste goot- en bouwhoogte is toegekend, in het kader van een toetsing bij exceptie van het desbetreffende planonderdeel niet aan de orde komen. Het bestemmingsplan is onherroepelijk en van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. Het is de verantwoordelijkheid van iedere burger om zelf in de gaten te houden of een voor hem relevante wijziging van een bestemmingsplan plaatsvindt en daar tijdig rechtsmiddelen
tegen aan te wenden. Niet is gebleken dat dit in dit geval niet mogelijk was.
Dus wat er ook zij van het historische betoog van eisers, het kan er niet toe leiden dat het onherroepelijk vaststaande bestemmingsplan Assendorp alsnog wordt getoetst en gewijzigd. Eisers hadden dat destijds in 2013 bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan naar voren kunnen en moeten brengen.
8. Zoals onder 6 is weergegeven bepaalt artikel 95.1 van het bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning verzekerd moet zijn dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Artikel 95.3.1 van de planregels geeft echter de binnenplanse mogelijkheid om van de voorwaarde van artikel 95.1 af te wijken als op een andere wijze in de nodige parkeergelegenheid kan worden voorzien
dan wel voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid noodzakelijk is.
Verweerder heeft vastgesteld dat er geen ruimte is voor het parkeren op straat door
middel van een parkeervergunning voor de toekomstige bewoners van de te realiseren appartementen.
Derde-partijen hebben aangegeven gebruik te willen maken van de “nul-vergunningenoptie met abonnementen” en in het huurcontract een artikel op te nemen waarin staat dat de huurder niet in aanmerking komt een voor parkeervergunning.
Ook in de verleende omgevingsvergunning is de voorwaarde opgenomen dat de huurders
van deze appartementen niet in aanmerking komen voor een parkeervergunning en dat de benodigde parkeerabonnementen gereserveerd worden op het parkeerterrein aan de Van Karnebeekstraat.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder hiermee een afdoende maatregel getroffen waardoor op een andere wijze in de parkeergelegenheid kan worden voorzien, zodat met de binnenplanse mogelijkheid kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 95.1 van het bestemmingsplan Zwolle, parapluplan parkeren.
Dat de toekomstige bewoners wel de mogelijkheid hebben om tussen 20.00 uur en 09.00 uur vrij te parkeren omdat voor die uren ter plaatse dan geen parkeervergunning nodig is, doet daaraan in redelijkheid niet af.
De gestelde onveiligheid bij de parkeerplaats aan de Van Karnebeekstraat - wat daarvan ook zij - is niet een belang van eisers.
9. De rechtbank stelt vast dat de welstandscommissie het Oversticht op 22 april 2021
en aanvullend op 8 november 2021 een positief advies heeft uitgebracht over de bouw-plannen van belanghebbende. Deze bouwplannen zijn door de welstandscommissie getoetst aan de Welstandsnota van de gemeente Zwolle en in het bijzonder aan de criteria zoals deze gegeven zijn in het hoofdstuk ‘Oudere wijken’ van de Welstandsnota.
Niet gebleken is dat het welstandsadvies onjuist is. Eisers hebben geen tegenadvies ingebracht.
Het Oversticht heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht niet uitgelaten over de hoogte en het volume van de opbouwen (in relatie tot de omgeving), omdat de hoogte en het volume binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan blijven en
de welstandsadvisering van dit stedenbouwkundig gegeven dient uit te gaan en deze bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan in het welstandsadvies niet mag frustreren.
10. Door eisers is nog gewezen op het bestemmingsplan Parapluplan zelfstandige woonruimte waarin minimumeisen zijn gesteld aan de grootte van een appartement.
De door derde-partijen beoogde appartementen voldoen niet aan deze eisen.
Niet in geschil is dat dit bestemmingsplan niet van toepassing is, zodat de bedoelde minimumeisen niet gelden. Het is niet aan de voorzieningenrechter om het bestemmingsplan Assendorp bij de bestemming ‘Wonen-meergezinshuis’ analoog aan te vullen met deze minimumeisen.
11. Ook hebben eisers gewezen op het bestemmingplan Zwolle, parapluplan Cultuurhistorie aanvulling van 24 mei 2022 en op het advies van het MAB van 10 maart 2022.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ingevolge dit parapluplan de in geding zijnde percelen aan de Deventerstraatweg niet zijn aangeduid met ‘Waarde cultuurhistorie’, zodat een beroep op dit bestemmingsplan niet kan slagen.
De verwijzing naar het advies van het MAB kan evenmin slagen, nu dit advies wel mogelijk toekomstige ontwikkelingen met zich mee kan brengen. Die doen niet af aan het feit dat de bouwplannen van belanghebbende getoetst moeten worden aan de regels zoals deze ten tijde van de aanvraag en de primaire besluiten gelden.
Terecht heeft het Oversticht bij het welstandsadves getoetst aan de welstandsnota.
Het MAB-advies geeft geen noodzaak tot een nieuw welstandsadvies. Het is immers geen geldend recht.
12. Verder hebben eisers nog gesteld dat aangehaakt moet worden bij de aanvraag
voor een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming in verband met soorten-bescherming.
Op 8 juli 2022 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel de op 9 juni 2020
door derde-partijen gevraagde ontheffing geweigerd omdat geen ontheffing nodig is.
Het is de eigen keuze van derde partijen om afzonderlijk bij de provincie ontheffing van
de Wet natuurbescherming aan te vragen. In dat geval is er geen plicht tot aanhaken en
is niet verweerder, maar de provincie terzake bevoegd.
13. De stelling dat de appartementen weer gemakkelijk tot kamers kunnen worden omgebouwd en dat verweerder de voorwaarden bij de verleende omgevingsvergunningen zou hebben moeten uitbreiden met een verbod om terug te bouwen naar kamerverhuur,
treft geen doel. Met de verleende omgevingsvergunningen wordt het bouwen van appartementen mogelijk gemaakt. Voor de mogelijkheden tot kamerverhuur geldt
ter plaatse de Beleidsregel voor onzelfstandige woonruimte uit 2014.
14. Gebleken is dat [naam 4] onlangs een nieuwe aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning voor de panden [nummer 9] , [nummer 10] en [nummer 11] . Die aanvraag valt buiten de omvang van dit geschil.
15. Uit voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
16.
Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
17. Voor een proceskostenveroordeling is geen grond aanwezig.