ECLI:NL:RBOVE:2025:2449

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
84.150514.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke belastingfraude en coronasteunfraude met gevangenisstraf en beroepsverbod

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan opzettelijke belastingfraude en coronasteunfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en heeft hem ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 5 jaren. De verdachte heeft in de periode van januari 2021 tot en met maart 2023, samen met anderen, opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften omzetbelasting gedaan en valse aanvragen voor Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het belastingstelsel en gemeenschapsgeld, met als doel financieel gewin. De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar laten meewegen in de strafoplegging, waarbij ook rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen verweer gevoerd tegen de strafeis van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, maar de verdachte is wel veroordeeld voor de bewezen feiten, die zijn strafbaar gesteld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.150514.23 (P)
Datum vonnis: 17 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] (Nigeria),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 juni 2024, 19 december 2024 en 3 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Weening, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 april 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van januari 2021 tot en met maart 2023 – samen met anderen – als feitelijke leidinggever namens en voor verschillende ondernemingen opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften omzetbelasting heeft gedaan (feit 1) en gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste suppleties (feit 2) en valse of vervalste aanvragen tot Tegemoetkoming Vaste Lasten in coronatijd (hierna: TVL-aanvragen) heeft ingediend (feit 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B V. en/of [bedrijf 4] B.V.
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 29 januari 2021 tot en met 28 maart 2023 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer anderen), en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het derde kwartaal 2021 (DOC-053. DOC-001, AMB-005), en/of
b. het vierde kwartaal 2021 (DOC-054 DOC-133, AMB-005), en/of
[bedrijf 2] B.V. over:
c. het tweede kwartaal 2021 (DOC-061, DOC-002, AMB-005);
d. het derde kwartaal 2021 (DOC-062, DOC-002, AMB-005);
e. het vierde kwartaal 2021 (DOC-063. DOC-002, AMB-005);
f. het eerste kwartaal 2022 (DOC-064, DOC-040, AMB-005);
g het tweede kwartaal 2022 (DOC-065. DOC-040, AMB-005), en/of
h. het derde kwartaal 2022 (DOC-066 DOC-040, AMB-005), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
i. het vierde kwartaal 2020 (DOC-071 DOC-003, AMB-005);
j. het tweede kwartaal 2021 (DOC-073, DOC-003, AMB-005);
k. het derde kwartaal 2021 (DOC-074 DOC-003, AMB-005);
l. het vierde kwartaal 2021 (DOC-076, DOC-003, AMB-005);
m het eerste kwartaal 2022 (DOC-077, DOC-041, AMB-005);
n. het tweede kwartaal 2022 (DOC-078. DOC-041, AMB-005);
o. het derde kwartaal 2022 (DOC-079. DOC-041, AMB-005), en/of
p. het vierde kwartaal 2022 (DOC-080 DOC-041, AMB-005), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
q. het vierde kwartaal 2021 (DOC-085, DOC-004, AMB-005), en/of
r. het eerste kwartaal 2022 (DOC-086, DOC-142, AMB-005),
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting op te geven en/of te doen/laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekt(en) dat te weinig belasting wordt geheven;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 29 januari 2021 tot en met 28 maart 2023 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer anderen), en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het derde kwartaal 2021 (DOC-053 DOC-001, AMB-005), en/of
b. het vierde kwartaal 2021 (DOC-054 DOC-133, AMB-005), en/of
[bedrijf 2] B.V. over:
c. het tweede kwartaal 2021 (DOC-061, DOC-002, AMB-005);
d. het derde kwartaal 2021 (DOC-062 DOC-002, AMB-005);
e het vierde kwartaal 2021 (DOC-063 DOC-002, AMB-005);
f. het eerste kwartaal 2022 (DOC-064 DOC-040, AMB-005);
g. het tweede kwartaal 2022 (DOC-065, DOC-040, AMB-005), en/of
h. het derde kwartaal 2022 (DOC-066 DOC-040, AMB-005), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
i. het vierde kwartaal 2020 (DOC-071 DOC-003, AMB-005);
j. het tweede kwartaal 2021 (DOC-073, DOC-003, AMB-005);
k. het derde kwartaal 2021 (DOC-074 DOC-003, AMB-005);
l. het vierde kwartaal 2021 (DOC-076, DOC-003, AMB-005);
m. het eerste kwartaal 2022 (DOC-077 DOC-041, AMB-005);
n. het tweede kwartaal 2022 (DOC-078 DOC-041, AMB-005);
o. het derde kwartaal 2022 (DOC-079 DOC-041, AMB-005), en/of
p. het vierde kwartaal 2022 (DOC-080 DOC-041, AMB-005), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
q. het vierde kwartaal 2021 (DOC-085 DOC-004, AMB-005), en/of
r. het eerste kwartaal 2022 (DOC-086 DOC-142 AMB-005),
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting op te geven en/of te doen/laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekt(en) dat te weinig belasting wordt geheven;
2
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V.
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 22 maart 2021 tot en met 07 november 2021 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten suppleties/suppletieaangiften ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het vierde kwartaal 2019 (DOC-088 DOC-019 AMB-006);
b. het eerste kwartaal 2020 (DOC-089, DOC-019. AMB-006);
c. het tweede kwartaal 2020 (DOC-090. DOC-019 AMB-006);
d. het derde kwartaal 2020 (DOC-091. DOC-019, AMB-006);
e. het vierde kwartaal 2020 (DOC-092. DOC-019, AMB-006);
f. het eerste kwartaal 2021 (DOC-093, DOC-019. AMB-006), en/of
g. het tweede kwartaal 2021 (DOC-094. DOC-019. AMB-006), en/of
[bedrijf 2] B V. over:
h. het vierde kwartaal 2019 (DOC-095, DOC-020, AMB-006);
i. het eerste kwartaal 2020 (DOC-097, DOC-020, AMB-006);
j. het tweede kwartaal 2020 (DOC-098. DOC-020. AMB-006);
k. het derde kwartaal 2020 (DOC-099, DOC-020. AMB-006);
l. het vierde kwartaal 2020 (DOC 100. DOC-020 AMB-006), en/of
m. het eerste kwartaal 2021 (DOC 101 DOC-020, AMB-006), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
n. het vierde kwartaal 2019 (DOC-102 DOC-021, AMB-006);
o. het eerste kwartaal 2020 (DOC-103, DOC-021 AMB-006);
p. het tweede kwartaal 2020 (DOC-104, DOC-021, AMB-006);
q. het derde kwartaal 2020 (DOC-105, DOC-021, AMB-006);
r. het vierde kwartaal 2020 (DOC-106. DOC-021. AMB-006), en/of
s. het derde kwartaal 2021 (DOC-107. DOC-021 AMB-006), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
t. het vierde kwartaal 2020 (DOC-108, DOC-022 AMB-006);
u. het eerste kwartaal 2021 (DOC-109, DOC-022. AMB-006), en/of
v. het tweede kwartaal 2021 (DOC-110 DOC-022 AMB-006),
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Belastingdienst;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V.
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 22 maart 2021 tot en met 07 november 2021 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten suppleties/suppletieaangiften ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het vierde kwartaal 2019 (DOC-088 DOC-019, AMB-006);
b. het eerste kwartaal 2020 (DOC-089. DOC-019, AMB-006);
c. het tweede kwartaal 2020 (DOC-090, DOC-019, AMB-006);
d. het derde kwartaal 2020 (DOC-091 DOC-019 AMB-006);
e. het vierde kwartaal 2020 (DOC-092. DOC-019. AMB-006);
f. het eerste kwartaal 2021 (DOC-093, DOC-019, AMB-006), en/of
g. het tweede kwartaal 2021 (DOC-094 DOC-019 AMB-006), en/of
[bedrijf 2] B.V. over:
h. het vierde kwartaal 2019 (DOC-095, DOC-020 AMB-006);
i. het eerste kwartaal 2020 (DOC-097 DOC-020, AMB-006);
j. het tweede kwartaal 2020 (DOC-098 DOC-020. AMB-006);
k. het derde kwartaal 2020 (DOC-099, DOC-020 AMB-006);
l. het vierde kwartaal 2020 (DOC-100 DOC-020 AMB-006), en/of
m. het eerste kwartaal 2021 (DOC-101 DOC-020 AMB-006), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
n. het vierde kwartaal 2019 (DOC-102 DOC-021, AMB-006);
o. het eerste kwartaal 2020 (DOC-103 DOC-021, AMB-006);
p. het tweede kwartaal 2020 (DOC-104, DOC-021, AMB-006);
q. het derde kwartaal 2020 (DOC-105. DOC-021 AMB-006);
r. het vierde kwartaal 2020 (DOC-106 DOC-021 AMB-006), en/of
s. het derde kwartaal 2021 (DOC-107 DOC-021. AMB-006), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
t. het vierde kwartaal 2020 (DOC-108, DOC-022 AMB-006);
u. het eerste kwartaal 2021 (DOC-109 DOC-022. AMB-006), en/of
v. het tweede kwartaal 2021 (DOC-110. DOC-022. AMB-006).
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Belastingdienst; bestaande de valsheid hierin dat de in die documenten opgenomen cijfers, voorbelasting, omzet(verlies) en/of andere gegevens niet (volledig) overeenstemmen met de werkelijkheid,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
meer subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 22 maart 2021 tot en met 07
november 2021 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten suppleties/suppletieaangiften ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het vierde kwartaal 2019 (DOC-088 DOC-019, AMB-006);
b. het eerste kwartaal 2020 (DOC-089 DOC-019, AMB-006);
c. het tweede kwartaal 2020 (DOC-090, DOC-019. AMB-006);
d. het derde kwartaal 2020 (DOC-091 DOC-019, AMB-006);
e. het vierde kwartaal 2020 (DOC-092 DOC-019. AMB-006);
f. het eerste kwartaal 2021 (DOC-093 DOC-019. AMB-006), en/of
g. het tweede kwartaal 2021 (DOC-094 DOC-019, AMB-006), en/of
[bedrijf 2] B V. over:
h. het vierde kwartaal 2019 (DOC-095, DOC-020. AMB-006);
i. het eerste kwartaal 2020 (DOC-097, DOC-020 AMB-006);
j. het tweede kwartaal 2020 (DOC-098, DOC-020 AMB-006);
k. het derde kwartaal 2020 (DOC-099 DOC-020. AMB-006);
l. het vierde kwartaal 2020 (DOC-100, DOC-020 AMB-006), en/of
m. het eerste kwartaal 2021 (DOC-101 DOC-020 AMB-006), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
n. het vierde kwartaal 2019 (DOC-102. DOC-021, AMB-006);
o. het eerste kwartaal 2020 (DOC-103, DOC-021, AMB-006);
p. het tweede kwartaal 2020 (DOC-104, DOC-021. AMB-006);
q. het derde kwartaal 2020 (DOC-105, DOC-021 AMB-006);
r. het vierde kwartaal 2020 (DOC-106, DOC-021 AMB-006), en/of
s. het derde kwartaal 2021 (DOC-107. DOC-021 AMB-006), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
t. het vierde kwartaal 2020 (DOC-108. DOC-022 AMB-006);
u. het eerste kwartaal 2021 (DOC-109, DOC-022, AMB-006), en/of
v. het tweede kwartaal 2021 (DOC-110 DOC-022 AMB-006),
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Belastingdienst;
uiterst subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 22 maart 2021 tot en met 07 november 2021 te Emmen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten suppleties/suppletieaangiften ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a het vierde kwartaal 2019 (DOC-088. DOC-019, AMB-006);
b. het eerste kwartaal 2020 (DOC-089, DOC-019, AMB-006);
c. het tweede kwartaal 2020 (DOC-090, DOC-019. AMB-006);
d. het derde kwartaal 2020 (DOC-091. DOC-019. AMB-006);
e. het vierde kwartaal 2020 (DOC-092, DOC-019, AMB-006);
f. het eerste kwartaal 2021 (DOC-093, DOC-019, AMB-006), en/of
g. het tweede kwartaal 2021 (DOC-094 DOC-019. AMB-006), en/of
[bedrijf 2] B.V. over:
h. het vierde kwartaal 2019 (DOC-095, DOC-020, AMB-006);
i. het eerste kwartaal 2020 (DOC-097, DOC-020. AMB-006);
j. het tweede kwartaal 2020 (DOC-098. DOC-020. AMB-006);
k. het derde kwartaal 2020 (DOC-099. DOC-020, AMB-006);
l. het vierde kwartaal 2020 (DOC-100, DOC-020. AMB-006), en/of
m. het eerste kwartaal 2021 (DOC-101 DOC-020, AMB-006), en/of
[bedrijf 3] B.V. over:
n. het vierde kwartaal 2019 (DOC-102 DOC-021 AMB-006);
o. het eerste kwartaal 2020 (DOC-103, DOC-021, AMB-006);
p. het tweede kwartaal 2020 (DOC-104, DOC-021, AMB-006);
q. het derde kwartaal 2020 (DOC-105. DOC-021 AMB-006);
r. het vierde kwartaal 2020 (DOC-106 DOC-021 AMB-006), en/of
s. het derde kwartaal 2021 (DOC-107, DOC-021 AMB-006), en/of
[bedrijf 4] B.V. over:
t. het vierde kwartaal 2020 (DOC-108 DOC-022 AMB-006);
u. het eerste kwartaal 2021 (DOC-109 DOC-022 AMB-006), en/of
v. het tweede kwartaal 2021 (DOC-110. DOC-022, AMB-006),
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Belastingdienst; bestaande de valsheid hierin dat de in die documenten opgenomen cijfers, voorbelasting, omzet(verlies) en/of andere gegevens niet (volledig) overeenstemmen met de
werkelijkheid;
3
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 23 november 2021 te Emmen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 1]);
b. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 2]
);
c. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 3]
), en/of
d. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 4]
en [nummer 5]),
ten name van [bedrijf 1] B.V., en/of
e. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 6]
);
f. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 7]);
g. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 8]
en [nummer 9]), en/of
h. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 10]
),
ten name van [bedrijf 2] B.V., en/of
i. een TVL-aanvraag over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020 ([nummer 11]);
j. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 12]);
k. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 13]);
l. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 14])
en [nummer 15]); en/of
m. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 16]
),
ten name van [bedrijf 3] B.V.
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in elk geval bij een onderdeel van de (rijks)overheid;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B V.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 23 november 2021 te Emmen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse en/of vervalste
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 1]);
b. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 17]);
c. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 18]), en/of
d. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 4] en [nummer 5]),
ten name van [bedrijf 1] B.V., en/of
e. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 6]
);
f een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 19]
);
g. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 8]
en [nummer 9]), en/of
h. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 10]
),
ten name van [bedrijf 2] B.V., en/of
i. een TVL-aanvraag over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020 ([nummer 20]);
j. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 21]
);
k. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 13]);
l. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 14]) en [nummer 15]); en/of
m. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 22]),
ten name van [bedrijf 3] B.V.
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in elk geval bij een onderdeel van de (rijks)overheid; bestaande de valsheid hierin dat de in die documenten opgenomen cijfers, voorbelasting, omzet(verlies) en/of andere gegevens niet (volledig) overeenstemmen met de
werkelijkheid tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte
feitelijke leiding heeft gegeven;
meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 23 november 2021 te Emmen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 1]);
b. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 2]
);
c. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 3]
), en/of
d. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 4] en [nummer 5]),
ten name van [bedrijf 1] B.V., en/of
e. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 6]
);
f. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 19]
);
g. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 8]
en [nummer 9]), en/of
h. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 10]
),
ten name van [bedrijf 2] B.V., en/of
i. een TVL-aanvraag over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020
([nummer 11]),
j. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 21]
);
k. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 23]
);
l. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 14])
en [nummer 15]); en/of
m. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 16]
),
ten name van [bedrijf 3] B V.,
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in elk geval bij een onderdeel van de (rijks)overheid;
uiterst subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 23 november 2021 te Emmen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 24]
);
b. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 2]
);
c. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 3]
), en/of
d. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 4]
en [nummer 5]),
ten name van [bedrijf 1] B.V., en/of
e. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 6]
);
f. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 19]
);
g. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 8]
en [nummer 9]), en/of
h. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 10]
),
ten name van [bedrijf 2] B V., en/of
i. een TVL-aanvraag over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020 ([nummer 11]);
j. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020 ([nummer 12]);
k. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021 ([nummer 23]
);
l. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021 ([nummer 14])
en [nummer 15]); en/of
m. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021 ([nummer 16]
),
ten name van [bedrijf 3] B.V.,
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in elk geval bij een onderdeel van de (rijks)overheid; bestaande de valsheid hierin dat de in die documenten opgenomen cijfers, voorbelasting. omzet(verlies) en/of andere gegevens niet (volledig) overeenstemmen met de
werkelijkheid.

3.Het afdoeningsvoorstel

Op 27 maart 2025 zijn door de officier van justitie en de verdediging afspraken gemaakt over de afdoening van de strafzaak. Deze afspraken zijn neergelegd in een document getiteld ‘Afdoeningsvoorstel’, ondertekend door verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie. Het afdoeningsvoorstel is aan de rechtbank voorgelegd.
Het afdoeningsvoorstel houdt het volgende in:
de verdediging voert ten aanzien van de tenlastelegging geen verweren;
alle eventueel nog openstaande onderzoekswensen komen te vervallen;
het Openbaar Ministerie eist ter terechtzitting een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en ontzetting van het recht tot het bekleden van de functie van bestuurder of aandeelhouder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaar en gelasting van openbaarmaking van het vonnis door toezending ervan aan de Kamer van Koophandel;
de verdediging voert geen verweer tegen voornoemde strafeis;
de verdachte zal op 3 april 2025 ter terechtzitting aanwezig zijn zodat de rechtbank de totstandkoming van dit afdoeningsvoorstel kan toetsen;
de verdediging en het Openbaar Ministerie doen afstand van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van dit afdoeningsvoorstel vonnis wijst;
het Openbaar Ministerie zal geen ontnemingsvordering aanhangig maken in verband met deze strafzaak;
het afdoeningsvoorstel vervalt indien en voor zover dat niet gevolgd wordt door de rechtbank;
een officiële Engelse vertaling van het afdoeningsvoorstel wordt ook door partijen ondertekend.
Partijen hebben desgevraagd nadien per e-mail en ter zitting te kennen gegeven het afdoeningsvoorstel aan te vullen c.q. te wijzigen, als volgt:
  • het onder 3 genoemde beroepsverbod voor de functie van aandeelhouder van een rechtspersoon is komen te vervallen;
  • partijen refereren zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de bewezenverklaring van feit 2;
  • indien het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van feit 2 of feit 2 niet bewezen wordt verklaard, kunnen partijen zich vinden in een verkorting van de onder 3 genoemde
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de terechtzitting van 3 april 2025 is het hiervoor weergegeven afdoeningsvoorstel indringend en in aanwezigheid van zijn raadsman met verdachte besproken. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte procesafspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan voor hem en zijn strafzaak kunnen zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt.
De procesafspraken komen daarmee voor een beoordeling door de rechtbank in aanmerking. De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) leidend is geweest, meer in het bijzonder wat betreft het bewijs en de straf.
Dat in acht nemend komt de rechtbank tot de volgende beoordeling van de strafzaak tegen verdachte.

4.De voorvragen

4.1
De geldigheid van de dagvaarding
4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 2 primair en meer subsidiair en feit 3 primair en meer subsidiair op het standpunt gesteld dat niet is vereist om te omschrijven waaruit de valsheid van de in de tenlastelegging genoemde geschriften bestaat. Ook zonder deze verfeitelijking is in samenhang bezien met het dossier duidelijk welk verwijt verdachte wordt gemaakt.
Desondanks heeft de officier van justitie gevorderd dat subsidiair en uiterst subsidiair hetzelfde feit wordt toegevoegd, maar dan mét verfeitelijking van de valsheid van de genoemde stukken.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de geldigheid van de dagvaarding.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 primair en meer subsidiair en feit 3 primair en meer subsidiair nietig is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt niet waaruit de vermeende valsheid van de daarin genoemde geschriften zou bestaan. Dit betekent dat de ten laste gelegde valsheid in geschrifte slechts een omschrijving is van de kwalificatie van het strafbare feit, terwijl niet is omschreven waaruit de verweten gedragingen feitelijk bestaan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank wel vereist. [1] Nu uit de tenlastelegging niet kan worden opgemaakt wat vals of vervalst is aan de daarin genoemde stukken, voldoet de dagvaarding in zoverre niet aan de vereisten van artikel 261 Sv. De dagvaarding is voor het overige geldig.
4.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De bewijsmotivering

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft conform het afdoeningsvoorstel geen bewijsverweren gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 (overgebleven) subsidiair en uiterst subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Het aanvullen van gegevens voor de heffing van omzetbelasting betreft een informatieverplichting en is gebonden aan vormvoorschriften op grond van artikel 10a Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) en artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting. Ondanks de verplichting tot informatieverstrekking is de suppletieaangifte, naar vaste jurisprudentie, geen aangifte als bedoeld in artikel 68 en 69 AWR. De suppletieaangifte, indien daaruit volgt dat te veel belasting aangegeven is althans daarmee een teruggave wordt verzocht, wordt behandeld als een (te laat ingediend) bezwaarschrift tegen de eigen aangifte.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de tenlastegelegde suppleties derhalve worden beschouwd als bezwaarschriften die er telkens toe gestrekt hebben een teruggave te creëren. In lijn met jurisprudentie van de Hoge Raad [2] is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk bezwaarschrift in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr) toekomt.
5.3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank komt, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen, tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B V. en [bedrijf 4] B.V.
in de periode 29 januari 2021 tot en met 28 maart 2023 in Nederland,
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van:
[bedrijf 1] B.V. over:
a. het derde kwartaal 2021,
b. het vierde kwartaal 2021, en
[bedrijf 2] B.V. over:
c. het tweede kwartaal 2021;
d. het derde kwartaal 2021;
e. het vierde kwartaal 2021;
f. het eerste kwartaal 2022;
g. het tweede kwartaal 2022,
h. het derde kwartaal 2022, en
[bedrijf 3] B.V. over:
i. het vierde kwartaal 2020;
j. het tweede kwartaal 2021;
k. het derde kwartaal 2021;
l. het vierde kwartaal 2021;
m. het eerste kwartaal 2022;
n. het tweede kwartaal 2022;
o. het derde kwartaal 2022,
p. het vierde kwartaal 2022, en
[bedrijf 4] B.V. over:
q. het vierde kwartaal 2021,
r. het eerste kwartaal 2022,
onjuist en/of onvolledig hebben gedaan, door in die ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en te betalen belasting op te geven, terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V.
in de periode van 30 juni 2020 tot en met 23 november 2021 in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020;
b. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021;
c. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021;
d. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021,
ten name van [bedrijf 1] B.V., en
e. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020;
f een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021;
g. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021;
h. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021,
ten name van [bedrijf 2] B.V., en
i. een TVL-aanvraag over de periode oktober 2019 tot en met januari 2020;
j. een TVL-aanvraag over het vierde kwartaal 2020;
k. een TVL-aanvraag over het eerste kwartaal 2021;
l. een TVL-aanvraag over het tweede kwartaal 2021;
m. een TVL-aanvraag over het derde kwartaal 2021,
ten name van [bedrijf 3] B.V.
als ware die echt en onvervalst, door die geschriften in te (doen en/of laten) leveren bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;
bestaande de valsheid hierin dat de in die documenten opgenomen cijfers, voorbelasting, omzet(verlies) en andere gegevens niet overeenstemmen met de werkelijkheid,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 AWR en artikel 225 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd;
feit 3 subsidiair
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd als bijkomende straffen op te leggen een beroepsverbod ex artikel 28 Sr, te weten ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor vijf jaren, en gelasting van openbaarmaking van het vonnis door toezending ervan aan de Kamer van Koophandel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft conform het afdoeningsvoorstel geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als feitelijke leidinggever schuldig gemaakt aan belastingfraude en coronasteunfraude. Hij heeft opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V. ingediend, waardoor telkens een te laag bedrag aan omzetbelasting werd geheven. Daarnaast heeft verdachte op naam van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. valse TVL-aanvragen als voorschot bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ingediend, waardoor ten onrechte een voorschot is uitgekeerd. Met deze aangiften en aanvragen TVL heeft verdachte beoogd een bedrag van circa € 3 miljoen ten onrechte te innen. Het is bepaald niet aan verdachte te danken dat slechts een deel hiervan is uitgekeerd (circa € 205.000,-) en dat dus het werkelijke nadeel veel lager is uitgevallen.
Met zijn handelwijze heeft de verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat op de volledigheid en juistheid van belastingaangiften moet kunnen worden vertrouwd. Voorts heeft hij misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat in de coronatijd bedoeld was als noodmaatregel voor gedupeerde ondernemers. Verdachte heeft zich bij het plegen van voornoemde feiten enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Hierbij heeft zij acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS-oriëntatiepunt fraude geeft bij een fraudebedrag van € 1.000.000,-- of hoger als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden tot aan de maximale gevangenisstraf van de ten laste gelegde feiten. Hoewel het
werkelijkenadeel lager is, neemt de rechtbank toch dit oriëntatiepunt als uitgangspunt, gelet op het veel hogere
beoogdenadeel, de lange periode waarin verdachte keer op keer het wilsbesluit heeft genomen om te frauderen, het berekenende karakter van zijn handelingen en het feit dat verdachte ook ter zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
De rechtbank ziet na het afwegen van alle belangen voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Bijkomende straffen
Daarnaast ziet de rechtbank gelet op de aard en omvang van de gepleegde feiten voldoende aanleiding om verdachte voor de duur van vijf jaren te ontzetten uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon. De rechtbank weegt hierin mee dat de feiten in hoedanigheid van bestuurder van een rechtspersoon zijn gepleegd. Ter bescherming van het handelsverkeer wil de rechtbank herhaling van, kort gezegd, het frauderen door middel van een rechtspersoon voorkomen. De rechtbank zal daarom na het onherroepelijk worden van dit vonnis publicatie van het bestuursverbod in de registers van de Kamer van Koophandel gelasten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36, 51 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
partiële nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft het onder 2 primair en meer subsidiair en 3 primair en meer subsidiair ten laste gelegde;
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair en uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd;
feit 3 subsidiair, het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een valse geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen: de
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bijkomende straffen
-
ontzetde verdachte
van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurdervan een rechtspersoon voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- gelast dat de ontzetting uit het beroep van bestuurder van een rechtspersoon
openbaar gemaaktwordt door registratie in het
handelsregister van de Kamer van Koophandelen begroot de kosten daarvan op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025.
Mr. J.T. Pouw is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.