Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
tot 10 november 2022 (DOC-023), en/of
tot 10 november 2022 (DOC-023), en/of
3.De procesafspraken
De verdediging voert slechts een strafmaatverweer strekkende tot strafoplegging van 22 mnd. waarvan 10 mnd. voorwaardelijk, proeftijd 3 jr. met alg. en bijz. voorwaarden cfm. reclasseringsadvies.
OM en verdediging stellen zich o.g.v. de art. 26, 29 en 110 Faillissementswet op het standpunt dat eventuele vorderingen van benadeelde partijen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
De verdachte zal aanwezig zijn ter terechtzitting zodat de rechtbank de totstandkoming van dit afdoeningsvoorstel kan toetsen.
Het OM en de verdediging zien af van het instellen van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van dit afdoeningsvoorstel vonnis wijst met oplegging van een straf ergens in de bandbreedte van de onder 5 en 6 genoemde straffen.
Dit afdoeningsvoorstel vervalt indien en voor zover dat niet gevolgd wordt door de rechtbank.
4.De voorvragen
5.De bewijsmotivering
- een geschrift, te weten een aangifte van de AFM van 3 maart 2023 (DOC-001);
- een geschrift, inhoudende achttien investeringsovereenkomsten tussen verdachte en verschillende beleggers (DOC-012).
- het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 3] van 28 maart 2023 (AMB-003);
- het proces-verbaal inzake valsheid in geschrifte ex. art. 225 Sr van 28 maart 2024 (AMB-021);
- een geschrift, inhoudende het vervalste jaaroverzicht over 2020 van [bedrijf 3] op naam van verdachte (DOC-022);
- een geschrift, inhoudende het vervalste beleggingsoverzicht van [bedrijf 1] van 3 januari 2018 tot en met 10 november 2022 (DOC-023);
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] van 11 april 2023 (G-003-01).
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
7.De strafbaarheid van verdachte
8.De op te leggen straf of maatregel
9.De opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis
10.De toegepaste wettelijke voorschriften
11.De beslissing
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden;
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
vijf jaar, dertien maanden en 23 dagen;