ECLI:NL:RBOVE:2025:1382

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
ak_23_1480
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 12 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiser had zich op 15 januari 2021 ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering die op 14 mei 2022 door het UWV werd beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde de beëindiging van de uitkering per 7 oktober 2022. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft gemotiveerd waarom een lichamelijk onderzoek tijdens de bezwaarfase niet heeft plaatsgevonden, ondanks dat dit noodzakelijk was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat het UWV alsnog een expertise heeft laten uitvoeren die de beëindiging van de uitkering onderbouwt. De rechtbank concludeert dat de belastbaarheid van eiser op 7 oktober 2022 correct is vastgesteld en dat hij meer dan 65% arbeidsgeschikt is. Eiser krijgt een vergoeding van proceskosten en het griffierecht van het UWV moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1480

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder, (het UWV),
(gemachtigde: mr. C. Lubberts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Met het besluit van 11 april 2022 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser vanaf
14 mei 2022 beëindigd. Met een brief van 6 september 2022 heeft het UWV eiser een voorgenomen beslissing op bezwaar gestuurd. Hierin heeft het UWV aan eiser gemeld dat de ZW-uitkering van eiser wordt beëindigd één maand na datum van de voorgenomen beslissing, als dit niet eerder is dan de dag volgend op die waarop de beslissing op bezwaar zal worden bekendgemaakt. De beëindigingsdatum is dus ook afhankelijk van de dag waarop de definitieve beslissing op bezwaar bekend wordt gemaakt. Met het bestreden besluit van 2 juni 2023 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser beëindigd vanaf
7 oktober 2022.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst.
1.4.
Eiser heeft op 23 november 2023 nadere medische informatie verstrekt. Vervolgens heeft het UWV een expertise laten uitvoeren, die heeft geleid tot een rapport van
31 januari 2024. Het UWV heeft met een brief van 4 maart 2024 en een nader rapport van
3 maart 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het expertiserapport gereageerd. Hierop heeft eiser een reactie van 23 mei 2024 gegeven. Vervolgens heeft het UWV met een brief van 17 juli 2024 en een nader rapport van 16 juli 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd.
1.5.
Daarna heeft de rechtbank partijen met een brief van 11 oktober 2024 medegedeeld dat de rechter die het beroep op zitting heeft behandeld niet in de gelegenheid is om uitspraak te doen in deze zaak en dat daarom een andere rechter op het beroep zal beslissen. Daarbij heeft de rechtbank partijen de gelegenheid gegeven om te laten weten of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben laten weten een nadere zitting niet nodig te vinden.
1.6.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Wat aan de besluitvorming vooraf ging
2.1.
Eiser werkte vanaf 30 december 2019 via uitzendorganisatie Olympia Flex Services B.V. als dakdekker voor gemiddeld 22,75 uur per week. Hij heeft zich op 15 januari 2021 ziek gemeld. Daarop heeft het UWV met een besluit van 6 april 2021 aan eiser vanaf
18 januari 2021 een ZW-uitkering toegekend.
2.2.
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling heeft medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
3. Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser meer dan 65%, namelijk 71,34%, arbeidsgeschikt is. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV met het besluit van 11 april 2022 de ZW-uitkering van eiser vanaf 14 mei 2022 beëindigd. Met het bestreden besluit heeft het UWV de beëindigingsdatum van de ZW-uitkering gewijzigd van 14 mei 2022 naar 7 oktober 2022. Op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek en naar aanleiding van de reactie op de voorgenomen beslissing op bezwaar van 6 september 2022 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de eerdere functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 25 maart 2022 aangepast. In deze FML van 16 augustus 2022 zijn de beperkingen van eiser vastgelegd. Vervolgens heeft arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ten opzichte van het eerdere arbeidskundig onderzoek voor eiser nieuwe functies geselecteerd, die hij met zijn beperkingen nog kan uitvoeren. Deze zijn met het voorgenomen besluit van 6 september 2022 aan eiser bekend gemaakt. Met de middelste van de drie functies met het hoogste loon kan eiser 71,34% verdienen van het salaris dat hij had voordat hij ziek werd. Daarom heeft het UWV eiser meer dan 65% arbeidsgeschikt geacht. Het UWV heeft vanaf de datum van de voorgenomen beslissing op bezwaar een nieuwe uitlooptermijn van een maand gehanteerd en de beëindigingsdatum vastgesteld op
7 oktober 2022.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn ZW-uitkering vanaf 7 oktober 2022 moet worden voortgezet.
4.1.
Eiser vindt het onduidelijk wat het UWV bedoelt met de overweging in het bestreden besluit dat een hoorzitting heeft plaatsgevonden in de vorm van een medisch onderzoek. Als geen fysiek spreekuur met een gecertificeerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden is dat in strijd met rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
4.2.
Eiser is ook van mening dat de verzekeringsarts ten onrechte geen aanvullende medische informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van eiser en zijn overige behandelaren en deze informatie ten onrechte niet heeft meegewogen. Ook stelt eiser dat het UWV extern deskundigenonderzoek, dat nodig was om een volledig beeld van de medische situatie van eiser te krijgen, ten onrechte niet heeft laten uitvoeren. Eiser was op het moment dat dit onderzoek zou moeten worden uitgevoerd door toename van klachten niet in staat hieraan mee te werken. Hij moest geopereerd worden. Volgens eiser had het UWV moeten wachten tot hij beschikbaar was.
4.3.
Eiser stelt dat het UWV zijn medische situatie heeft onderschat en dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met zijn pijnklachten aan nek, schouders en rug. Volgens eiser is ten onrechte de nadruk op de linkerschouder gelegd. Overbelasting van de rechterschouder ligt op de loer. Eiser wijst erop dat rechts inmiddels ook al klachten zijn ontstaan.
4.4.
Eiser voert aan dat de toename van klachten, die blijkt uit de informatie van de orthopeed, geen nieuw medisch probleem is, maar dat dit voortvloeit uit de klachten die zich al tijdens de ziekmelding voordeden.
4.5.
De door de arbeidsdeskundige geduide functies zijn volgens eiser niet passend.
4.6.
Tenslotte heeft eiser gesteld dat de ZW-uitkering niet eerder dan vanaf
7 november 2022 beëindigd kan worden, omdat bij de nieuwe tijdens de bezwaarprocedure geduide functies een aanzegtermijn van twee maanden en een dag had moeten worden gehanteerd. Eiser heeft tijdens de zitting laten weten dat deze beroepsgrond komt te vervallen.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
5. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de verzekerde:
a. nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In artikel 19aa, tweede lid, van de ZW is bepaald dat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
Wat beoordeelt de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt of het UWV de ZW-uitkering van eiser vanaf 7 oktober 2022 terecht heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden. Van belang is of het UWV eiser vanaf 7 oktober 2022 terecht meer dan 65% arbeidsgeschikt heeft geacht.
7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel verder heeft.
Zorgvuldigheid verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8.1.
Onder verwijzing naar rechtspraak van de CRvB [1] overweegt de rechtbank als volgt.
8.2.
Specifiek voor de situatie waarin in de primaire fase sprake is geweest van een onderzoek door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts, heeft de CRvB op 23 juni 2021 [2] uitspraak gedaan. Uit deze uitspraak volgt dat als een betrokkene in de primaire fase niet is onderzocht door een verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de bezwaarfase wel een spreekuurcontact met een verzekeringsarts moet hebben plaatsgevonden. Dit is in beginsel alleen anders als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. In de nadien gevormde rechtspraak heeft de CRvB in een aantal zaken waarin was afgezien van een spreekuurcontact geoordeeld dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht, bijvoorbeeld in de situatie van een laattijdige aanvraag, maar ook in de situatie waarin geen vertaalslag hoefde te worden gemaakt van de medische informatie naar de beperkingen in een FML omdat alleen de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid aan de orde was en in het geval van een beoordeling of sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
8.3.
Zoals volgt uit vaste rechtspraak [3] kan een hoorzitting (waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig is) niet worden gelijkgesteld met (de beslotenheid van) een spreekuur. Dit neemt niet weg dat zich bijzondere situaties kunnen voordoen waarbij na de hoorzitting een compleet beeld bestaat van de beperkingen en aan een apart, aansluitend spreekuur (ook bij betrokkene) geen behoefte meer bestaat. [4] Een spreekuur zal meestal in fysieke vorm plaatsvinden.
8.4.
Toegepast op eiser is het volgende van belang. Het besluit van 11 april 2022 is gebaseerd op een rapport van 25 maart 2022 van een arts van het UWV. Een verzekeringsarts heeft dit rapport getoetst en akkoord bevonden. De UWV-arts heeft het dossier van eiser bestudeerd. De UWV-arts heeft met eiser en zijn partner gesproken en eiser fysiek onderzocht. De UWV-arts heeft de (medische) informatie in het dossier bij zijn beoordeling betrokken.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op
16 augustus 2022 en 24 mei 2023 gerapporteerd. Het rapport van 16 augustus 2022 heeft geleid tot een voorgenomen beslissing op bezwaar. Eiser heeft op dit voornemen gereageerd. Daarop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nader rapport van
24 mei 2023 opgesteld.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier van eiser bestudeerd en was aanwezig bij de eerste hoorzitting op 11 augustus 2022. Ze heeft met eiser en zijn partner gesproken en eiser geobserveerd. Ze heeft alle (medische) informatie, waaronder wat tijdens de bezwaarprocedure is ingebracht, bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens de bezwaarprocedure om een expertise gevraagd. De expertise heeft echter niet plaatsgevonden, omdat tussen het expertisebureau en eiser geen afspraak kon worden gemaakt.
Tijdens de tweede hoorzitting op 23 maart 2023 is besproken dat eiser nadere medische informatie van de neurochirurg zou toesturen. Dit is niet gebeurd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was niet aanwezig bij de tweede hoorzitting. Ze heeft bij eiser tijdens de bezwaarprocedure geen lichamelijk onderzoek verricht.
8.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 24 mei 2023 toegelicht dat specifiek lichamelijk onderzoek in dit geval voor de verzekeringsgeneeskundige weging in bezwaar geen meerwaarde heeft, omdat niet nader gedifferentieerd hoeft te worden in aard en ernst van de aandoening in relatie tot beperkingen in de belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat uit het dossier duidelijk volgt dat sprake is van pijnklachten door een kwetsbare rug, schouderklachten en letsel van de pink. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst onder meer op de bevindingen van de UWV-arts bij lichamelijk onderzoek en de medische informatie van behandelaren.
8.6.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit geval hiermee niet voldoende heeft gemotiveerd waarom lichamelijk onderzoek tijdens de bezwaarfase achterwege is gebleven. De rechtbank vindt hierbij van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een expertise nodig achtte, die niet heeft plaatsgevonden en ook dat eiser nadat hierover tijdens de tweede hoorzitting is gesproken geen nadere informatie van de neurochirurg heeft verstrekt. Deze beide aspecten tezamen hadden voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist aanleiding moeten zijn om eiser op te roepen voor een spreekuur, zodat zij een fysiek onderzoek kon verrichten om de klachten van eiser te kunnen vertalen tot beperkingen op de datum in geding.
8.7.
Daarmee is het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de beëindiging van de ZW-uitkering desondanks in stand kan worden gelaten.
8.8.
Tijdens de beroepsprocedure heeft het UWV alsnog een expertise laten uitvoeren. Neuroloog J.L.W. Bosboom heeft op 31 januari 2024 gerapporteerd. Hij heeft het dossier van eiser bestudeerd. Neuroloog Bosboom heeft bij zijn onderzoek ook informatie van orthopedisch chirurg M.P.J. van der List van 19 juli 2023, 17 augustus 2023 en
1 november 2023 en een brief van de huisarts van eiser van 11 augustus 2023 betrokken. Verder heeft neuroloog Bosboom met eiser gesproken tijdens een spreekuur en hem neurologisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na deze expertise nader gerapporteerd op 3 maart 2024 en 16 juli 2024.
8.9.
De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek met de expertise, waarbij eiser neurologisch is onderzocht en alle beschikbare medische informatie is meegewogen, voldoende zorgvuldig is geweest.
Is de vastgestelde belastbaarheid van eiser juist?
9.1.
Voor de klachten aan nek, rug en schouders is het volgende van belang.
De UWV-arts is in zijn rapport van 25 maart 2022 op basis van het medisch beeld uitgegaan van een hernia aan de linkerzijde. De mate van ervaren belemmeringen is consistent met het dagverhaal en de bevindingen van de UWV-arts tijdens het spreekuur. De UWV-arts ziet voldoende aanleiding voor lichamelijke beperkingen, waarbij hij de claim van eiser in grote lijnen overneemt. De UWV-arts vindt ook de aanhoudende klachten in rug en rechterbeen vanuit de eerdere hernia consistent. De UWV-arts ziet echter geen aanleiding om uit te gaan van sterkere beperkingen dan hij voor de klachten links nodig acht.
Op basis van lichamelijk onderzoek gaat de UWV-arts ervanuit dat links sprake is van een subacromiaal pijnsyndroom van de schouder (SAPS). Eiser is daarom aangewezen op schoudersparende arbeid voor zijn linkerschouder. Gezien het lichamelijk onderzoek ziet de UWV-arts voor de rechterschouder onvoldoende aanleiding om uit te gaan van beperkingen ten opzichte van de referentiewaarden.
Het ervaren verlies van knijpkracht heeft de UWV-arts tijdens het lichamelijk onderzoek niet kunnen objectiveren. De knijpkracht was normaal. De UWV-arts ziet daarom geen aanleiding om een beperking ten opzichte van de referentiewaarden aan te nemen.
9.2.
Tijdens de bezwaarprocedure is nadere informatie van 28 juni 2021 van de huisarts van eiser en een brief van de behandelend neuroloog van 19 april 2022 aan het dossier toegevoegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens haar rapport van
16 augustus 2022 in de informatie van de neuroloog aanleiding gezien om meer/sterkere beperkingen aan te nemen. Op basis van de aard en ernst van de rugklachten met neurologische afwijkingen als gevolg van degeneratieve veranderingen in de wervelkolom, is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verhoogd risico op overbelasting aannemelijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een aangepaste FML van
16 augustus 2022 opgesteld.
9.3.
In de FML van 16 augustus 2022, die ziet op de datum in geding 7 oktober 2022, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor eiser beperkingen aangenomen in de rubriek fysieke omgevingseisen (3). Eiser kan geen beschermende middelen op de rug hebben en trillingsbelasting op de rug en schouders is niet toegestaan.
In rubriek dynamische handelingen (4) is vermeld dat schroefbewegingen met hand en arm links niet met kracht mogelijk zijn. Frequent reiken tijdens het werk is met links licht beperkt geacht. Rechts is maximaal de normaalwaarde mogelijk. Verder is frequent buigen tijdens het werk, duwen en trekken, tillen en dragen tijdens het werk en klimmen beperkt geacht. Voor lopen, lopen tijdens het werk en trappenlopen zijn lichte beperkingen aangenomen. In rubriek statische houdingen (5) is vermeld dat zitten beperkt is. Zitten tijdens het werk is licht beperkt geacht. Daarbij geldt dat vertreden mogelijk moet zijn. Verder gelden lichte beperkingen voor staan en staan tijdens het werk. Ook zijn beperkingen gesteld voor geknield of gehurkt actief zijn en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Boven schouderhoogte actief zijn is ook beperkt. Daarbij is vermeld dat links iets pakken boven schouderhoogte wel mogelijk is. Rechts is de normaalwaarde maximaal mogelijk. Verder staat in de FML dat staan en lopen tijdens werk niet cumulatief mogelijk is, zitten niet langer dan een half uur aaneengesloten kan en eiser daarna even moet kunnen vertreden.
In rubriek werktijden (6) is vermeld dat eiser gemiddeld ongeveer 8 uur per dag en gemiddeld ongeveer 30 uur per week kan werken, waarbij tot 32 uur mogelijk wordt geacht.
9.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nadere informatie opgevraagd bij
drs. M.P.J. van der List, de orthopedisch chirurg die eiser behandelt. Uit de informatie van
14 maart 2023 en het verslag van de hoorzitting op 23 maart 2023 blijkt dat eiser op
18 november 2022 van de trap is gevallen, waardoor nieuwe klachten aan de linkerschouder zijn ontstaan. In haar aanvullend rapport van 24 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML gehandhaafd. Daarbij wijst zij erop dat de informatie van de orthopedisch chirurg van 14 maart 2023 ziet op een nieuw medisch probleem, dat vier weken na datum in geding is ontstaan.
9.5.
In het expertiserapport van 31 januari 2024 heeft neuroloog Bosboom geconcludeerd dat op 7 oktober 2022 sprake was van persisterende klachten na een lumbale herniaoperatie. Volgens hem heeft eiser te maken met een failed back surgery syndroom. Niet alle klachten rechts kunnen verklaard worden door het medisch probleem dat de neuroloog heeft geconstateerd en links is vooralsnog geen verklaring voor de beenklachten gevonden. De klachten geven in combinatie met de schouderklachten, die op 7 oktober 2022 ook al aanwezig waren, beperkingen op allerlei vlakken. Bosboom wijst erop dat de klachten van de schouders zijn verslechterd na een val van de trap in november 2022 en dat eiser daaraan inmiddels aan beide kanten is geopereerd.
9.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV heeft met haar rapport van
3 maart 2024 op de expertise gereageerd. Volgens haar blijken uit het neurologisch onderzoek, de aanwezige medische informatie en de conclusie, voor zover het gaat over datum in geding, geen nieuwe medische gezichtspunten over de te objectiveren beperkingen als gevolg van de rugklachten en de problemen aan beide schouders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat de belastbaarheid van eiser op 7 oktober 2022 in de FML van 16 augustus 2022 correct is weergegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat de datum van het onderzoek door neuroloog Bosboom, 11 december 2023, geruime tijd na datum in geding was. Ook vindt ze van belang dat ondanks de val van de trap op 18 november 2022 toch op 11 december 2023 geen sprake is van motorische/functionele uitval van de benen. De val van de trap heeft immers negatieve gevolgen gehad voor de schouderklachten en als gevolg daarvan de rugklachten en de beperkingen daarvan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt aan dat de rugklachten en beperkingen als rechtstreeks gevolg van het schouderletsel door de val van de trap ten opzichte van de situatie voor 18 november 2022 zijn toegenomen. Ze merkt ook op dat de verminderde knijpkracht rechts, die de neuroloog heeft vastgesteld, niet eerder is geobjectiveerd. Zij stelt dat deze goed kan passen bij de problematiek na de schouderoperatie, die kort voor het onderzoek heeft plaatsgevonden.
9.7.
De rechtbank is van oordeel dat met het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, inclusief de expertise, de FML van 16 augustus 2022 voldoende is gemotiveerd. Met de rapporten is overtuigend toegelicht dat op de datum in geding, 7 oktober 2022, niet meer of verdergaande beperkingen nodig waren. Met de pijnklachten aan nek, schouders en rug, zoals die zich voordeden op 7 oktober 2022, is voldoende rekening gehouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook beperkingen opgenomen met het oog op het voorkomen van overbelasting. De val van de trap op 18 november 2022 heeft plaatsgevonden meer dan vier weken na de datum in geding 7 oktober 2022. Daarom kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen als zij de gevolgen hiervan niet relevant vindt voor deze beoordeling.
9.8.
Wat eiser in zijn brief van 23 mei 2024 naar voren heeft gebracht leidt ook niet tot het oordeel dat de FML van 16 augustus 2022 de belastbaarheid van eiser op 7 oktober 2022 niet goed weergeeft. Eiser heeft gesteld dat de expertise een nieuw gezichtspunt heeft opgeleverd. Hij wijst op het feit dat de schouderklachten de verbetering van de belastbaarheid van de rug in de weg zitten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter overwogen dat eiser na de operatie aan zijn rug vanaf 30 december 2019 tot en met 17 januari 2021 heeft gewerkt als dakdekker en dat vanaf 15 januari 2021 sprake was van toename van de rugklachten, die verklaard kunnen worden door zwaar werk. Uit het feit dat eiser zijn werk als dakdekker hervatte en dit lange tijd volhield, concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de klachten hem hierin niet hinderden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was op de datum in geding ongewijzigd sprake van chronische rugklachten. Ook merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat bij eiser al vele jaren sprake is van schouderklachten, maar dat deze op de datum in geding nog niet tot behandeling hadden geleid.
Eiser vindt ook dat het door de neuroloog genoemde failed back surgery syndroom ten onrechte niet als nieuw gezichtspunt wordt aangemerkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgelegd dat deze term aanhoudende pijnklachten na een eerdere rugoperatie betekent. Dit is geen diagnose waar concreet beschreven beperkingen uit voortkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee, in samenhang met de andere rapporten, voldoende gemotiveerd dat de expertise niet tot aanpassing van de FML hoeft te leiden. De rechtbank merkt hierbij op dat het feit dat eiser zwaardere beperkingen ervaart, niet zonder meer betekent dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is immers niet alleen wat eiser ervaart, maar vooral wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. De FML van 16 augustus 2022 bevat beperkingen vanwege rug-, nek- en schouderklachten, die zich bij eiser voordeden op 7 oktober 2022. Er is geen reden om aan te nemen dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. In zijn rapport van 25 maart 2022 heeft de UWV-arts overwogen dat de knieklachten afnemend zijn en dat het niet nodig is daarvoor extra beperkingen op te nemen. Dat eiser op 7 oktober 2022 meer of verdergaand beperkt was dan in de FML van 16 augustus 2022 is vastgesteld heeft hij niet met medische gegevens onderbouwd. Anders dan eiser meent ziet de rechtbank in het dossier ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn situatie niet professioneel en objectief heeft behandeld. In het rapport van 16 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar observatie tijdens de eerste hoorzitting beschreven. Zij heeft vermeld dat eiser niet bovenmatig vermoeid oogt en dat de huid een normale kleur heeft. In het rapport staat ook dat eiser kringen onder de ogen aanwijst, maar dat deze de verzekeringsarts bezwaar en beroep, wellicht mede door de zongebruinde huid, niet specifiek opvallen. De rechtbank leest hierin een feitelijke weergave van wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft waargenomen. Tijdens de hoorzitting op
23 maart 2023 heeft het UWV toegezegd dat besproken zou worden of het mogelijk is dat een andere verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van eiser beoordeelt. De rechtbank stelt vast dat niet is toegezegd dat dit ook zal gebeuren. Kennelijk is dit niet mogelijk gebleken.
9.9.
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat de belastbaarheid van eiser op
7 oktober 2022, zoals deze is vastgesteld met de FML van 16 augustus 2022, met het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, inclusief de expertise, voldoende is onderbouwd.
Arbeidskundig onderzoek
10. Uit het rapport van 26 augustus 2022 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor eiser de volgende functies heeft geselecteerd: administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100), medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog de functies telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) en wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) gekozen. Uitgaande van de FML van 16 augustus 2022 is het aannemelijk dat eiser op 7 oktober 2022 in staat was om deze aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 augustus 2022 en de daarbij behorende resultaat functiebeoordeling van
26 augustus 2022 is naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser op de datum in geding, 7 oktober 2022. De eisen voor de functies en de belastbaarheid van eiser zijn met elkaar vergeleken. Wanneer bij deze vergelijking is gesignaleerd dat de belastbaarheid van eiser mogelijk wordt overschreden, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de functies toch passend zijn. Ook de totaalbelasting van de functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzocht. Hij heeft geconcludeerd dat de functies ook qua totaalbelasting geschikt zijn en dat de combinatie van belastingen, zoals die zich in de uitvoering kunnen voordoen, de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarmee de geschiktheid voldoende overtuigend toegelicht.
Slotsom
11. Conclusie is dat het UWV eiser vanaf 7 oktober 2022 terecht meer dan 65% (71,34%) arbeidsgeschikt heeft geacht. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

12.1.
Doordat pas na de zitting alsnog een expertise heeft plaatsgevonden, waarbij eiser neurologisch is onderzocht, verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Omdat het UWV het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek heeft hersteld en terecht de ZW-uitkering per 7 oktober 2022 heeft beëindigd, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht
€ 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Voor beide handelingen geldt een waarde per punt van € 907,-. Verder is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.A. Genee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie CRvB 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:104
3.zie bijvoorbeeld CRvB 13 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1554
4.Zie bijvoorbeeld CRvB 8 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1936.