ECLI:NL:RBOVE:2024:5918

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
84.321065.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onveilige en niet gekeurde hoogwerker leidt tot zwaar lichamelijk letsel

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 60.000,-, waarvan € 20.000,- voorwaardelijk, wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 30 augustus 2022, waarbij een werknemer, [naam 4], zwaar lichamelijk letsel opliep door een val uit een onveilige en niet gekeurde hoogwerker (Hitachi HX140B). De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht en nagelaten die in strijd zijn met de Arbeidsomstandighedenwet, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogwerker niet aan de wettelijke keuringsvoorschriften voldeed en dat de verdachte onvoldoende toezicht heeft gehouden op het gebruik van de hoogwerker door haar werknemers. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht voor de overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet en de daaruit voortvloeiende schade aan de gezondheid van [naam 4].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.321065.23 (P)
Datum vonnis: 14 november 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.
gevestigd aan de [vestigingsplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte, [naam 1], en de raadsvrouw van verdachte, mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 31 oktober 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:tussen 1 juli 2022 en 30 augustus 2022 in [plaats] bij het laten uitvoeren van werkzaamheden door haar werknemers [naam 2] (hierna: [naam 2]) en [naam 3] (hierna: [naam 3]) niet heeft voldaan aan verschillende voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet en daarop berustende wet- en regelgeving, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid voor deze werknemers is ontstaan of was te verwachten;
feit 2:door haar schuld een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor [naam 4] (hierna: [naam 4]) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of verhindering in de uitoefening van zijn ambt of beroep is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 juli 2022 tot en met 30
augustus 2022 te [plaats], gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland,
als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
al dan niet opzettelijk, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met
voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen,
immers heeft zij, [verdachte] B.V., toen aldaar aan of nabij de [adres]
te [plaats], zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid
onder g van genoemde wet, door één of meer van haar werknemers in de zin van
genoemde wet, waaronder [naam 2] en/of [naam 3],
arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven –
het bouwen van een kalverstal, althans andere werkzaamheden heeft verricht aan
de [adres] te [plaats], terwijl niet was/werd voldaan aan:
- Artikel 3 lid 1 onder a van de Arbeidsomstandighedenwet
immers heeft verdachte niet gezorgd voor de veiligheid en/of de gezondheid van
één of meer werknemers, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe
niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden
en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele
dienstverlening, de arbeid zodanig heeft georganiseerd dat daarvan geen nadelige
invloed uitgaat op de veiligheid en gezondheid van één of meer werknemers,
aangezien verdachte een onveilige en niet gekeurde hoogwerker Hitachi HX140B ter
beschikking heeft gesteld voor genoemde arbeid/werkzaamheden, en/of
- Artikel 7.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers voldeed het door verdachte aan één of meer van haar werknemers ter
beschikking gestelde arbeidsmiddel, te weten een niet gekeurde hoogwerker Hitachi
HX140B, niet aan de op dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluit,
te weten artikel 2 lid 4 van het Warenbesluit machines en/of artikel 2 lid 5 van het Warenbesluit machines, en/of
- Artikel 7.5 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers heeft verdachte niet de nodige maatregelen genomen om er voor te zorgen
dat een arbeidsmiddel, te weten een hoogwerker Hitachi HX140B, tijdens de gehele
gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat wordt gehouden,
dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk
is voorkomen,
terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten,
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers
ontstond of te verwachten was;
2
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te [plaats], gemeente Berkelland, in elk geval in
Nederland,
roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam
en/of nalatig heeft gehandeld doordat
- een hoogwerker (Hitachi HX140B) was opgesteld op de [adres] te
[plaats], terwijl deze hoogwerker (Hitachi HX140B) onveilig en/of niet gekeurd was,
en/of
- door onvoldoende toe te zien dat deze onveilige hoogwerker (Hitachi HX140B)
niet werd gebruikt,
en de heer [naam 4] vervolgens genoemde hoogwerker in gebruik heeft
kunnen nemen en tijdens diens werkzaamheden de constructie waarmee de
werkbak aan de hoogwerker was bevestigd is afgebroken, waardoor de werkbak
kantelde en de heer [naam 4] uit de werkbak naar beneden is gevallen,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is dat de heer [naam 4]
zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van zijn (toekomstige)
ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan, te weten een bekkenfractuur, een
elleboogfractuur, een sleutelbeenfractuur, een scheurtje in de schedel, een
bloeduitstorting tussen hersenvlies en schedel en/of een scheurtje in het
schouderblad.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 30 augustus 2022 heeft aan de [adres] te [plaats] in de gemeente Berkelland een ongeval plaatsgevonden. Op deze locatie was een kalverenstal in aanbouw. Bij de bouw waren onder meer de ondernemingen van verdachte en [bedrijf 1] B.V. betrokken. [naam 4], medewerker van [bedrijf 1] B.V., was bezig met het aanleggen van de stroomtoevoer naar de ventilatoren. Hij bevond zich daarvoor op een hoogte van 3,5 tot 5 meter in een hoogwerker van verdachte.
Tijdens de werkzaamheden van [naam 4] is de zogenoemde jib-arm van de hoogwerker - waaraan de werkbak van de hoogwerker was bevestigd - deels gescheurd van de giek, het uitschuifbare gedeelte van de mast verbonden aan het onderstel van de hoogwerker. Hierdoor is de werkbak met daarin [naam 4] gevallen. [2] Ten gevolge van de val heeft [naam 4] letsel opgelopen. [3]
Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel zijn [naam 1] en [naam 5], broers, de (indirecte) bestuurders van verdachte. [4]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig een door haar overgelegd schriftelijk requisitoir - op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde is naar het standpunt van de officier van justitie sprake van roekeloosheid.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - overeenkomstig een door haar overgelegde pleitnota - ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
Voor beoordeling is relevant of verdachte in dit verband kan worden aangemerkt als werkgever en of sprake is geweest van (het ter beschikking stellen van) een arbeidsplaats en een arbeidsmiddel.
Werkgever
[naam 2] en [naam 3] hebben beiden verklaard dat zij in dienst zijn van verdachte en in het kader van dat dienstverband werkzaamheden hebben uitgevoerd op de locatie van de in aanbouw zijnde kalverstal. [5] De rechtbank stelt vast dat verdachte kan worden aangemerkt als werkgever voor beiden.
Arbeidsplaats gedurende de ten laste gelegde periode
Niet ter discussie staat dat de in aanbouw zijnde kalverstal in zijn algemeenheid kan worden gekwalificeerd als een arbeidsplaats in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder g Arbeidsomstandighedenwet. Door de verdediging wordt echter betwist dat daar gedurende de ten laste gelegde periode sprake van was ten aanzien van verdachte. Op de terechtzitting van 31 oktober 2024 heeft [naam 1] namens verdachte verklaard dat na 1 juli 2022 geen werkzaamheden meer zijn verricht door werknemers van verdachte op de locatie van het ongeval.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.
De ter zitting door [naam 1] afgelegde verklaring vindt geen steun in het dossier.
[naam 1] heeft namelijk eerder in het kader van zijn verhoor door de Arbeidsinspectie verklaard dat de hoogwerker anderhalve maand voor het ongeval naar de locatie is gebracht. Teruggerekend vanaf de dag van het ongeval (30 augustus 2022) moet dat dus half juli 2022 zijn geweest. In de anderhalve maand erna heeft zijn broer [naam 5]
-die meewerkte op dit werk
-de hoogwerker gebruikt voor het verrichten van werkzaamheden aan de kalverenstal. [6]
[naam 3] heeft verklaard dat hij ongeveer drie weken heeft gewerkt aan de [adres] te [plaats]. Hij heeft de hoogwerker in die periode een stuk of tien keer verplaatst als deze in de weg stond. Ook [naam 2] heeft de hoogwerker volgens [naam 3] verplaatst. [naam 5] heeft volgens [naam 3] de hoogwerker gebruikt voor het uitvoeren van werkzaamheden aan de kalverenstal. [7]
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1]), opdrachtgever voor de bouw van de kalverstal, heeft verklaard dat de hoogwerker ergens in juli 2022 op locatie is gekomen en door verschillende personen die aldaar werkzaam waren ten behoeve van verdachte is gebruikt bij het uitvoeren van werkzaamheden. Ook heeft [getuige 1] verklaard dat verdachte nog voor drie à vier weken werk had, gerekend vanaf het moment van het ongeval. [8]
Uit de (eerder bij de Arbeidsinspectie afgelegde) verklaringen van [naam 1], [getuige 1] en [naam 3] leidt de rechtbank af dat de hoogwerker in juli 2022 op de bouwplaats is gezet en daarna is gebruikt door
-in ieder geval
-[naam 5] en is verplaatst door zowel [naam 3] als [naam 2] in het kader van hun werkzaamheden. Dat betekent dat ook na 1 juli 2022 werkzaamheden zijn verricht door werknemers van verdachte op de locatie van de in aanbouw zijnde kalverenstal. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en oordeelt dat gedurende de ten laste gelegde periode sprake was van een arbeidsplaats van verdachte.
Ter beschikking gesteld arbeidsmiddel
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de hoogwerker geen aan de werknemers voor de arbeid ter beschikking gesteld arbeidsmiddel was in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder h Arbeidsomstandighedenwet. De hoogwerker was aanwezig op de locatie ter onderhoud en reparatie. Medewerkers van verdachte mochten de hoogwerker niet gebruiken en waren hiervan op de hoogte.
De rechtbank overweegt dat artikel 1, derde lid, aanhef en onder h Arbeidsomstandighedenwet bepaalt dat met arbeidsmiddel wordt bedoeld “alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten en gereedschappen”.
De rechtbank heeft hiervoor, op grond van de verklaringen van [naam 1] en [naam 3], al vastgesteld dat de hoogwerker in ieder geval door [naam 5] is gebruikt bij de bouw van de kalverstal, en dat [naam 3] en [naam 2] de hoogwerker hebben verplaatst.
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat [naam 5] zelf meewerkte op het project en het plafond van de kalverenschuur heeft geplaatst met behulp van de hoogwerker. [9]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de hoogwerker altijd werd gebruikt door iemand van [naam 1]. Hij noemde hierbij de namen van [naam 5] en Kevin. [getuige 1] gaf aan de achternaam van Kevin niet meer te weten. De naam Kevin [naam 2] kwam hem wel bekend voor toen verbalisant deze naam voorhield. Ook de naam van Mark in combinatie met [naam 3] kwam [getuige 1] bekend voor. [10]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [naam 5] de hoogwerker heeft gebruikt voor het uitvoeren voor werkzaamheden op hoogte en dat [naam 2] en [naam 3] de hoogwerker (tenminste) hebben verplaatst.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de hoogwerker op de arbeidsplaats aanwezig was om bij de uitvoering van de werkzaamheden te worden gebruikt en daarbij ook daadwerkelijk is gebruikt. In dat verband kan het nodig zijn om de hoogwerker te verplaatsen. Het verzetten van de hoogwerker om ruimte te maken voor andere werkzaamheden kan naar het oordeel van de rechtbank eveneens worden aangemerkt als het gebruik van een machine op een arbeidsplaats in de zin van Arbeidsomstandighedenwet.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een ter beschikking gesteld arbeidsmiddel aan werknemers, namelijk [naam 2] en [naam 3].
Overtreding van voorschriften uit de arbeidsomstandighedenwet of daarop rustende bepalingen
Het verwijt dat verdachte op grond van artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet wordt gemaakt, is dat hij handelingen heeft verricht of nagelaten in strijd met deze wet waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers is ontstaan of was te verwachten.
De specifieke overtredingen waarop voorgaand verwijt is gebaseerd, zijn onder drie gedachtestreepjes opgenomen in de tenlastelegging. Voordat deze worden besproken, zal de rechtbank eerst beoordelen of sprake was van een onveilige en niet gekeurde hoogwerker, nu dit relevant is voor alle drie de in de tenlastelegging opgenomen verwijten.
Onveilige hoogwerker
Met betrekking tot de vraag of de hoogwerker als (on)veilig kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende.
In het dossier bevindt zich een aankoopfactuur van [bedrijf 2] B.V. van de betreffende hoogwerker, de Hitachi HX140B. De aankoopfactuur is gericht aan verdachte. Op de aankoopfactuur staat de volgende tekst vermeld: “
Defective, sold for repair or spares. The link between the mast and the jib arms is not original and is broken. It cannot be used as it is now. Usage on own risk and is unsafe. [11]
Op de online verkoopadvertentie van de hoogwerker staat een soortgelijke tekst: “
Defective, sold for repair or spares. The link between the mast and the jib arms is not original and is broken”. [12]
Getuige [getuige 2], eigenaar van [bedrijf 2] B.V., heeft verklaard:
“Ik kon op het eerste oog al zien dat de constructie van deze hoogwerker niet origineel was en dat de jib arm die uit twee delen bestond en die onafhankelijk van elkaar bewogen tegen elkaar aan konden komen bij het omhoog en omlaag bewegen. Hierdoor zag ik al een scheuren bij zowel de aansluiting van de werkbak als bij de bevestiging met de jib arm. De hele jib arm was niet origineel.” [13]
Verbalisant [verbalisant], arbeidsinspecteur bij de Arbeidsinspectie, heeft een visueel onderzoek uitgevoerd aan het in twee delen gescheurde constructiedeel van de jib-arm van de hoogwerker. Verbalisant heeft vastgesteld dat een deel van de breukvlakken ‘vers’ was, te zien aan het ‘schone’ breukvlak met heldergrijze kleur, en een deel van de breukvlakken ‘oud’, te zien aan een roodbruin laagje (roest). De breukvlakken bevonden zich net naast of in lasnaden en deze lasnaden waren onregelmatig van vorm. Verbalisant relateert dat zij vanuit de expertise die zij heeft opgedaan door opleiding weet dat in de door warmte beïnvloede zone direct naast een lasnaad scheuren kunnen ontstaan tijdens het lassen doordat het materiaal in die zone weliswaar niet smelt, maar wel erg heet wordt waardoor de structuur van het materiaal verandert. Door de uitzetting bij verhitting en daaropvolgende krimp bij afkoeling kan er scheurvorming ontstaan net naast de las als gevolg van de spanningen in het materiaal en de gewijzigde structuur (verbrossing) van het metaal. [14]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de hoogwerker vanaf het moment van aankoop onveilig was. Uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen - waaronder onderzoeken bij verschillende bedrijven die reparaties hebben uitgevoerd aan de betreffende hoogwerker [15] - stelt de rechtbank vast dat na de aankoop van de hoogwerker geen aantoonbare en deugdelijke reparaties hebben plaatsgevonden. Het tegendeel vindt steun in de verklaring van [naam 1], die heeft gezegd dat de hoogwerker op de bouwplaats aan de [adres] stond “om gemaakt te worden”. [16]
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond voorgaande vast dat de hoogwerker als onveilig kan worden bestempeld gedurende de ten laste gelegde periode.
Niet gekeurde hoogwerker
[naam 1] heeft namens verdachte erkend dat de hoogwerker niet gekeurd was en dat hij en zijn broer dit wisten. [17] De hoogwerker was derhalve niet gekeurd gedurende de ten laste gelegde periode.
Artikel 3 lid 1 onder a Arbeidsomstandighedenwet
Op grond van artikel 3 lid 1 onder a van de Arbeidsomstandighedenwet wordt verdachte verweten - zakelijk weergegeven - dat zij niet heeft gezorgd voor de veiligheid en/of gezondheid van haar werknemers, door een onveilige en niet gekeurde hoogwerker ter beschikking te stellen voor de arbeid van deze werknemers.
Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld over de onveiligheid van de hoogwerker, het niet laten keuren van de hoogwerker en het verzetten van de hoogwerker door medewerkers [naam 2] en [naam 3] concludeert de rechtbank dat verdachte een onveilige en niet gekeurde hoogwerker ter beschikking heeft gesteld aan beide werknemers.
Artikel 7.2, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit
Op grond van artikel 7.2, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit dient een door de werkgever aan een werknemer ter beschikking gesteld arbeidsmiddel te voldoen aan de op de aan dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluiten. Ten aanzien van de hoogwerker gelden op grond van deze bepaling en de daarop rustende wetgeving, meer specifiek artikel 2 lid 5 Warenwetbesluit machines, in ieder geval de volgende keuringsverplichtingen:
  • hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer worden na elke montage op een nieuwe arbeidsplaats en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste zes maanden, op de arbeidsplaats door een aangewezen instelling gekeurd (artikel 6fa, eerste lid Warenwetbesluit machines);
  • hijs- en hefwerktuigen voor beroepsmatig personenvervoer worden voor de ingebruikneming na elke herstelling of wijziging op de arbeidsplaats door een Nederlandse conformiteitsbeoordelingsinstantie gekeurd (artikel 6fa, tweede lid Warenwetbesluit machines);
Verdachte heeft de hoogwerker aangeschaft op 25 oktober 2019. [18] Bij aanvang van het onderzoek, op 30 augustus 2022, was de hoogwerker bijna drie jaar in het bezit van verdachte en werd op bouwplaatsen gebruikt. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de hoogwerker geheel niet was gekeurd en dus ook niet periodiek elke zes maanden tijdens het gebruik in de tijd dat verdachte de hoogwerker in eigendom had. [19] Verdachte handelt daardoor in strijd met artikel 6fa, eerste lid Warenwetbesluit machines.
[getuige 2] heeft verklaard dat de hoogwerker op het moment van de verkoop aan verdachte helemaal oranje was gespoten en er geen zwarte plekken waren op de hoogwerker. Dit wordt ondersteund door een foto behorend bij de verkoopadvertentie. [20]
Bij onderzoek naar de breuk bij de jib-arm en de giek van de hoogwerker heeft verbalisant geconstateerd dat de oranje verf nabij de breukvlakken zwartgeblakerd was. Dit duidt volgens verbalisant op laswerkzaamheden aan of nabij de breukvlakken. [21]
Uit voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat na aankoop van de hoogwerker laswerkzaamheden hebben plaatsgevonden aan en nabij het gescheurde gedeelte van de hoogwerker. Onduidelijk is gebleven wie deze werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar de rechtbank stelt vast dat dit gebeurd moet zijn nadat de hoogwerker in het bezit kwam van verdachte. Na deze laswerkzaamheden is de hoogwerker niet gekeurd door een Nederlandse conformiteitsbeoordelingsinstantie. Daarmee heeft verdachte zich niet gehouden aan het in artikel 6fa, tweede lid Warenwetbesluit machines gestelde voorschrift.
Gelet op de vastgestelde overtredingen van keuringsvoorschriften, als bedoeld in artikel 2 lid 5 van het Warenwetbesluit machines, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank artikel 7.2, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit geschonden.
Artikel 7.5, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit
Op grond van artikel 7.5, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit is verdachte verplicht ervoor te zorgen dat een arbeidsmiddel gedurende de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat wordt gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de hoogwerker bij aankoop onveilig was. Deze onveiligheid bestond uit scheuren bij de aansluiting van de werkbak en de bevestiging van de jib-arm aan de giek, waardoor het gevaar bestond dat de jib-arm kon afbreken. Daarmee is valgevaar ontstaan voor personen die in de hoogwerker stonden en is er ook gevaar ontstaan voor de veiligheid van personen die zich in de nabijheid van de hoogwerker bevonden. [22]
Ook is hiervoor vastgesteld dat na aankoop van de hoogwerker niet zodanige toereikende reparaties of onderhoudswerkzaamheden hebben plaatsgevonden, dat de hoogwerker in een staat is gekomen dat het beschreven gevaar zoveel mogelijk is voorkomen. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [naam 1], die heeft aangegeven dat de hoogwerker nog moest worden gerepareerd en gekeurd. [23]
Gelet op het voorgaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank artikel 7.5, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit geschonden.
Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
De rechtbank overweegt dat het werken met een onveilige hoogwerker evident gevaar en risico’s met zich brengt, en in dit specifieke geval ging dat
-zoals hiervoor is overwogen
-om zowel val- als pletgevaar. Daardoor was zonder meer levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de medewerkers [naam 2] en [naam 3] te verwachten. De rechtbank ziet dit oordeel wrang bevestigd doordat het gevaar zich heeft verwezenlijkt op de dag van het ongeval.
Verdachte wist of had redelijkerwijs moeten weten
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte niet wist of kon weten dat haar medewerkers gevaar liepen door de hoogwerker op de locatie van het ongeval te plaatsen, mede omdat zij haar werknemers had geïnstrueerd geen gebruik te maken van de hoogwerker.
[naam 1] heeft verklaard dat zijn broer [naam 5] de hoogwerker heeft aangeschaft. [24] Gelet daarop, in samenhang bezien met de duidelijke waarschuwing in de verkoopadvertentie en op de factuur van de verkoper, de verklaring van [getuige 2] dat de koper ten tijde van de koop had bevestigd dat hij snapte dat de hoogwerker in onveilige staat verkeerde [25] en de omstandigheid dat sinds de aankoop geen toereikende reparaties aan de hoogwerker waren verricht, stelt de rechtbank vast dat [naam 5] in de ten laste gelegde periode op de hoogte was van het gevaar dat de hoogwerker vormde.
De rechtbank overweegt dat het geven van een instructie aan de werknemers dat alleen de broers [naam 1] gebruik mochten maken van de hoogwerker - nog los van het antwoord op de vraag of op grond van het dossier überhaupt kan worden vastgesteld of deze instructie daadwerkelijk is gegeven - verdachte niet vrijwaart van de verantwoordelijkheid om het gevaar van het gebruik van deze hoogwerker te voorkomen. Verdachte had eenvoudigweg geen onveilig arbeidsmiddel op de arbeidsplaats ter beschikking mogen stellen of neerzetten.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon toegerekend kan worden.
De rechtbank overweegt dat de verschillende vastgestelde gedragingen handelen en nalaten betreffen van personen die werkzaam waren ten behoeve van verdachte. Het waren immers de (indirecte) bestuurders van verdachte die de (onveilige en ongekeurde) hoogwerker ter beschikking stelden voor werkzaamheden. Deze handelingen passen in de normale bedrijfsuitvoering of taakuitoefening van verdachte, een bouw- en aannemersbedrijf [26] en zijn haar dienstig geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ten laste gelegde gedragingen dan ook worden toegerekend aan verdachte.
Opzet van verdachte
De rechtbank benadrukt dat aan verdachte een economisch delict ten laste is gelegd. Het begrip “opzet” moet in het economisch strafrecht in beginsel worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Dit betekent dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk begaan van een dergelijk delict niet vereist is dat het opzet van de verdachte rechtspersoon was gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichtingen. [27] Voldoende is dat het opzet is gericht op de feitelijke gedragingen.
Voor een bewezenverklaring is vereist dat verdachte in de ten laste gelegde periode haar werknemers [naam 2] en [naam 3] werkzaamheden heeft laten verrichten terwijl opzettelijk niet werd voldaan aan verschillende voorschriften van de Arbeidsomstandighedenwet en daarop rustende bepalingen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk deze voorschriften niet heeft nageleefd, nu verdachte wist van de onveilige en niet gekeurde toestand van de hoogwerker en het gevaar dat daarvan uitging en deze desondanks toch heeft ingezet op het bouwproject.
De rechtbank acht ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 heeft begaan.
3.4.2
Overwegingen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
Verdachte wordt onder 2 verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een ongeval, waarbij [naam 4] uit een hoogwerker is gevallen, ten gevolge waarvan die [naam 4] letsel heeft opgelopen, dat moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Juridisch kader
Schuld in de zin van artikel 308 Sr komt in beeld als een verdachte een bepaald gevolg (het letsel) niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat de (rechts)persoon in kwestie niet alleen anders had moeten handelen (vermijdbaar) maar ook anders had kunnen handelen (verwijtbaar). Daarbij is niet elke fout die iemand maakt voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld: er moet minimaal sprake zijn van ‘aanmerkelijke schuld’ om tot een veroordeling te kunnen komen. Bij zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust onaanvaardbare risico’s zijn genomen, kan sprake zijn van roekeloosheid. Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het uiteindelijke gevolg van de gedragingen van verdachte weegt niet mee bij deze beoordeling.
Ook is voor de vaststelling van schuld vereist dat tussen de gedraging en het gevolg een voldoende oorzakelijk verband (de causaliteit) bestaat. Deze vaststelling vindt plaats op grond van de redelijke toerekening. [28] De voorzienbaarheid van een bepaald gevolg speelt hierin ook een rol.
Garantenstellung
De rechtbank overweegt dat in bepaalde situaties op een verdachte die een beroepsbezigheid vervult een grotere verantwoordelijk kan rusten dan een (rechts)persoon in het algemeen. Dit wordt de ´
Garantenstelling’genoemd en deze kan doorwerken bij het bepalen van de mate van schuld.
Verdachte is een bouw- en aannemersbedrijf voor zowel burgerlijke als utiliteitsbouw (bouwwerken zonder woonbestemming). [29] Van verdachte mag daarom worden verwacht dat zij nadrukkelijker stilstaat bij de risico’s van werken in de bouw, onder meer bij het verrichten van werkzaamheden op hoogte, het gebruik van een hoogwerker en, met name, het mogelijke gebruik van haar arbeidsmiddelen door derden. In die hoedanigheid mag van verdachte een hogere mate van zorgvuldigheid worden verwacht dan een ‘gemiddeld’ (rechts)persoon. De rechtbank houdt met deze omstandigheid rekening bij het vaststellen van schuld.
Verwijtbaar en vermijdbaar handelen
Het verwijt dat verdachte onder 2 wordt gemaakt is dat zij:
  • op de locatie van het ongeval een onveilige en niet gekeurde hoogwerker heeft opgesteld;
  • onvoldoende heeft toegezien dat de onveilige hoogwerker niet werd gebruikt.
Voor wat betreft de vaststelling van de onveiligheid en het niet keuren van de hoogwerker verwijst de rechtbank naar haar overwegingen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde. Ook staat op basis van het voorgaande vast dat aan verdachte kan worden toegerekend dat zij de onveilige en niet gekeurde hoogwerker op de locatie heeft opgesteld.
Over de vraag of verdachte er (on)voldoende op heeft toegezien dat de hoogwerker niet werd gebruikt door anderen, overweegt de rechtbank als volgt.
[naam 4] heeft verklaard dat hij niet beter wist dan dat hij de hoogwerkers van [naam 1] mocht gebruiken als zij ze (getuige benoemt een tweede hoogwerker) zelf niet nodig hadden. Hij heeft [naam 5] werkzaamheden zien verrichten aan de kalverenstal met de betreffende hoogwerker. Ook heeft hij in het verleden tijdens de bouw van een andere kalverenstal een hoogwerker van verdachte mogen gebruiken. Volgens [naam 4] bevond de sleutel van de hoogwerker zich altijd in het contact. Dit was ook het geval bij een andere hoogwerker van verdachte die eveneens was opgesteld op deze locatie. Deze andere hoogwerker heeft [naam 4] gebruikt bij werkzaamheden op 24 augustus 2022. [30]
Ook [naam 3] heeft verklaard dat de sleutel altijd in het contact van de betreffende hoogwerker zat. Hij heeft nog nooit gezien dat de sleutel er niet in zat. Volgens [naam 3] is de hoogwerker ook gebruikt op andere bouwprojecten van verdachte. [31]
Hieruit en uit de bewijsmiddelen die met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde zijn gebruikt leidt de rechtbank het volgende af.
[naam 5] was bij de aanschaf van de hoogwerker op de hoogte van de onveilige toestand ervan. De hoogwerker is niet aantoonbaar vakkundig gerepareerd en is, in de tijd dat hij in bezit van verdachte was, nooit gekeurd. Met die wetenschap is de hoogwerker vervolgens neergezet en gebruikt op een bouwplaats, waar onder meer werkzaamheden op hoogte werden uitgevoerd. Eenieder die zich bevond op de bouwplaats had toegang tot de hoogwerker, nu de sleutel zich altijd in het contact van de hoogwerker bevond. De hoogwerker was dus toegankelijk, niet onbruikbaar gemaakt en op of rondom de hoogwerker bevond zich geen afzetting (hekken of gespannen lint) met de mededeling of instructie met de strekking dat de hoogwerker beschadigd was, nog moest worden gerepareerd en absoluut niet mocht worden gebruikt, en dat is ook niet aan [naam 4] verteld. Uit het dossier blijkt zelfs het tegendeel: gelet op de verklaringen van [naam 4], [naam 3] en [getuige 1] was het in de praktijk gangbaar gebruik te mogen maken van de hoogwerker van verdachte, ook door derden. Deze gang van zaken past bij de verklaring van [naam 4], die heeft aangegeven ook op een andere bouwlocatie gebruik te hebben gemaakt van een hoogwerker van verdachte. Ook gaf [naam 5], door de hoogwerker zelf te gebruiken, het signaal af dat deze kon worden gebruikt.
Op grond van voorgaande vastgestelde feiten en omstandigheden en overwegingen oordeelt de rechtbank dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld door een onveilige, niet gekeurde en vrij toegankelijke hoogwerker te plaatsen op een bouwplaats waarbij werkzaamheden op hoogte werden uitgevoerd en daarbij er niet op toe te zien dat de hoogwerker niet werd gebruikt, of te voorkomen dat deze hoogwerker kon worden gebruikt.
Over de vraag of het handelen en nalaten van verdachte ook vermijdbaar was, overweegt de rechtbank het volgende.
Het lag op de weg van verdachte om de risico’s die samenhangen met het gebruik van de onveilige en niet gekeurde hoogwerker kenbaar te maken en maatregelen te nemen die deze risico’s zoveel mogelijk wegnemen of beperken. Verdachte had bijvoorbeeld de hoogwerker kunnen laten repareren en keuren alvorens deze neer te zetten op een bouwlocatie, de hoogwerker kunnen opslaan in een opslagplaats zodat deze niet kon worden gebruikt of de hoogwerker kunnen afzetten, bijvoorbeeld met hekken of linten met de mededeling dat deze niet gebruikt mocht worden, dan wel onmogelijk maken dat de motor van de hoogwerker gestart kon worden. In elk geval had verdachte de sleutel van het voer- en werktuig niet in het contact of bij het voertuig moeten bewaren om ongeautoriseerd gebruik te voorkomen. Deze en andere voorzorgsmaatregelen zijn door verdachte niet genomen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat het handelen en nalaten van verdachte ook vermijdbaar is geweest.
Eigen en/of medeschuld van het slachtoffer
Namens verdachte is bepleit dat [naam 4] de hoogwerker zonder haar toestemming heeft gebruikt. Met deze omstandigheid moet volgens de verdediging rekening worden gehouden bij het bepalen van de mate van verwijtbaar handelen van verdachte.
De rechtbank overweegt dat eigen of medeschuld van het slachtoffer niet afdoet aan de (strafrechtelijke) verantwoordelijkheid van verdachte. [32] Ongeacht het antwoord op de vraag of daadwerkelijk sprake was van enige mate van eigen schuld van [naam 4] neemt dit de schuld van verdachte dus niet weg.
Causaliteit
Doordat de jib-arm van deze specifieke hoogwerker bij aanschaf defect en later niet vakkundig gerepareerd, was het afbreken van de jib-arm voorzienbaar bij het gebruik van de hoogwerker, met letsel of de dood als gevolg. Van het bestaan van dit gevaar was verdachte op de hoogte. Ondanks deze wetenschap heeft zij nagelaten handelingen te verrichten die het gevaar hadden kunnen voorkomen, terwijl dergelijke handelingen wel vereist waren. In plaats daarvan heeft verdachte de hoogwerker geplaatst in een in aanbouw zijnde kalverenstal, onder omstandigheden waardoor [naam 4] gebruik heeft kunnen en mogen maken van de onveilige hoogwerker.
De rechtbank is van oordeel dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden het gebruik van de hoogwerker door [naam 4], het afbreken van de jib-arm en [naam 4]’s letsel voor verdachte redelijkerwijs voorzienbaar was en aan haar kan worden toegerekend. Er is sprake van een causaal verband tussen het handelen en nalaten van verdachte en het opgelopen letsel van [naam 4].
Mate van schuld; aanmerkelijk, grovelijk of roekeloos handelen
Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm kan slechts sprake zijn indien door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. [33]
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte een grote nonchalance heeft getoond in het toestaan van het gebruik van hoogwerker en het nalaten het gebruik onmogelijk te maken, maar niet is komen vast te staan dat verdachte met zijn handelen zodanig onaanvaardbare risico’s heeft genomen dat gesproken kan worden van roekeloosheid of grovelijk handelen dan wel nalaten. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde roekeloosheid, maar kwalificeert het handelen respectievelijk nalaten van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij onder het onder 1 ten laste gelegde heeft overwogen over toerekenbaarheid aan de rechtspersoon.
In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat de rechtspersoon er over vermocht te beschikken of de gedraging
-kort gezegd: het (bevoegde en onbevoegde) gebruik van een onveilige en ongekeurde hoogwerker
-al dan niet zou plaatsvinden en dat, gelet op de feitelijke gang van zaken, deze gedraging werd aanvaard.
Hierbij betrekt de rechtbank dat de door verdachte te betrachten zorg mede wordt ingevuld door de omstandigheid dat zij een aannemingsbedrijf exploiteert waar gebruik wordt gemaakt van arbeidsmiddelen, zoals een hoogwerker, welk gebruik naar zijn aard al risico’s meebrengt. De door verdachte te betrachten zorg omvat dan mede dat zij haar gereedschappen en machines afsluit en achter slot en grendel opbergt, althans zodanige maatregelen treft dat derden van die arbeidsmiddelen niet zonder meer gebruik kunnen maken en in ieder geval niet wanneer het betreffende arbeidsmiddel gezien zijn technische staat niet veilig is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het tweede ten laste gelegde feit aan verdachte worden toegerekend.
Aard van het letsel
Voor een bewezenverklaring van artikel 308 Sr is vereist dat bij [naam 4] sprake is van zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Bij deze beoordeling is de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en de duur van het letsel relevant. [34]
[naam 4] heeft verklaard dat hij als gevolg van de val een bekkenfractuur, een elleboogfractuur, een sleutelbeenfractuur, een scheurtje in de schedel, een bloeduitstorting tussen hersenvlies en schedel en een scheurtje in het schouderblad heeft opgelopen. Hij is tien dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. [35] Zes weken na het ongeval zat [naam 4] nog in een rolstoel. [36] Op het moment van het aanvullende getuigenverhoor van 14 maart 2024 werd [naam 4] nog steeds behandeld bij de fysiotherapeut voor zijn schouder en arm en heeft hij nog last van het metaal dat operatief in zijn elleboog is aangebracht. Daardoor kan de elleboog niet helemaal gestrekt worden en blijft deze in een hoek van 15 à 20 graden. [37] De verklaring van [naam 4] over zijn letsel wordt ondersteund door specialistenberichten van het Medisch Spectrum Twente. [38]
Het hierboven omschreven letsel dat [naam 4] door het ongeval heeft opgelopen, kwalificeert de rechtbank - gezien zowel de aard en de ernst ervan als de duur van het herstel - zonder meer als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 308 Sr.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij in de periode 01 juli 2022 tot en met 30 augustus 2022 te [plaats], gemeente Berkelland,
als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk, handelingen heeft verricht en nagelaten in strijd met voormelde wet en de daarop berustende bepalingen,
immers heeft zij, [verdachte] B.V., toen aldaar aan de [adres] te [plaats], zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van genoemde wet, door haar werknemers in de zin van genoemde wet, te weten [naam 2] en/of [naam 3], arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven – het bouwen van een kalverstal, aan de [adres] te [plaats], terwijl niet was/werd voldaan aan:
- Artikel 3 lid 1 onder a van de Arbeidsomstandighedenwet
immers heeft verdachte niet gezorgd voor de veiligheid en/of de gezondheid van één of meer werknemers, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de arbeid zodanig heeft georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en gezondheid van één of meer werknemers, aangezien verdachte een onveilige en niet gekeurde hoogwerker Hitachi HX140B ter beschikking heeft gesteld voor genoemde arbeid/werkzaamheden, en
- Artikel 7.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers voldeed het door verdachte aan één of meer van haar werknemers ter beschikking gestelde arbeidsmiddel, te weten een niet gekeurde hoogwerker Hitachi HX140B, niet aan het op dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluit, te weten artikel 2 lid 5 van het Warenwetbesluit machines, en
- Artikel 7.5 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers heeft verdachte niet de nodige maatregelen genomen om er voor te zorgen dat een arbeidsmiddel, te weten een hoogwerker Hitachi HX140B, tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat wordt gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen,
terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer werknemers ontstond of te verwachten was;
2
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te [plaats], gemeente Berkelland,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld doordat
- een hoogwerker (Hitachi HX140B) was opgesteld op de [adres] te
[plaats], terwijl deze hoogwerker (Hitachi HX140B) onveilig en niet gekeurd was, en
- door onvoldoende toe te zien dat deze onveilige hoogwerker (Hitachi HX140B)
niet werd gebruikt,
en de heer [naam 4] genoemde hoogwerker in gebruik heeft kunnen nemen en tijdens diens werkzaamheden de constructie waarmee de werkbak aan de hoogwerker was bevestigd is afgebroken, waardoor de werkbak kantelde en de heer [naam 4] uit de werkbak is gevallen,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is dat de heer [naam 4] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een bekkenfractuur, een elleboogfractuur, een sleutelbeenfractuur, een scheurtje in de schedel, een bloeduitstorting tussen hersenvlies en schedel en een scheurtje in het schouderblad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 51 en 308 Sr, artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon;
feit 2
het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 70.102,-, waarvan € 20.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. In deze geldboete zit een zogenaamde afroomboete van € 20.102,- verwerkt, ter hoogte van behaald economisch voordeel door het gebruik van de onveilige hoogwerker door verdachte.
De officier van justitie heeft voorts een vordering aangekondigd ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte, voor het geval de rechtbank geen afroomboetedeel oplegt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met een aantal factoren, waaronder de mate van eigen schuld aan de zijde van [naam 4], het tijdsverloop tussen het ongeval en de terechtzitting en de kleinschaligheid van de onderneming van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft bij de uitvoering van de bouw van een kalverenstal gebruik gemaakt van een gebrekkig arbeidsmiddel, waardoor de veiligheid en gezondheid in gevaar werd gebracht van de daar aanwezige personen. Dit waren werknemers van verdachte en ook anderen die op die locatie werkzaam waren. Voor zover verdachte zijn werknemers aan dit gevaar heeft blootgesteld is de Arbeidsomstandighedenwet en daarop rustende bepalingen overtreden. Verdachte is in ernstige mate tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht ter bescherming van de gezondheid en het welzijn van haar werknemers bij het uitvoeren van de aan hen opgedragen werkzaamheden.
Door aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig handelen van verdachte heeft zich een ongeval voorgedaan, ten gevolge waarvan [naam 4] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft een onveilige en niet gekeurde hoogwerker op een bouwplaats neergezet en gebruikt, waarbij zij er onvoldoende op heeft toegezien dat deze niet werd gebruikt door personen werkzaam op de bouwplaats. In dit verband zijn ook verschillende bepalingen uit de arbeidsomstandighedenwet en daarop rustende bepalingen overtreden. Van verdachte mocht zowel als werkgever als een in de bouwwereld actieve onderneming adequater en meer passend handelen worden verwacht.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte gedurende het onderzoek voorafgaand en tijdens de terechtzitting weinig tot geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in de strafwaardigheid van het delict, en daarmee evenmin enige invulling heeft willen geven aan de verantwoordelijkheid die verdachte als werkgever heeft richting haar werknemers en derden op de werkvloer. De feiten en omstandigheden uit het dossier roepen bovendien een beeld op waarbij de broers [naam 1] proberen de waarheid te verdoezelen, door geen openheid van zaken te geven en zelfs de inhoud van een veiligheidsmap te manipuleren tijdens het strafrechtelijke onderzoek. Verdachte heeft tijdens de behandeling ter zitting niet of nauwelijks aangetoond dat het ongeval heeft bijgedragen aan een aanzienlijk verhoogde arbo- en veiligheidsbewustzijn in de bedrijfsvoering van verdachte.
Dit alles neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Daarnaast neemt de rechtbank verdachte, in strafverhogende zin, kwalijk dat zij bereid is geweest om ter besparing van kosten haar werknemers en derden gebruik te (laten) maken van inferieur materiaal, wat heeft geleid tot grote risico’s en enorm leed en letsel. Verdachte was kennelijk bereid om voor een relatief klein economisch voordeel grote risico’s te nemen.
In strafverlagende zin ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie gevorderd heeft, geen aanleiding een afroomboete opleggen. Het te elfder ure aan het dossier toegevoegde rapport “economisch voordeel” van 28 oktober 2024 biedt daartoe onvoldoende handvatten, omdat het in het rapport berekende economische voordeel
-minst genomen
-ruimte laat voor debat en economisch voordeel bovendien niet één op één gelijkgesteld kan worden met wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal derhalve in de op te leggen straf geen rekening houden met een zogeheten afroomboete.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het feit de oplegging van een straf of maatregel rechtvaardigt. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, acht de rechtbank een geldboete van € 60.000,-, waarvan € 20.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de hoogwerker verbeurd moet worden verklaard.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de hoogwerker moet worden teruggegeven aan verdachte. De op de terechtzitting ingediende, op papier geschreven beslaglijst is naar het standpunt van de raadsvrouw niet correct.
De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat een beslaglijst vormvrij is en ter terechtzitting kan worden ingediend. Zij is voorts van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde hoogwerker moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de strafbare feiten zijn begaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 33, 33a en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon;
feit 2
het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 60.000,- (zegge: zestigduizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte van
€ 20.000,- (twintigduizend euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde voorwerp hoogwerker Hitachi HX140B met pin 1L6P000145.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier KUIFMEES van de Nederlandse Arbeidsinspectie met nummer 2225186. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek plaats ongeval van 23 november 2023, AMB-001-01, pag. 15 t/m 17.
3.Een geschrift, zijnde een letselrapportage van het Medisch Spectrum Twente van 30 aug. 2022, DOC-012-01, pag. 5 t/m 8.
4.Een geschrift, zijnde een KvK-uittreksel van [verdachte] B.V., van 1 september 2022, pag. 98, en een geschrift, zijnde een KvK-uittreksel van [naam 1] Vastgoed en Materieel B.V., van 1 september 2022, pag. 99, en een geschrift, zijnde een KvK-uittreksel van [bedrijf 3] B.V., van 14 juli 2023, pag. 100, allen te vinden in DOC-004-01.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 9 maart 2023, G-004-01, pag. 69, tweede alinea.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 1 november 2023, V-001-01, pag. 52, vierde alinea, tweede zin en pagina 53, derde en vierde alinea.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 9 maart 2023, G-005-01, pag. 74, zesde alinea, zesde alinea en pag. 75, derde alinea.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 maart 2023, G-003-01, pag. 65, negende alinea, laatste zin, en pag. 66, vierde en vijfde alinea.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 17 oktober 2022, G-001-01, pag. 58, vierde alinea, derde en vierde zin.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 maart 2023, G-003-01, pag. 66, vijfde alinea.
11.Een geschrift, zijnde aan aankoopfactuur van [bedrijf 2] B.V. ten name van verdachte, DOC-001-01, pag. 78.
12.Een geschrift, zijnde aan verkoopadvertentie van [bedrijf 2] B.V. ten name van verdachte, DOC-001-02, pag. 81, in combinatie met het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 oktober 2022, GT-002-01, pag. 61, zesde alinea, vanaf de tiende zin.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 oktober 2022, GT-002-01, pag. 62, vierde alinea, vanaf de zesde zin.
14.Het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek ongeval van verbalisant [verbalisant] van 23 november 2023, AMB-002-01, pag. 21.
15.Het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek ongeval van verbalisant [verbalisant] van 23 november 2023, AMB-002-01, pag. 26, onder de kop ‘dinsdag 20 September 2022’, t/m pag. 29, eerste alinea.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 1 november 2023, V-001-01, pag. 52, vierde alinea, eerste zin.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 1 november 2023, V-001-01, pag. 52, zevende en achtste alinea.
18.Een geschrift, Factuur Hitachi 25-10-2019, DOC-001-1, pag. 78.
19.Het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek ongeval van verbalisant [verbalisant] van 23 november 2023, AMB-002-01, pag. 31.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 oktober 2022, GT-002-01, pag. 62, zevende alinea in combinatie met een geschrift, zijnde een foto van de hoogwerker behorend bij de verkoopadvertentie van [bedrijf 2] B.V., DOC-001-03.
21.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek plaats ongeval van 23 november 2023, AMB-001-01, pag. 20, laatste alinea en pag. 21.
22.Het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek ongeval van verbalisant [verbalisant] van 23 november 2023, AMB-002-01, pag. 36, derde alinea.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 1 november 2023, V-001-01, pag. 52, vierde alinea, eerste zin en pag. 53, vierde zin en het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2024.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 1 november 2023, V-001-01, pag. 52, elfde en twaalfde alinea en het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2024.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 oktober 2022, GT-002-01, pag. 61, negende alinea, laatste twee zinnen.
26.Een geschrift, zijnde een KvK-uittreksel van [verdachte] B.V., van 1 september 2022, DOC-004-01, pag. 98.
27.HR, 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2684.
28.HR, 27 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:441.
29.Een geschrift, zijnde een KvK-uittreksel van [verdachte] B.V., van 1 september 2022, DOC-004-01, pag. 98.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 17 oktober 2022, G-001-01, pag. 58, tweede alinea, veertiende, zestiende en negentiende t/m vijfentwintigste zin.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 9 maart 2023, G-005-01, pag. 75, zesde en zevende alinea.
32.HR, 19 februari 1963, ECLI:NL:HR:1963:2
33.HR, 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3057.
34.HR, 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 17 oktober 2022, G-001-02, pag. 2, laatste alinea, eerste zin.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 17 oktober 2022, G-001-01, pag. 58, vierde alinea, zesde zin.
37.Het aanvullend proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4], GT-001-02, pag. 2, negende en twaalfde alinea, en pag. 3, eerste alinea.
38.Een geschrift, zijnde een letselrapportage van het Medisch Spectrum Twente van 30 aug. 2022, DOC-012-01 en DOC-012-02, pag. 5 t/m 10.