2.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak omtrent het bewijs onder meer het volgende overwogen:
"Uit het dossier blijkt dat verbalisanten - kort weergegeven en voorzover thans van belang - de volgende situatie aantreffen.
- Op het verdachte in eigendom toebehorende terrein gelegen te [plaats] aan de [a-straat 1] bevonden zich 4 schuren genummerd I t/m IV; de schuren I t/m III stonden geheel vol met oude personenauto's van de merken DAF en Volvo, welke voorzien waren van kentekenplaten; In schuur IV stonden eveneens veel personenauto's van de merken DAF en Volvo, ook lagen daar veel onderdelen van personenauto's; Tussen de afrastering en schuur I stonden 5 oude personenauto's, tussen schuur II en III stonden 6 personenauto's, alle voorzien van kentekenplaten; In totaal werden 105 auto's aangetroffen;
Op het erf bevond zich een gerestaureerde hooiberg, welke slotvast was afgesloten, die was ingericht als werkplaats; hierin bevond zich een brug en tevens lagen daar onderdelen van oude DAF motorvoertuigen opgeslagen;
- Op het verdachte in eigendom toebehorende en door hem bewoonde perceel [b-straat 1] te [plaats] stond een woonboerderij met inpandig een showroom, voorzien van een gladde tegelvloer en veel extra verlichting. In deze showroom stonden 20 personenauto's opgesteld van de merken Daf en Volvo. Op 12 daarvan lagen taxatierapporten van Daf Club Nederland. De totale waarde van de 12 getaxeerde auto's beliep € 47.015,--. Via het erf was er via een af te sluiten poort toegang tot een binnenplaats; Op de binnenplaats stonden verschillende motorvoertuigen van het merk DAF en Volvo. Rondom de binnenplaats bevonden zich 3 schuren genummerd I t/m III. In schuur I bevond zich een grote hoeveelheid oude personenauto's, voorzien van een kenteken en lagen onderdelen opgeslagen. In schuur II stonden twee DAF personenauto's en een Volvo. De verbalisanten konden zien dat aan deze personenauto's gewerkt was. In rekken lagen veel onderdelen opgeslagen, zoals variomatics en banden. Op de eerste verdieping waren banden, stoelen en achterbanken opgeslagen; In schuur III stonden gestripte personenauto's van de merken DAF en Volvo en veel onderdelen. In deze schuur was een gedeelte afgescheiden als werkplaats met daarin een brug, veel gereedschap, een gereedschapkar met professioneel garagegereedschap en een compressor met een hoog vermogen zoals gebruikt in autospuitinrichtingen; Achter de binnenplaats bevond zich een 40 voets rode zeecontainer waarin onderdelen van DAF en Volvo personenauto's waren opgeslagen.
- Tijdens bezoeken op 24 mei 2004 en 4 juni 2004 op het adres [b-straat 1] te [plaats] werd door verbalisanten vastgesteld dat verdachte in het bezit was van een verfspuit op luchtdruk en dat hij een DAF in een gele kleur had gespoten;
- Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de door hem gemaakte showroom de plek is welke gebruikt wordt als startplaats voor toertochten van Daf Club Nederland, waarbij ongeveer 2.000 leden zijn aangesloten en dat hij de brug gebruikt voor het restaureren van auto's;
- Uit de zich in het dossier (pag. 30) bevindende lijst van door verdachte verkochte auto's in de periode vanaf februari 1995 tot mei 2004 blijkt dat verdachte in die periode circa 56 auto's heeft doorverkocht aan derden, hetgeen bevestigd wordt blijkens de verklaring van verdachte afgelegd tegenover verbalisanten.
- In het dossier bevinden zich foto's van de door verbalisanten aangetroffen situatie en een lijst (pag. 32) van de in de showroom aanwezige getaxeerde personenauto's met een totale waarde van € 47.015,--.
- Verdachte heeft erkend geen melding met betrekking tot de litigieuze inrichtingen te hebben gedaan bij de gemeente Voorst en de gemeente Brummen.
Uit vorenstaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat sprake is van door verdachte opgerichte en in werking zijnde inrichtingen als bedoeld in het Besluit Inrichtingen Motorvoertuigen Milieubeheer op de locaties [a-straat 1] te [plaats] en [b-straat 1] te [plaats]. Onder het begrip "inrichting" dient mede te worden verstaan "elke door de mens in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was ondernomen bedrijvigheid" en daarvan was bij verdachte sprake. Het hof gaat er - mede op grond van de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring dat hij omstreeks 1997 begonnen is met zijn werkzaamheden - van uit dat genoemde inrichtingen een in dit opzicht relevante omvang hadden, en dus reeds bestonden op 1 oktober 2000.
Gelet op de omvang en professionaliteit van de inrichtingen, had verdachte mede daarin aanleiding moeten zien nadere informatie bij de bevoegde instanties in te winnen. Verdachte die tot 1980 eigenaar is geweest van een detailhandel in speelgoed en in het bezit is geweest van drie speelgoedzaken en nadien tot 1997 een pannenkoekenhuis heeft geëxploiteerd moet zich er van bewust geweest zijn dat de kans aanmerkelijk was dat met betrekking tot deze inrichtingen een vergunningsplicht dan wel een meldingsplicht bestond. Verdachte rept zelf van een uit de hand gelopen hobby en dit onderstreept het vorenstaande eens temeer. Door dit niet nader te onderzoeken bij de bevoegde instanties heeft verdachte willens en wetens het aanmerkelijke risico aanvaard dat hij in strijd met een vergunning of meldingsplicht handelde. In zoverre heeft verdachte ook opzet gehad."