ECLI:NL:RBOVE:2024:4851
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om langer dan vier weken in het buitenland te verblijven met behoud van bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie. Eiser, die sinds 21 maart 2001 een bijstandsuitkering ontvangt, had een mondeling verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle om toestemming om langer dan vier weken in het buitenland te verblijven. Dit verzoek werd afgewezen in een brief van 21 februari 2024. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk met het bestreden besluit van 28 maart 2024. Eiser ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft op 22 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de brief van 21 februari 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet op zelfstandig rechtsgevolg is gericht. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat de rechtsgevolgen van een verblijf in het buitenland pas kunnen intreden na een nadere afweging door het bestuursorgaan, en dat de mededeling van geen toestemming voor langer verblijf in het buitenland geen wijziging in de rechtspositie van eiser met zich meebrengt.
De rechtbank concludeerde dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding en het door hem betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. F. Koster, in aanwezigheid van griffier W. Veldman.