ECLI:NL:CRVB:2012:BV1867

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6704 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief van het College over verblijf in het buitenland en bijstandsrecht

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant heeft ingediend tegen een brief van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had toestemming gevraagd voor een vakantie in het buitenland. Het College heeft in een brief meegedeeld dat appellant niet langer dan vier weken aaneengesloten in het buitenland mag verblijven. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar het College verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van het College niet op zelfstandig rechtsgevolg is gericht. De Raad benadrukt dat rechtsgevolgen, zoals beëindiging of herziening van bijstand, pas kunnen intreden na een nadere afweging door het bestuursorgaan. Dit houdt in dat er duidelijkheid moet zijn over de feitelijke situatie van de appellant, zoals de duur van het verblijf in het buitenland en of de maximale vakantieduur is overschreden.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de brief wel degelijk op rechtsgevolg is gericht, omdat het College hem heeft meegedeeld dat hij recht heeft op vier weken vakantie. De Raad heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen. Ook het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat het beroep niet gegrond was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

09/6704 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 november 2009, 09/770 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: College)
Datum uitspraak: 24 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Bakker. Het College heeft zich - zoals vooraf bericht - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving ten tijde van belang bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Bij brief van 22 september 2008 heeft appellant toestemming gevraagd voor een vakantie in het buitenland, namelijk voor de periode van 14 tot en met 31 december 2008 en voor een periode van 28 dagen tussen ongeveer 10 januari en 20 februari 2009 (hierna: de tweede periode). Daarbij heeft appellant meegedeeld dat hij de precieze periode zal doorgeven als hij toestemming heeft verkregen.
1.2. Bij brief van 4 november 2008 (hierna: de brief) heeft het College aan appellant meegedeeld - voor zover hier van belang - dat hij in zijn geval op grond van de toepasselijke wetgeving niet langer dan vier weken aaneengesloten in het buitenland mag verblijven en dat de tweede periode daaraan niet voldoet. Dit zou betekenen dat appellant gedurende dertien dagen geen recht op bijstand heeft. Appellant heeft tegen deze brief bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 18 februari 2009 heeft het College dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de brief geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 18 februari 2009 ongegrond verklaard en een verzoek om toekenning van schadevergoeding afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, onder meer in de uitspraak van 1 december 2008, LJN BG6745, overwogen dat de brief niet zelfstandig op rechtsgevolg is gericht. Rechtsgevolgen die zich door het verblijf in het buitenland kunnen voordoen, zoals beëindiging of herziening van bijstand of het opleggen van een verlaging als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB, kunnen pas intreden nadat door het bestuursorgaan daarover een nadere afweging heeft plaatsgevonden. Dit gebeurt pas indien duidelijk is dat betrokkene is vertrokken, hoe lang hij feitelijk in het buitenland heeft verbleven en of daarbij de maximale geldende vakantieduur is overschreden of verplichtingen zijn geschonden. Het verzoek om schadevergoeding heeft de rechtbank afgewezen op de grond dat het beroep niet gegrond is verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij voert net als in beroep aan dat de brief wel op rechtsgevolg is gericht, omdat het College hem heeft meegedeeld dat hij recht heeft op vier weken vakantie. Inmiddels is gebleken dat dit niet juist is, omdat hij in verband met vrijstelling van arbeidsverplichtingen recht had op dertien weken vakantie. Nu heeft hij maar vier weken vakantie genoten. Appellant behoort op voorhand te weten waar hij aan toe is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
4.2. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding komt gelet hierop niet voor toewijzing in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2012.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD