ECLI:NL:CRVB:2012:BV1867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief van het College over verblijf in het buitenland en bijstandsrecht
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant heeft ingediend tegen een brief van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had toestemming gevraagd voor een vakantie in het buitenland. Het College heeft in een brief meegedeeld dat appellant niet langer dan vier weken aaneengesloten in het buitenland mag verblijven. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief, maar het College verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van het College niet op zelfstandig rechtsgevolg is gericht. De Raad benadrukt dat rechtsgevolgen, zoals beëindiging of herziening van bijstand, pas kunnen intreden na een nadere afweging door het bestuursorgaan. Dit houdt in dat er duidelijkheid moet zijn over de feitelijke situatie van de appellant, zoals de duur van het verblijf in het buitenland en of de maximale vakantieduur is overschreden.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de brief wel degelijk op rechtsgevolg is gericht, omdat het College hem heeft meegedeeld dat hij recht heeft op vier weken vakantie. De Raad heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen. Ook het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat het beroep niet gegrond was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.