ECLI:NL:CRVB:2016:58
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontheffing en vakantieduur bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 9 april 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), was ontheven van de verplichtingen om werk te zoeken en te accepteren voor een bepaalde periode. Het college had appellant meegedeeld dat hij met behoud van uitkering dertien weken per kalenderjaar buiten Nederland mocht verblijven. Later werd deze ontheffing aangepast, waardoor appellant slechts vier weken per kalenderjaar buiten Nederland mocht verblijven. Appellant stelde dat deze mededeling wel degelijk rechtsgevolgen had en dat het college ten onrechte zijn bezwaar tegen deze mededeling niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het volgens hem een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde echter dat de mededeling geen besluit was en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op de gronden van appellant was ingegaan en dat er geen nieuwe redenen waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat de rechtsgevolgen van verblijf in het buitenland pas kunnen intreden na een nadere afweging door het bestuursorgaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.