ECLI:NL:RBOVE:2024:2940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ak_24_728
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 niet deugdelijk gemotiveerd

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had verzocht om het verwijderen van het bad uit haar woning, omdat zij door haar medische aandoeningen, waaronder knieproblemen en PPPD, niet in staat was het bad normaal te gebruiken. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had de aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres naar een ongeschikte woning was verhuisd zonder voorafgaande toestemming. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 geoordeeld dat de weigering van het college niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat eiseres naar een geschikte woning is verhuisd en dat het voor haar niet voorzienbaar was dat de woning ongeschikt zou worden door haar gezondheidsproblemen. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op een nieuw besluit te nemen, waarbij de toegenomen beperkingen van eiseres en de menselijke maat in acht moeten worden genomen. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten vergoeden aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Wevers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder (het college),
gemachtigde: mr. L.J. Luigies.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een aanpassing van haar woning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Met het besluit van 21 juli 2023 heeft het college de aanvraag van eiseres om een woonvoorziening voor het verwijderen van het bad uit de natte cel in haar woning afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de weigering van de gevraagde aanpassing van de badkamer gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht geen Wmo-voorziening voor het aanpassen van de badkamer van eiseres heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan de besluitvorming vooraf ging
4.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Eiseres is bekend met rug- en knieklachten. Sinds 2010 heeft zij een knieprothese. Ook heeft eiseres te maken met fibromyalgie. Op
20 januari 2022 is bij eiseres Persisterende Positionele Perceptie Duizeligheid (PPPD) gediagnostiseerd.
4.2.
Eiseres is een aantal jaren geleden verhuisd vanuit [plaats] naar [woonplaats] . Eiseres huurt een boven-appartement van MGVM. Met een besluit van 12 juni 2019 heeft het college aan eiseres op grond van de Wmo 2015 vanaf 11 juni 2019 tot en met 10 juni 2021 thuisondersteuning toegekend.
4.3.
Met een besluit van 5 februari 2020 heeft het college een aanvraag van eiseres om woningaanpassing in de vorm van verwijdering van het bad in haar woning afgewezen, omdat eiseres niet is verhuisd naar de voor haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, zonder dat het college daarvoor vooraf schriftelijk toestemming heeft verleend.
4.4.
Eiseres heeft zich in 2023 met een hulpvraag gemeld bij het Sociaal wijkteam. Daarop heeft een sociaal werker op 29 juni 2023 tijdens een huisbezoek met eiseres gesproken. Met het verslag van het huisbezoek heeft eiseres een woonvoorziening, het verwijderen van het bad uit de natte cel, aangevraagd. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt college
5.1.
Het college heeft aan eiseres geen Wmo-voorziening voor aanpassing van de badkamer toegekend, omdat eiseres verhuisd is van een voor haar beperkingen geschikte woning naar een voor haar beperkingen niet (volledig) geschikte woning, zonder voorafgaande toestemming van het college. Hiermee is eiseres volgens het college verhuisd zonder rekening te houden met haar beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.
5.1.1.
De woning waar eiseres naartoe is verhuisd was volgens het college op het moment van verhuizen niet (volledig) geschikt voor haar. Dit blijkt al uit het gegeven dat de badkamer moest worden aangepast, waarvoor eiseres in 2020 een aanvraag heeft gedaan.
5.1.2.
Het college stelt verder dat het voorzienbaar was dat eiseres belemmeringen zou ondervinden bij het normale gebruik van de woning. In de woning bevond zich immers een bad. Het was zeker dat eiseres op een moment belemmeringen zou gaan ondervinden van het bad en daarmee de gevraagde badkameraanpassingen (op termijn) nodig zou hebben. De knieproblemen gaven destijds ook al belemmeringen bij het in- en uitstappen van het bad en daarmee was de woning ook toen al niet (volledig) geschikt.
5.1.3.
Het college is van mening dat de aanvullende medische problemen, die na de verhuizing zijn ontstaan, er niet aan afdoen dat de woning voor het ontstaan van die nieuwe problemen al ongeschikt was voor eiseres. Dat eiseres zich wel redde met het in- en uitstappen van het bad kan het college niet rijmen met haar eerdere aanvraag voor verwijdering van het bad vanwege de knieproblemen. Het verzoek om verwijdering van het bad vanwege andere medische omstandigheden heeft betrekking op hetzelfde bad. De woning was door dat bad ten tijde van de verhuizing al niet geschikt voor eiseres. Dat het bad verwijderd dient te worden had eiseres volgens het college toentertijd redelijkerwijs kunnen voorzien.
5.1.4.
Het college weegt daarbij ook mee dat eiseres verder geen actie heeft ondernomen om te bezien wat in haar eigen mogelijkheden lag om de bestaande situatie te veranderen.
5.2.
Daarnaast wijst het college erop dat eiseres eerst is verhuisd naar een niet (volledig) geschikte woning en zich pas daarna heeft gemeld met haar vraag om aanpassing van de badkamer. Onder deze omstandigheden is het aan eiseres om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat ten tijde van belang geen geschikte woning voor haar beschikbaar was. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
5.3.
Verder baseert het college de afwijzing van de aanvraag op het feit dat in de verlaten woonruimte in [plaats] geen problemen met het normale gebruik van de woning werden ondervonden.
Standpunt eiseres
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat aan haar een (vergoeding voor) aanpassing van de badkamer moet worden toegekend.
6.1.
Het college heeft niet onderbouwd dat eiseres destijds verhuisd zou zijn naar een ongeschikte woning. Eiseres is van mening dat zij is verhuisd naar een voor haar geschikte woning in een wijk waar ze graag wilde wonen. Belangrijk was bijvoorbeeld ook dat er een lift zou worden aangebracht in de flat, wat ook is gebeurd. Dat de woning ook met bad geschikt was voor haar, blijkt uit het feit dat zij al die jaren het bad gewoon heeft kunnen gebruiken.
6.2.
Eiseres stelt dat sinds de aanvraag uit 2020 sprake is van een volkomen nieuwe situatie die geen overeenkomsten toont met de situatie en afwijzing van toen. Zij vindt het onredelijk dat een verhuizing van zo lang geleden nu aan haar wordt tegengeworpen.
6.3.
Eiseres heeft destijds een aanpassing van de badkamer aangevraagd op advies van de thuisondersteuning. Eiseres heeft de afwijzing van die aanvraag geaccepteerd. Hoewel het enigszins behelpen was heeft eiseres zich prima gered met het bad. Volgens de sociaal werker zou de aanpassing van de badkamer zijn toegekend, als de eerdere aanvraag niet was gedaan.
6.4.
Eiseres wist niet en kon ten tijde van de verhuizing niet weten dat zij binnen een redelijke termijn een badkameraanpassing nodig zou hebben. De ongeschiktheid van de huidige badkamer kwam pas op een veel later moment. Er is sprake van een nieuwe situatie en een nieuwe diagnose. Eiseres heeft te maken met PPPD. Deze aandoening had zij eerder niet. Hiervan was geen sprake toen eiseres de woning accepteerde en dit speelde niet tijdens haar eerdere aanvraag om aanpassing van de badkamer. Deze diagnose is gesteld op
20 januari 2022. Zij heeft dit niet kunnen voorzien. Door de PPPD voelt eiseres zich vrijwel altijd duizelig en is het inschatten van hoogteverschillen moeilijk. Daardoor is het valgevaar groter. Zij heeft de badkamer kunnen gebruiken en dat lukt nu niet meer. Eiseres heeft letsel opgelopen bij het gebruik van de badkamer, omdat zij door de duizeligheidsklachten is gevallen en herhaling daarvan is niet uitgesloten.
6.5.
Verder wijst eiseres erop dat ze destijds gedwongen was haar huis te verlaten door vervelende privéomstandigheden. Ze had dringend woonruimte nodig. Ze was blij dat ze iets gevonden had. Het was niet mogelijk om zomaar een woning te kiezen. Eiseres heeft gekozen voor deze woning in een wijk die ze al kende, met het oog op de toekomst, omdat het gaat om een gelijkvloerse woning met een lift. Het college heeft niet onderbouwd dat destijds andere passende woningen beschikbaar waren.
6.6.
De woning is ideaal voor eiseres. Hij is gelijkvloers en er is een lift aanwezig. Met een douche kan eiseres hier nog jaren zelfstandig wonen, wat de overheid nastreeft.
6.7.
Eiseres stelt ook dat aan iemand anders met minder ernstige problemen wel een voorziening voor verwijdering van het bad is toegekend.
6.8.
Eiseres heeft niet de financiële middelen om een lening af te sluiten.
6.9.
Eiseres verzoekt om toepassing van de menselijke maat.
Overwegingen van de rechtbank
Beoordelingskader
7.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7.2.
Niet in geschil is dat eiseres door haar beperkingen het bad in haar woning niet normaal kan gebruiken. De rechtbank moet beoordelen of het college desondanks terecht geen voorziening voor verwijderen van het bad uit de badkamer van eiseres heeft toegekend.
Weigering woonvoorziening
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de weigering van het college om aan eiseres de gevraagde woonvoorziening toe te kennen niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Verhuizing vanuit [plaats]
8.2.
Uit het dossier en wat eiseres tijdens de zitting heeft verteld blijkt dat eiseres eerder in [woonplaats] woonde en vanuit [woonplaats] naar [plaats] is verhuisd. De woning in [plaats] was geschikt voor eiseres. Deze was met een lift bereikbaar en had een douche. De verhuizing naar [plaats] beviel vanwege privéomstandigheden echter niet goed en eiseres wilde weer terug naar [woonplaats] . De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat eiseres een belangrijke reden had om terug te verhuizen naar [woonplaats] . De weigeringsgrond in artikel 2.6.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning [woonplaats] [jaar] (Verordening) is dus niet aan de orde, omdat eiseres een belangrijke reden had om te verhuizen. Het college heeft de weigering ten onrechte ook gebaseerd op deze bepaling. In zoverre is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd en is het beroep gegrond.
Was de huidige woning van eiseres geschikt toen zij naar die woning verhuisde?
8.3.
Uit het ondersteuningsplan van 5 februari 2020 blijkt dat eiseres graag terug wilde naar de wijk in [woonplaats] , waar zij eerder heeft gewoond. Tijdens de zitting heeft eiseres verteld dat zij op een wachtlijst stond en dat zij zelf naar een woning is gaan zoeken door bij bewoners in die wijk briefjes te bezorgen. Ze hoopte dat een bewoner die de huur zou opzeggen haar zou aanwijzen als nieuwe huurder en dat is gelukt. In het ondersteuningsplan van
5 februari 2020 is ook vermeld dat toen eiseres naar dit appartement op een verdieping verhuisde, geen lift aanwezig was, maar omdat deze volgens de verhuurder op termijn zou worden aangebracht, heeft eiseres de woning geaccepteerd. Woningen op de begane grond waren duurder. Nadat eiseres was verhuisd is in het appartementencomplex een lift gerealiseerd. Ondanks de aandoening aan haar knie zag eiseres het bad in de woning toen zij verhuisde niet als probleem. Zij had over het bad niet nagedacht. Zij kon in februari 2020 ook nog in en uit het bad stappen. Zoals blijkt uit het ondersteuningsplan, heeft eiseres gemeld dat zij toenemende last kreeg van haar knie. Haar knieprothese begon los te laten en op termijn zou zij weer geopereerd moeten worden en een nieuwe knieprothese krijgen. Eiseres heeft in 2020 de verwijdering van het bad aangevraagd, te vervangen door een douche, omdat zij vreesde vooral in de periode na een eventuele operatie het bad niet te kunnen gebruiken. In haar beroepschrift en tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat een medewerker van de thuisondersteuning haar heeft geadviseerd verwijdering van het bad aan te vragen. Eiseres heeft tijdens de zitting verteld dat het weghalen van het bad toen eigenlijk niet nodig was. Ze kon nog een uur lopen met de hond. Toen het college met het besluit van 5 februari 2020 de aanvraag om verwijdering van het bad afwees, heeft eiseres hierin berust. Tot haar aanvraag in 2023 heeft eiseres ondanks haar knieproblemen gebruik gemaakt van het bad.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres naar de omstandigheden het redelijke heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen. Ze heeft zelf actief gezocht naar een woning in de wijk waar ze graag wilde wonen en ze kon het appartement met lift ondanks haar knieaandoening normaal gebruiken. Het bad was voor haar geen probleem. Eiseres kon ten tijde van haar verhuizing niet redelijkerwijs voorzien dat op een zeker moment aanpassingen nodig zouden zijn. Door dit appartement met op termijn een lift te betrekken heeft zij adequaat ingespeeld op haar beperkingen. Eiseres hoefde niet te verwachten dat haar knieproblemen zouden toenemen en dat ze als gevolg daarvan verdere belemmeringen zou ondervinden. Tot 2023 heeft zij immers gebruik kunnen maken van het bad. Eiseres heeft in 2020 gevraagd om verwijdering van het bad. Anders dan het college is de rechtbank van oordeel dat hieraan geen doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Eiseres heeft geloofwaardig gesteld dat zij dit achteraf eigenlijk niet nodig vond en dat zij dit heeft gedaan op advies van een medewerker van de thuisondersteuning. Dit komt de rechtbank overtuigend voor. Daarbij wijst de rechtbank erop dat ten behoeve van het besluit van
5 februari 2020 niet is onderzocht of het toen voor eiseres mogelijk was om het bad in en uit te stappen. Het college heeft er tijdens de zitting op gewezen dat eiseres moeite had met traplopen. Volgens het college impliceert dit dat er ook een belemmering was om in of uit bad te stappen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit te kort door de bocht is en dat het college daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres het bad door haar knieproblemen niet kon gebruiken. Het college heeft zijn stelling ook niet met een medisch advies onderbouwd.
8.5.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het college ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat eiseres niet is verhuisd naar de voor haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning. Dit brengt met zich dat het college eiseres ten onrechte tegenwerpt dat zij niet met controleerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat, toen zij verhuisde, geen geschikte woning beschikbaar was en dat zij zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college is verhuisd naar een ongeschikte woning. Eiseres is naar het oordeel van de rechtbank immers verhuisd naar een geschikte woning. De door het college genoemde rechtspraak [1] is niet van toepassing. In de bedoelde uitspraken ging het immers om situaties waarin betrokkene wel was verhuisd naar een ongeschikte woning. Ook in zoverre is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd en is het beroep gegrond.
Was voorzienbaar dat de woning van eiseres ongeschikt zou worden?
8.6.
Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat het voor eiseres op het moment van verhuizen niet voorzienbaar was dat de woning met bad vanwege de aandoening aan haar knie voor haar ongeschikt zou worden. Op 20 januari 2022 is vastgesteld dat eiseres lijdt aan PPPD. Niet in geschil is dat eiseres hierdoor het bad in haar woning niet meer normaal kan gebruiken. Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] volgt dat de in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 genoemde eigen kracht van de burger niet zover gaat dat de burger dient te anticiperen op alle mogelijke gebreken die met het ouder worden samen kunnen hangen. De Wmo 2015 biedt geen ruimte om van de burger te eisen dat hij preventief maatregelen treft en investeringen doet die tot doel hebben te voorkomen dat toekomstige onzekere gebeurtenissen in zijn gezondheidstoestand als gevolg van het ouder worden leiden tot een beroep op deze wet. Dit betekent in de situatie van eiseres dat zij er geen rekening mee hoefde te houden dat zij vanwege duizeligheidsklachten het bad niet meer zou kunnen gebruiken en dat van haar niet mocht worden verwacht dat zij vanwege haar gezondheid zelf het bad zou vervangen door een douche. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit ook op dit punt niet deugdelijk is gemotiveerd. In zoverre is het beroep eveneens gegrond.
Toegenomen beperkingen, woningaanpassing en menselijke maat
8.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen door de PPPD zodanig zijn toegenomen dat het voor haar moeilijker is het bad te gebruiken. Eiseres heeft bij het gebruik van het bad letsel opgelopen. Eiseres heeft erop gewezen dat het hier gaat om een eenvoudige woningaanpassing en dat de gelijkvloerse woning met een lift, als het bad is verwijderd, ideaal voor haar is. Zij kan er dan nog jarenlang zelfstandig wonen. Eiseres verzoekt om toepassing van de menselijke maat. Het college zal deze aspecten bij de motivering van een nieuw te nemen besluit op bezwaar moeten betrekken.
Gelijkheidsbeginsel
8.8.
Eiseres verwijst in haar beroep naar iemand met volgens haar minder ernstige problemen, bij wie het bad wel verwijderd zou zijn. Daarmee doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het is vaste rechtspraak [3] dat het aan een betrokkene is om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan gelijke gevallen ongelijk behandelt. Nog daargelaten de vraag of ten tijde van de woningaanpassing voor de persoon waar eiseres op doelt dezelfde wet- en regelgeving gold, volgt uit artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 dat in zaken als de onderhavige steeds sprake is van een individuele beoordeling op basis van alle relevante feiten en omstandigheden. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat bij de door haar genoemde persoon sprake was van een situatie vergelijkbaar met die van haar. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
Medewerking van verhuurder
8.9.
Artikel 2.3.7, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat indien het college heeft beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing aan een woning waarvan de cliënt niet de eigenaar is, het college dan wel de cliënt, bevoegd is zonder toestemming van de eigenaar deze woningaanpassing aan te (laten) brengen. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat ook met het oog op deze bepaling de Wmo-voorziening voor verwijderen van het bad moet worden toegekend. Zo kan een eventuele weigering van de verhuurder om ermee in te stemmen worden gepasseerd. De rechtbank is het met het college eens dat de enkele weigering van een verhuurder om toestemming te geven voor het aanbrengen van een voorziening – wat daar ook van zij – geen reden kan zijn om een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015 te verstrekken.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 en de artikelen 3:4, eerste lid, en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder is niet gebleken van kosten, die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 december 2023;
- draagt het college op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 1025)
Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
Artikel 2.1.3., tweede lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 definieert maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van – voor zover hier van belang – de zelfredzaamheid.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning [woonplaats] [jaar] (Verordening)
De gemeenteraad van Zwolle heeft ter uitvoering van onder meer artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning [woonplaats] [jaar] (Verordening) vastgesteld. Deze gold op de datum van het bestreden besluit.
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening bepaalt dat het college woningaanpassingen kan toekennen.
Artikel 2.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening bepaalt dat met inachtneming van artikel 2.2 van de Verordening een cliënt in aanmerking kan komen voor een bouwkundige woonvoorziening.
Artikel 2.6, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Verordening bepaalt dat een cliënt in aanmerking kan komen voor een woonvoorziening als hij aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning en het redelijke heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen.
Artikel 2.6.1, eerste lid, aanhef en onder a, b, en e, van de Verordening bepaalt dat de aanvraag voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien:
a. De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en geen andere belangrijke reden aanwezig was;
b. De aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;
e. Er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 15 van de Verordening bepaalt dat het college in uitzonderlijke gevallen kan afwijken van de artikelen van deze verordening, voor zover toepassing van de verordening gelet op het belang van de aanvrager tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Voetnoten

1.CRvB 22 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1691, CRvB 28 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2951 en CRvB 28 oktober 2015 ECLI:NL:CRVB:2015:3881
2.CRvB 22 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2603
3.zie CRvB 2 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:477