In deze zaak hebben eisers handhavingsverzoeken ingediend bij het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, omdat voor de werkzaamheden aan het kanaal Almelo-De Haandrik geen projectplan was opgesteld zoals vereist door artikel 5.4 van de Waterwet. De rechtbank Overijssel heeft op 22 mei 2024 geoordeeld dat de verweerder niet bevoegd was om te beslissen op de handhavingsverzoeken, omdat de Invoeringswet Omgevingswet geen overgangsrecht biedt voor de situatie waarin handhavend optreden wordt verzocht tegen het ontbreken van een projectplan. De rechtbank concludeert dat de eisers geen procesbelang meer hebben, aangezien de plicht om een projectplan vast te stellen per 1 januari 2024 is gewijzigd in een bevoegdheid om een projectbesluit te nemen. De rechtbank verklaart de beroepen van de eisers niet-ontvankelijk, omdat zij niet meer kunnen bereiken dat er alsnog een projectplan wordt opgesteld voor de werkzaamheden die tussen 2011 en 2016 zijn uitgevoerd. De rechtbank wijst erop dat de eisers ook geen belang meer hebben bij de beoordeling van de beroepen tegen de bestreden besluiten, omdat de werkzaamheden al zijn uitgevoerd en de juridische status van het projectplan is veranderd.