202004860/1/A2.
Datum uitspraak: 16 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 augustus 2020 in zaak nr. 19/2052 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2016 definitief berekend en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 16 maart 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2022, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 28 december 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2016 verleend ter hoogte van € 3.994,00. Op 14 april 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag tot en met 13 december 2016 opnieuw berekend en vastgesteld op € 3.801,00. Op 12 mei 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag tot en met 13 december 2016 wederom opnieuw berekend en vastgesteld op € 3.771,00.
2. Bij het besluit van 31 december 2018, als gehandhaafd bij het besluit van 16 maart 2019, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2016 definitief berekend en vastgesteld op nihil. [appellante] moet hierdoor een bedrag van € 3.997,00 aan teveel ontvangen kinderopvangtoeslag over 2016 terugbetalen.
Hoger beroep
3. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen (vergelijk de uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:219). 4. Op 27 januari 2021 heeft [appellante] een verzoek gedaan om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag over 2016. Bij besluit van 20 januari 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen te kennen gegeven dat hij de regels met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over toeslagjaar 2016 in de situatie van [appellante] erg streng heeft toegepast en dat zij als gevolg daarvan kinderopvangtoeslag over dat jaar moest terugbetalen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft vanwege de (te) strenge toepassing van de regels daarom een definitieve compensatie toegekend van € 32.757,00.
5. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op de zitting bij de Afdeling medegedeeld dat de openstaande terugvordering van € 3.997,00 niet langer bestaat omdat deze is kwijtgescholden als gevolg van het compensatiebesluit van 20 januari 2022. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting verder toegelicht dat bij het maken van de compensatieberekening het door [appellante] aangevraagde voorschot over 2016 als uitgangspunt is genomen. [appellante] heeft als gevolg van het compensatiebesluit het volledige bedrag dat zij over 2016 moest terugbetalen gecompenseerd gekregen. De eventueel deels betaalde terugvorderingen als gevolg van een betalingsregeling met de Belastingdienst/Toeslagen of verrekeningen met andere te ontvangen toeslagen zijn eveneens onderdeel van het compensatiebesluit.
Het doel dat [appellante] met het instellen van hoger beroep voor ogen staat, namelijk het afzien van gehele of gedeeltelijke terugvordering van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2016, is hierdoor bereikt. Dat betekent dat hierin voor [appellante] geen procesbelang meer is gelegen.
6. Voor zover [appellante] heeft betoogd dat zij schade heeft geleden, is deze schade verdisconteerd in het compensatiebesluit van 20 januari 2022, zodat ook hierin geen procesbelang is gelegen. Als een belanghebbende het niet eens is met de vastgestelde compensatie, kan daartegen binnen zes weken bezwaar worden gemaakt. Als een belanghebbende van mening is dat er meer schade is, kan deze zich wenden tot de Commissie Werkelijke Schade.
7. De Afdeling overweegt tot slot dat voor zover [appellante] met het compensatiebedrag al schulden heeft afbetaald die anders door de hersteloperatie toeslagen zouden worden betaald, zij zich kan wenden tot het nieuw opgerichte loket ‘Sociale Banken Nederland.’ Zij kan daar een verzoek doen om de reeds betaalde kosten terug te krijgen.
Conclusie
8. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
9. De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellante] niet-ontvankelijk;
II. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen het betaalde griffierecht ter hoogte van € 131,00 aan [appellante] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022
97-921