ECLI:NL:RBOVE:2024:1040

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10568105 \ CV EXPL 23-1354
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door ongeoorloofde aanpassingen aan elektriciteitsmeter in het kader van een hennepkwekerij

In deze zaak heeft gedaagde een overeenkomst gesloten met een elektriciteitsleverancier voor de levering van elektriciteit in zijn woning. Eiser, de netbeheerder, heeft vastgesteld dat er aanpassingen aan de elektriciteitsmeter zijn gedaan, waardoor elektriciteit is verbruikt zonder registratie. Eiser vordert schadevergoeding van gedaagde, die verweer voert tegen de vordering. De kantonrechter overweegt dat er impliciet een overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiser en gedaagde, aangezien gedaagde gebruikmaakt van het netwerk van eiser. Gedaagde heeft een zorgplicht om ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting te voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in deze zorgplicht en daarom aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden. De gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen, omdat gedaagde deze onvoldoende heeft gemotiveerd betwist. De kantonrechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente toe, evenals de proceskosten die gedaagde moet betalen. Het vonnis is uitgesproken op 27 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10568105 \ CV EXPL 23-1354
Vonnis van 27 februari 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D.F. Briedé.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] is een overeenkomst aangegaan met een elektriciteitsleverancier voor de levering van elektriciteit in zijn woning. [eiser] is de netbeheerder in het gebied van de woning van [gedaagde]. In de woning van [gedaagde] is een hennepkwekerij aangetroffen. Volgens [eiser] zijn er aanpassingen aan de elektriciteitsmeter gedaan, waardoor elektriciteit is verbruikt zonder dat dit is geregistreerd. [eiser] vordert schadevergoeding. [gedaagde] voert verweer.
1.2.
De kantonrechter overweegt dat aangezien [gedaagde] feitelijk gebruikmaakt van het netwerk van [eiser], er (impliciet) een overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid rust op [gedaagde] een zorgplicht tegenover [eiser] die inhoudt dat hij ervoor moet zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor elektriciteit niet juist/volledig wordt geregistreerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van deze zorgplicht en is hij daarom aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. De gevorderde schade is onvoldoende gemotiveerd betwist door [gedaagde] en wordt daarom toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 september 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte met aanvullende producties van 13 november 2023 van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een regionale beheerder van het elektriciteitsnet (netbeheerder).
3.2.
[gedaagde] huurt de woning aan de [adres].
3.3.
Op 11 maart 2019 is [gedaagde] een overeenkomst aangegaan met CEN B.V. voor de levering van elektriciteit in zijn woning. [eiser] is de netbeheerder in het gebied van de woning van [gedaagde].
3.4.
Op 14 juni 2022 heeft de politie een inval gedaan in de woning van [gedaagde] en is daar een hennepkwekerij aangetroffen. [eiser] heeft aangifte gedaan van een illegale aansluiting die de hennepkwekerij voorzag van elektriciteit.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – betaling van een bedrag van € 6.697,60 (bestaande uit € 5.884,27 aan hoofdsom, € 669,21 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 144,12 aan wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot 5 juni 2023), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 5 juni 2023 tot alles is betaald. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
[eiser] stelt dat er sprake is van een contractuele relatie tussen haar en [gedaagde], omdat zij netbeheerder is in het gebied van de stroomaansluiting van [gedaagde]. Volgens haar bestaat er geen keuzevrijheid voor een netbeheerder. Zij stelt dat [gedaagde] zijn zorgplicht tegenover haar heeft geschonden door toe te staan dat de stroomaansluiting op ongeoorloofde wijze is aangepast. Volgens [eiser] zijn er namelijk aanpassingen aan de meetinstallatie aangebracht, waarbij de mogelijkheid is gecreëerd om energie te verbruiken zonder dat dit geregistreerd wordt. Zij heeft dit onderbouwd met foto’s. [eiser] stelt dat er sprake is van wanprestatie, dan wel van een onrechtmatige daad en dat [gedaagde] de schade moet vergoeden die zij daardoor heeft geleden. Haar schade bestaat volgens haar uit een bedrag van € 200,02 voor het veiligstellen van de aansluiting, € 135,00 voor het verbreken van de zegel, € 4.524,15 aan energieverbruik en transportdiensten van de elektra en € 1.025,10 voor (voor)onderzoek en de behandelingskosten voor de aangifte.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat er sprake is van een overeenkomst tussen hem en [eiser] en dat hij energie van [eiser] heeft afgenomen. Volgens [gedaagde] kan hij dan ook niet tekortgeschoten zijn tegenover [eiser]. Daarnaast betwist hij dat er sprake is van fraude, dan wel dat hij geen maatregelen heeft genomen ter voorkoming van fraude en voert hij aan dat hij strafrechtelijk is vrijgesproken van energiediefstal. Hij concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Overeenkomst
5.1.
Uit het systeem van de Elektriciteitswet 1998 volgt dat wanneer een afnemer van elektriciteit een overeenkomst sluit met een elektriciteitsleverancier, waarbij de afnemer feitelijk gebruikmaakt van het netwerk van een netbeheerder, er (impliciet) ook een overeenkomst tot stand komt tussen de afnemer en de betreffende netbeheerder (vgl. onder meer ECLI:NL:RBROT:2021:9136, r.o. 4.7.1, ECLI:NL:GHARL:2020:1105, r.o. 5.8 en ECLI:NL:GHSHE:2017:3994, r.o. 6.5.1).
5.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij een contract voor de levering van elektriciteit heeft gesloten met CEN B.V. en heeft niet betwist dat hij op het netwerk van [eiser] is aangesloten. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarom vast dat er sprake is van een overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde].
Zorgplicht
5.3.
Op grond van de redelijkheid en billijkheid rust op [gedaagde] een zorgplicht tegenover [eiser] die inhoudt dat hij ervoor moet zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor elektriciteit niet juist of niet volledig door de meter wordt geregistreerd (vgl. onder meer ECLI:NL:GHDHA:2020:1759, r.o. 9, ECLI:NL:GHARL:2020:1105, r.o. 5.7 en ECLI:NL:GHSHE:2017:3994, r.o. 6.5.2). [gedaagde] heeft in het licht van hetgeen [eiser] daarover naar voren heeft gebracht en met foto’s heeft onderbouwd, onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aansluiting in de woning zodanig is gemanipuleerd dat het mogelijk was dat elektriciteit werd verbruikt zonder dat dit door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Aangezien [gedaagde] dit niet heeft voorkomen, is hij naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgplicht tegenover [eiser] en aansprakelijk voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden.
5.4.
Dat [gedaagde] strafrechtelijk is vrijgesproken van energiediefstel doet daar niets aan af. Dit betekent namelijk niet dat er civielrechtelijk geen sprake van aansprakelijkheid kan zijn. Aan de strafrechtelijke vrijspraak komt in een civiele procedure geen dwingende bewijskracht toe (artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). En in het civiele recht geldt een ander bewijscriterium en een andere bewijstoets dan in het strafrecht. De civiele rechter maakt dan ook een eigen afweging op basis van het in de civiele procedure vastgestelde feitencomplex.
Schade
5.5.
[eiser] heeft haar schade onderbouwd aan de hand van een schaderapport. Zij heeft een bedrag van € 200,02 berekend voor het veiligstellen van de aansluiting, een bedrag van € 135,00 voor het verbreken van de zegel van de hoofdaansluitkast en een bedrag van € 1.025,10 voor (voor)onderzoek en de behandelingskosten voor de aangifte. Daarnaast heeft zij een bedrag van € 151,27 aan transportkosten en een bedrag van € 4.409,01 voor het elektriciteitsverbruik berekend. Dit bedrag is gebaseerd op een verbruik van in totaal 25.935 kWh voor drie ruimtes over een periode van 84 dagen. Volgens [eiser] zijn namelijk drie kweekruimten in de woning van [gedaagde] aangetroffen. De verbruikstijd heeft zij bepaald op basis van de gevonden hennepplanten en restafval. In de drie ruimtes zijn namelijk hennepplanten van één tot drie weken oud gevonden en er is restafval van hennepplanten gevonden, zodat er volgens [eiser] minimaal één eerdere oogst moet zijn geweest.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] de schade onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft enkel gesteld dat niet duidelijk is onderbouwd wat de schade is, wat er in rekening wordt gebracht en wat het verband is tussen de schade en zijn handelen of nalaten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dit echter wel degelijk onderbouwd. Zij heeft in het schaderapport immers gespecificeerd welke bedragen zij waarvoor in rekening heeft gebracht en onderbouwd dat deze kosten te wijten zijn aan het feit dat [gedaagde] niet heeft voorkomen dat de elektriciteitsmeter in zijn woning is gemanipuleerd. Aangezien [gedaagde] de gevorderde bedragen verder niet inhoudelijk heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van de juistheid daarvan.
5.7.
Het door [eiser] in totaal gevorderde bedrag van € 5.884,27 zal dan ook worden toegewezen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [eiser] in haar schaderapport een hoger bedrag heeft berekend voor de kosten van het transport en elektriciteitsverbruik (namelijk € 151,27 + € 4.409,01 = € 4.560,28), maar dat zij een lager bedrag heeft gevorderd (namelijk € 4.524,15), zodat dit lagere bedrag wordt toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft op 5 augustus 2022 een aanmaning naar [gedaagde] gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag van € 669,21 aan buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald en zal daarom worden toegewezen.
Wettelijke rente
5.9.
De gevorderde rente is op de wet gegrond (artikel 6:119 BW) en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.10.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.434,84

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 6.697,60 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 5.884,27, met ingang van 5 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.434,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.