ECLI:NL:RBROT:2021:9136

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/10/607587 / HA ZA 20-1083
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade door illegale elektriciteitsafname ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stedin Netbeheer B.V. en een huurder van een woning waar een hennepkwekerij met een illegale elektriciteitsaansluiting is aangetroffen. De huurder, die de woning sinds januari 2018 huurde, werd door Stedin aansprakelijk gesteld voor de schade die het bedrijf had geleden door de onrechtmatige afname van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de huurder een zorgplicht had om misbruik van de elektriciteitsaansluiting te voorkomen, welke zorgplicht in dit geval was geschonden. De rechtbank stelde vast dat de huurder niet had kunnen aantonen dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen als contractspartij. De schade werd vastgesteld op € 25.272,57, inclusief kosten voor het herstellen van de situatie en het capaciteitstarief. De rechtbank verwierp de verweren van de huurder en verklaarde de vordering van Stedin toewijsbaar, met veroordeling van de huurder in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/607587 / HA ZA 20-1083
Vonnis van 11 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. H. Akbaba te Breda.
Partijen zullen hierna Stedin en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 november 2020 met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord met één productie;
  • de brief van de rechtbank van 29 januari 2021 met een oproep voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 14 april 2021 met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling;
  • aanvullende producties 10 tot en met 15 van de zijde van Stedin van 2 april 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 mei 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam gedaagde] heeft vanaf januari 2018 een woning gehuurd aan het [adres] (hierna: de woning).
2.2.
In het gebied waar de woning staat is Stedin de beheerder van het elektriciteitsnet (netbeheerder). Voor de levering van elektriciteit aan de woning heeft [naam gedaagde], op naam van zijn eenmanszaak [naam bedrijf], een overeenkomst met Eneco Consumenten B.V. (hierna: Eneco).
2.3.
Op 15 juli 2020 is in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. Daarbij heeft een aanwezige fraudespecialist van Stedin geconstateerd dat er met behulp van een illegale aansluiting elektriciteit werd afgenomen die niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd en waaruit de hennepkwekerij van stroom werd voorzien.
2.4.
Ook was een inspecteur van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Rotterdam aanwezig. Deze inspecteur heeft geconstateerd dat er in de woning onder andere 340 stekken van hennepplanten, 54 transformatoren en 59 aangesloten en 21 niet aangesloten assimilatielampen aanwezig waren.
2.5.
Eveneens op 15 juli 2020 heeft Stedin aangifte gedaan van diefstal van energie. Met het oog daarop heeft de betrokken fraudespecialist van Stedin een “Rapportage Diefstal Energie” opgesteld, waarin - voor zover van belang - het volgende staat vermeld:
“[…] Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. […].
Ik zag dat er aan de onderzijde van de hoofdzekering(en) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. […]
Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
Deze illegale aansluiting was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin niet in opdracht van Stedin geïnstalleerd.
Bij het volgen van die illegale aansluiting zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen ongemeten van elektriciteit werden voorzien.
Uit bovenstaande bevindingen bleek dat met het aanbrengen van de illegale aansluiting er nadeel is ontstaan voor Stedin door een niet geregistreerd elektriciteitsgebruik.
[…]
Ik zag dat de hennepkwekerij(en) en de aangrenzende ruimten als gevolg van langdurig in werking zijn van de hennepkwekerij(en) sterk vervuild waren.
Ik zag dat [in] de deursponning van de deur waarachter zich de hennepkwekerij bevond voorzien was van een aanzienlijke hoeveelheid stof, wat duidt op het langdurig in werking zijn van de hennepkwekerij. […]
Ik zag dat de assimilatielampen als gevolg van het langdurig in bedrijf zijn sterk ingebrand waren. […]
Ik zag dat de kappen van de in de hennepkwekerijen aanwezige assimilatielampen onder een dikke laag stof zaten, wat [erop] duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren. […]
Ik zag dat de houten latten door het langdurig onder invloed zijn van de brandende assimilatielampen verkleurd waren […].
Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters wa[s] door het gebruik in de hennepkwekerijen dermate vervuild op een wijze dat de filters meerdere hennepoogsten in werking moet[en] zijn geweest. Het filtermateriaal van de koolstoffilters was door het gebruik ter plaatse vervuild.
Dit blijkt onder andere uit het feit dat op de contactplaatsen tussen de bevestigingsbanden en de koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen. […]
Ook zag ik 4 gebruikte koolstoffilters van eerdere hennepoogsten staan. Dat deze van deze hennepkwekerij afkomstig zijn blijkt onder andere uit het feit dat de contactplaatsen tussen de draagsteunen waar geen vervuiling is aangetroffen precies dezelfde afstand is als van [de] koolstoffilters die nu in werking waren. Een koolstoffilter gaat gemiddeld 5 hennepoogsten mee. […]
Tevens zag ik dat het in de hennepkwekerij aanwezige zeil en kweekpotten voorzien waren van een aanzienlijke hoeveelheid witte aanslag en het zogenaamde ketelsteen. Witte aanslag ontstaat door middel van het afzetten van de voedingsstoffen welke gebruikt worden in de kweekcyclus.
Aan het eind van de kweekperiode wordt er geen water meer gegeven en op het moment dat de kweekpotten droog staan zal er zich op de kweekpotten en het zeil een witte aanslag vormen. Ook de in het water aanwezige kalk is van invloed op het afzetten van voorgenoemde witte aanslag. Vervolgens zal zich uiteindelijk ketelsteen gaan vormen, hetgeen bij het aanwezige zeil en kweekpotten het geval was.
Op het zeil in de hennepkwekerij(en) zag ik rondom de kweekpotten meerdere potafdrukken staan, dit duidt erop [dat] de hennepkwekerij een langere periode in bedrijf is. […]
Op de vloer in de hennepkwekerijen zag ik droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten liggen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst. […]
Toen ik in het watervat keek, dat diende voor de watertoevoer bestemd voor de hennepkwekerijen zag ik dat er een witte en vieze laag boven op het water dreef en de zijkant voorzien was van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen. […]
Ook zag ik een aantal scharen liggen met restanten van hennepproducten vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst. De aangetroffen henneprestanten waren zodanig vervuild dat deze niet alleen afkomstig waren van het knippen van de huidige hennepplanten. […]
Ook zag ik een fles slaolie staan.
Het is mij ambtshalve bekend dat als er henneptoppen geknipt worden met hennepschaartjes deze schaartjes erg gaan plakken en niet meer open kunnen. De enige manier om die scharen te reinigen is gebruik te maken van slaolie. […]
Bij het in werking zijn van de assimilatielampen gebruikt het voorschakelapparaat 80 Watt aan elektriciteit om de lamp te laten branden, vandaar dat er in de berekening 80 Watt extra berekend wordt.
Nadat ik de apparatuur en de vermogens van de apparatuur van de in werking zijnde hennepkwekerijen genoteerd had heb ik daar een berekening van gemaakt. […]”
2.6.
Bij brief van 20 juli 2020 heeft Stedin [naam gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van de onregelmatigheden. Bij de brief is een schadeberekening gevoegd met een totaalbedrag van € 25.272,57. [naam gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.

3..Het geschil

3.1.
Stedin vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 25.272,57, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Stedin legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
3.2.1.
Op 15 juli 2020 is geconstateerd dat in de woning onbemeten elektriciteit werd afgenomen. Als gevolg daarvan heeft Stedin schade geleden. Het totale onbemeten en niet-afgerekende verbruik van elektriciteit, vermeerderd met de kosten die nodig waren voor het ontmantelen van de onrechtmatige situatie en het vaststellen van de schade, plus het capaciteitstarief dat ook bij een legale afname van elektriciteit verschuldigd zou zijn geweest, bedraagt € 25.272,57. Dit bedrag bestaat uit:
  • € 21.029,39 afgenomen elektriciteit;
  • € 148,75 herstellen energietransport;
  • € 992,08 kosten onrechtmatig handelen;
  • € 155,83 kosten IR-scan;
  • € 2.946,52 capaciteitstarief E.
3.2.2.
[naam gedaagde] is aansprakelijk voor die schade op grond van onrechtmatige daad, op grond van zijn zorgplicht als huurder van de woning, op grond van zijn zorgplicht als contractant voor transport en leverantie van elektriciteit en tot slot op grond van artikel 4 leden 2, 3 en 6 van de algemene voorwaarden van Stedin.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van Stedin in de kosten van geding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na het eindvonnis, en de nakosten. [naam gedaagde] voert samengevat het volgende aan.
3.3.1.
[naam gedaagde] betwist een overeenkomst met Stedin te zijn aangegaan. Verder betwist [naam gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Stedin.
3.3.2.
De door Stedin gestelde schade valt niet toe te rekenen aan [naam gedaagde]. [naam gedaagde] betwist niet dat in de woning een hennepkwekerij is aangelegd, maar wel dat hij daarvan op de hoogte was. In de strafprocedure is betrokkenheid van [naam gedaagde] bij de hennepkwekerij niet vastgesteld. Daarbij heeft [naam gedaagde] de woning vanaf oktober 2019 onderverhuurd aan een derde en woonde hij zelf in Vlaardingen. Als al sprake zou zijn van onregelmatige aansluitingen, dan heeft de huurder deze aangelegd. [naam gedaagde] betwist dat sprake is van diefstal van energie. [naam gedaagde] betwist ook de schadeberekeningsmethode en de periode waarover Stedin die schade berekend heeft. De schatting van Stedin is enkel gebaseerd op de aangetroffen situatie in de woning, maar er zijn meer factoren van belang die Stedin niet heeft meegenomen in de schatting van het aantal kweken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Samenvatting

4.1.
Bij de beoordeling van de vordering van Stedin stelt de rechtbank hierna allereerst vast dat de hennepkwekerij voorzien werd van niet-geregistreerde elektriciteit. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat tussen Stedin en [naam gedaagde] een contractuele relatie bestaat, ook al heeft [naam gedaagde] nooit zelf een contract van Stedin ondertekend. Op basis van deze overeenkomst heeft [naam gedaagde] een zorgplicht voor een legaal gebruik van de elektriciteitsaansluiting in de woning. De rechtbank oordeelt dat [naam gedaagde] is tekortgeschoten in die zorgplicht doordat hij het aftappen van elektriciteit niet heeft voorkomen. Dat betekent dat [naam gedaagde] aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door Stedin geleden schade. Daarvoor sluit de rechtbank aan bij de gemotiveerde schadeberekening van Stedin. De daartegen door [naam gedaagde] gevoerde verweren worden verworpen.
Diefstal van elektriciteit
4.2.
Tussen partijen staat vast dat in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen.
4.3.
[naam gedaagde] heeft betwist dat sprake is van diefstal van energie. Daartoe heeft [naam gedaagde] opgemerkt dat het strafrechtelijk onderzoek tegen hem nog niet is afgerond.
4.3.1.
Voor zover [naam gedaagde] hiermee heeft bedoeld het ongeregistreerde gebruik van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij te betwisten, oordeelt de rechtbank deze betwisting onvoldoende gemotiveerd. Tegenover de uitgebreide en gedetailleerde bevindingen van de fraudespecialist van Stedin in de Rapportage Diefstal Energie (zie hiervoor onder 2.5) volstaat een blote betwisting niet. De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de hennepkwekerij in de woning van stroom werd voorzien die niet door de elektriciteitsmeter is geregistreerd. Stedin heeft de gebruikte stroom dus niet via de energieleverancier in rekening kunnen brengen.
4.3.2.
Voor wat betreft het beroep van [naam gedaagde] op het feit dat in de strafprocedure (nog) niets is vastgesteld over zijn betrokkenheid bij energiediefstal of exploitatie van de hennepkwekerij oordeelt de rechtbank als volgt. Dat de strafrechter (nog) geen feiten bewezen heeft verklaard ten aanzien van [naam gedaagde], betekent niet dat van civielrechtelijke aansprakelijkheid geen sprake kan zijn. Zelfs als [naam gedaagde] in de strafzaak zou worden vrijgesproken hoeft dat niet aan civiele aansprakelijkheid in de weg te staan. In het civiele recht wordt een andere bewijstoets gehanteerd dan in het strafrecht. Waar in het strafrecht sprake moet zijn van wettig en overtuigend bewijs, geldt in het civiele recht het stelsel van stellen en betwisten en komt de rechtbank alleen aan bewijslevering toe indien voldoende gemotiveerd is gesteld én voldoende gemotiveerd is betwist. Bovendien is het te hanteren bewijscriterium niet hetzelfde.
Overeenkomst tussen Stedin en [naam gedaagde]
4.4.
Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van [naam gedaagde] voor schade van Stedin door de niet-geregistreerde afname van elektriciteit is allereerst van belang of sprake is van een overeenkomst tussen partijen voor de aansluiting van de woning op het elektriciteitsnet en het transport van de elektriciteit.
4.5.
Stedin heeft gesteld dat [naam gedaagde] ten behoeve van de levering van elektriciteit een overeenkomst heeft afgesloten met Eneco. Stedin heeft voorts gesteld dat Eneco [naam gedaagde] bij Stedin heeft aangemeld voor de aansluiting op het elektriciteitsnet van Stedin en dat [naam gedaagde] van 29 januari 2018 tot 11 november 2020 als contractant in de administratie van Stedin is vermeld.
4.6.
[naam gedaagde] betwist een overeenkomst met Stedin te zijn aangegaan. Van aanbod en aanvaarding is volgens hem geen sprake. Verder betwist [naam gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Stedin. Hij heeft nooit voor kennisneming dan wel voor aanvaarding van die voorwaarden getekend. Ook zijn de algemene voorwaarden hem niet ter hand gesteld, waardoor deze vernietigbaar zijn.
4.7.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.7.1.
Een contractuele relatie tussen de afnemer van elektriciteit aan de ene kant (hier: [naam gedaagde]) en de aangewezen netbeheerder aan de andere kant (hier: Stedin) ontstaat op het moment dat de netbeheerder de afnemer op verzoek van de leverancier (hier: Eneco), waarmee de afnemer een leveringsovereenkomst heeft gesloten, registreert. Deze relatie is het gevolg van het feit dat de afnemer een overeenkomst sluit met een leverancier van elektriciteit en ten behoeve van de daaruit volgende aflevering van elektriciteit gebruik moet worden gemaakt van het (exclusieve) netwerk van de netbeheerder. Dit volgt uit het systeem van de Elektriciteitswet 1998. Of [naam gedaagde] zich bewust is geweest van dit stelsel, doet niet ter zake: het is nu eenmaal hoe de wetgever het heeft bepaald. Dat [naam gedaagde] met Eneco heeft gecontracteerd, staat als onbetwist tussen partijen vast.
4.7.2.
Tussen Stedin en [naam gedaagde] bestaat dus een overeenkomst voor de aansluiting en transport van elektriciteit. Het verweer van [naam gedaagde] ter zake wordt dan ook verworpen.
Schending zorgplicht uit overeenkomst
4.8.
Op grond van deze overeenkomst met Stedin is [naam gedaagde] verantwoordelijk voor het energieverbruik op het aansluitadres van het gehuurde. Als contractuele wederpartij is [naam gedaagde] jegens de leverancier van elektriciteit en Stedin verplicht de in het pand aanwezige aansluiting op het elektriciteitsnetwerk op legale wijze te (laten) gebruiken. Als zodanig rust er op [naam gedaagde] een zorgplicht. Stedin heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 29 september 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1759) waarin de zorgplicht als volgt wordt omschreven:
“Op de contractuele wederpartij [de afnemer van de elektriciteit,rechtbank
] rust, gelet op de beginselen van redelijkheid en billijkheid, de verplichting om als een goed huisvader voor de aansluiting te zorgen. Dat betekent dat de contractant ervoor moet zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor elektriciteit/gas niet, niet juist of niet volledig door de meter wordt geregistreerd. Netbeheerders kunnen immers geen of nauwelijks toezicht houden op hun (talloze) aansluitingen, terwijl de contractant beter in staat is om te voorkomen dat (en te controleren of) er gefraudeerd wordt met de meter(s) door anderen die al dan niet met toestemming gebruik maken van de ruimte waarvoor de energie wordt geleverd.”
4.9.
Ook als sprake is van onderhuur, zoals [naam gedaagde] stelt, doet dat niet af aan de verantwoordelijkheid van [naam gedaagde] als contractspartij voor de eventueel door die onderhuurder veroorzaakte schade. Dat [naam gedaagde] naar eigen zeggen niet op de hoogte was van de hennepkwekerij maakt dat niet anders. [naam gedaagde] kan deze schade op zijn beurt desgewenst trachten te verhalen op zijn onderhuurder. Het had op de weg van [naam gedaagde] gelegen om eventuele maatregelen te treffen om mogelijk misbruik te voorkomen. [naam gedaagde] had met de huurder afspraken kunnen maken die hem de mogelijkheid boden zijn verplichtingen jegens Stedin na te komen, of hij had de elektriciteitslevering op naam van de huurder kunnen laten zetten. [naam gedaagde] kan Stedin niet tegenwerpen dat het pand is onderverhuurd en hij daardoor zijn contractuele controleverplichting niet meer kan nakomen.
4.10.
[naam gedaagde] heeft niet voorkomen dat de elektriciteitsvoorziening in het pand zodanig was gemanipuleerd dat het mogelijk was dat elektriciteit werd verbruikt zonder dat dit door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Daarmee is hij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele zorgplicht jegens Stedin. Dit kan niet meer worden hersteld. Dit betekent dat [naam gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die Stedin door die toerekenbare tekortkoming heeft geleden. Omdat de aansprakelijkheid al volgt uit de zorgplicht die uit de overeenkomst voortvloeit, kan hetgeen is aangevoerd over de algemene voorwaarden onbesproken blijven. Aan de bespreking van de subsidiaire en meer subsidiaire grondslagen van de vordering van Stedin komt de rechtbank ook niet meer toe.
Omvang schade
4.11.
Vervolgens komt de omvang van de door Stedin geleden schade aan de orde. Als gevolg van het feit dat [naam gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, kan de omvang van de niet geregistreerde elektriciteitsafname niet exact worden gemeten. Wel kan van Stedin worden gevraagd dat zij voldoende feiten en omstandigheden stelt (en zo nodig bewijst) die de afgenomen hoeveelheid elektriciteit voldoende aannemelijk maken zodat de schade beredeneerd kan worden geschat (op grond van artikel 6:97 BW). Het is vervolgens aan [naam gedaagde] om deze stellingen gemotiveerd te betwisten.
4.12.
Stedin heeft aan de hand van de door haar in het geding gebrachte schadeberekening en Rapportage Diefstal Energie haar schade gemotiveerd onderbouwd. De overgelegde schadeberekening is gebaseerd op de gebruikstijd en het vermogen van de op de illegale aansluiting aangesloten elektrische apparatuur. Aan de hand van de geconstateerde mate van vervuiling (zoals de vervuilde kappen van de assimilatielampen, het vervuilde koolstoffilter, de witte laag op het water in het watervat, de scharen met hennepresten) en het restafval heeft Stedin een kweekduur vastgesteld van 10 hennepoogsten. Stedin gaat ervan uit dat een oogst zeventig dagen duurt en verwijst daarvoor naar een artikel van de Universiteit van Wageningen over de groeiduur van hennep en het elektriciteitsverbruik van hennepkwekerijen. Voor 10 oogsten betekent dat in totaal 700 kweekdagen. Terugrekenend vanaf de dag dat de hennepkwekerij werd aangetroffen (15 juli 2020) concludeert Stedin dat de kwekerij vanaf 15 augustus 2018 in gebruik is geweest. Bij de berekening van het energieverbruik gaat Stedin ervan uit dat de aangetroffen
climate controlen de ventilatoren 24 uur per dag in gebruik zijn geweest en de assimilatieverlichting 12 uur per dag. In totaal komt Stedin op een elektriciteitsverbruik van 420.672 kWh, wat neerkomt op een bedrag van € 21.029,39.
4.13.
[naam gedaagde] heeft de waarnemingen van de fraudespecialist van Stedin (zie hiervoor onder 2.5) en de inspectie-ambtenaar van de gemeente (zie hiervoor onder 2.4) op zichzelf niet weersproken. Evenmin heeft hij de door Stedin overgelegde analyse over de groeiduur van hennep en het daarmee gemoeide energieverbruik gemotiveerd weersproken.
4.14.
Wel heeft [naam gedaagde] verweer gevoerd tegen de manier waarop Stedin haar schade berekend heeft. Allereerst tegen de schatting door Stedin van de periode waarin de hennepkwekerij in gebruik is geweest.
4.14.1.
Volgens [naam gedaagde] betreft dit een fictieve periode en moet voor de berekening van de omvang van de schade onderscheid gemaakt worden tussen de periode vóór en na oktober 2019. Voor oktober 2019 was er volgens [naam gedaagde] geen sprake van een hennepkwekerij. Destijds bewoonde hij de woning zelf en was er geen hennepkwekerij. Vanaf oktober 2019 is [naam gedaagde] niet meer in de woning geweest.
4.14.2.
Stedin heeft erop gewezen dat uit de waarnemingen van haar fraudespecialist (zie hiervoor onder 2.5) blijkt dat er langer gekweekt is dan de periode van oktober 2019 tot en met juli 2020. Onder meer de afgekoppelde verzadigde koolstoffilters wijzen daarop, aangezien een koolstoffilter gemiddeld 5 hennepoogsten meegaat. [naam gedaagde] heeft als verklaring voor de aangetroffen gebruikte koolstoffilters gewezen op de mogelijkheid dat dit tweedehands exemplaren betreft. Stedin heeft dit gemotiveerd weersproken. Volgens haar is gebruik van tweedehands filters te gevaarlijk en is er geen kweker die daar in een nieuwe kwekerij gebruik van zou maken.
4.14.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam gedaagde] onvoldoende aangevoerd om de gedetailleerde onderbouwing van de door Stedin geschatte kweekperiode te betwisten. Naast de gemotiveerde betwisting van het gebruik van tweedehands filters door Stedin acht de rechtbank daarvoor het volgende van belang. Dat tweedehands koolstoffilters gebruikt zouden zijn, ligt niet voor de hand gezien de waarneming van de fraudespecialist van Stedin “
dat de contactplaatsen tussen de draagsteunen waar geen vervuiling is aangetroffen precies dezelfde afstand is als van het [de] koolstoffilters die nu in werking waren.” Naast de gebruikte koolstoffilters heeft de fraudespecialist van Stedin bovendien een significant aantal andere aanwijzingen gesignaleerd dat de hennepkwekerij al langdurig in werking was (zie hiervoor onder 2.5). Deze waarnemingen, samen met de onbetwiste constatering dat het filtermateriaal van de koolstoffilters door het gebruik ter plaatse vervuild was en de aangetroffen gebruikte koolstoffilters, rechtvaardigen de beredeneerde schatting dat de hennepkwekerij 10 oogsten in gebruik is geweest.
4.15.
Het betoog van [naam gedaagde] dat de eigen waarneming van een medewerker van Stedin onvoldoende is om een peildatum voor de kweekduur op te baseren, wordt verworpen.
4.15.1.
De verwijzing van [naam gedaagde] naar een uitspraak van het gerechtshof ’sHertogenbosch van 5 februari 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:645) kan hem niet baten. In die zaak ging het namelijk om de vraag of de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden toegewezen, terwijl het in deze zaak gaat om een civielrechtelijke beoordeling van de vraag of Stedin haar vordering voldoende heeft onderbouwd gelet op het verweer van [naam gedaagde]. Dat betekent dat een ander criterium wordt gehanteerd, namelijk de vraag of Stedin haar beredeneerde schatting van de kweekduur voldoende heeft onderbouwd (zie hiervoor onder 4.11). Een belangrijk verschil met deze procedure (waarin het gaat om het energieverbruik van de hennepkwekerij), is ook dat het in de aangehaalde strafzaak ging om het profijt dat met de hennepkwekerij is behaald. Het gaat dus om een ander te bewijzen feit. Tot slot is ook de bewijswaardering anders (zie hiervoor onder 4.3.2). Bovendien is er in deze zaak sprake van aanzienlijk meer en ook andere aanwijzingen dat de kwekerij al geruime tijd in gebruik was dan in de zaak waar genoemde uitspraak op zag. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de aangetroffen gebruikte koolstoffilters.
4.16.
Het betoog van [naam gedaagde] ter zitting dat het rapport van het BOOM (Bureau Ontnemingen Openbaar Ministerie; hierna kortweg: het rapport BOOM) houvast biedt bij de begroting van de schade van Stedin wordt gepasseerd.
4.16.1.
Stedin heeft erop gewezen dat het rapport BOOM dient als basis voor een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie en niet als basis voor een vordering in een civiele zaak zoals deze. [naam gedaagde] betoogde hetzelfde in onderdeel 15 van zijn conclusie van antwoord. Maar hoe dan ook, kan het rapport BOOM hem in dit geval niet baten.
4.16.2.
Als een partij een beroep doet op een rapport, dan ligt het op zijn weg om nauwkeurig aan te geven op welk gedeelte een beroep wordt gedaan, waarom en tot welke conclusies dat zou leiden. Dat heeft [naam gedaagde] allemaal nagelaten en in zoverre heeft hij dus niet voldaan aan zijn stelplicht.
4.17.
Verder heeft [naam gedaagde] aangevoerd dat voor de berekening van de schade (ook) moet worden gekeken naar het waterverbruik en het aantal stekken, in plaats van naar het aantal lampen. Dat er 56 lampen zijn aangetroffen betekent volgens [naam gedaagde] niet dat deze continu zijn gebruikt. Stedin heeft daartegen ingebracht dat het aantal stekken en het waterverbruik niet veel zegt over de omvang van de schade. Toen de hennepkwekerij werd aangetroffen was er net geoogst. Dit betekent dat er op dat moment geen planten stonden die gekweekt werden. Ook was de woning voorzien van een
climate controldie continu water gebruikt. Stedin verwijst naar de waarnemingen van de opsporingsambtenaar van de gemeente, die in de woning 340 stekken, 59 aangesloten assimilatielampen en 21 niet-aangesloten assimilatielampen aantrof. Dat de lampen waren aangesloten betekent volgens Stedin dat ze ook in gebruik waren.
4.18.
De rechtbank verwerpt dit verweer van [naam gedaagde]. Uit de waarneming van de opsporingsambtenaar van de gemeente blijkt dat er niet 56, maar 80 lampen zijn aangetroffen (zie hiervoor onder 2.4). Daarvan waren 59 lampen aangesloten. [naam gedaagde] heeft deze waarnemingen niet betwist. Stedin heeft er terecht op gewezen dat alleen de aangesloten lampen in aanmerking zijn genomen bij haar schadeberekening. Die is gebaseerd op het verbruik van 54 lampen. Dat een deel van de lampen was aangesloten en een deel niet, vormt een aanwijzing dat het aangesloten deel van de lampen ook daadwerkelijk in gebruik is geweest. Door [naam gedaagde] is niets aangevoerd dat tot een andersluidende conclusie zou kunnen leiden. Tegenover de gemotiveerde stellingen van Stedin heeft [naam gedaagde] ook onvoldoende onderbouwd wat het waterverbruik en het aantal stekken in dit concrete geval zeggen over het energieverbruik. Het had op de weg van [naam gedaagde] gelegen om toe te lichten wat volgens hem de invloed is die deze factoren op het gebruik van elektriciteit in de woning hebben gehad. [naam gedaagde] heeft zijn betoog echter niet nader toegelicht. De enkele opmerking dat watergebruik en het aantal stekken in dat opzicht ook een rol spelen, volstaat niet. Het was aan [naam gedaagde] om concreet te stellen wat volgens hem zou kunnen blijken uit waterverbruik en aantal stekken. Dat nagelaten hebbend, heeft hij niet voldaan aan zijn stelplicht.
4.19.
Ook het betoog van [naam gedaagde] dat de schatting van Stedin enkel gebaseerd is op de aangetroffen situatie in de woning wordt verworpen. Volgens [naam gedaagde] zijn er meer factoren van belang, die Stedin niet heeft meegenomen in de schatting van het aantal kweken. Welke factoren dat dan zijn, heeft [naam gedaagde] echter niet verder toegelicht afgezien van de hiervoor reeds besproken en verworpen verweren. Zonder toelichting kan de enkele stelling dat er meer factoren van belang zijn niet tot een ander oordeel leiden.
4.20.
De conclusie is dat [naam gedaagde] de uitvoerige rapportage en gedetailleerde berekening van de schade van de zijde van Stedin naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Daarom moet worden uitgegaan van het door Stedin bij benadering geschatte verbruik. De rechtbank acht de door Stedin gehanteerde berekeningsmethode een voldoende en deugdelijke onderbouwde schatting van de door haar gestelde schade van € 21.029,39.
4.21.
De overige door Stedin gevorderde schadeposten met betrekking tot werkzaamheden van de binnen- en buitendienst van Stedin (€ 992,08 kosten onrechtmatig handelen en € 155,83 kosten IR-scan) en gebruikt materiaal (€ 148,75 herstellen energietransport), plus het gerekende capaciteitstarief (€ 2.946,52) heeft [naam gedaagde] niet betwist en zijn toewijsbaar.
Resumé, rente, kosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.22.
Gelet op het voorgaande wordt [naam gedaagde] veroordeeld het bedrag van € 25.272,57 aan Stedin te voldoen. De wettelijke rente daarover gerekend vanaf de dag van de dagvaarding, wordt als onbetwist toegewezen.
4.23.
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stedin (inclusief beslagkosten) worden begroot op:
- dagvaarding € 85,09
- betekeningskosten beslaglegging € 322,25
- griffierecht (inclusief beslagverlof) € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 2.163,00(3 punten × tarief € 721,-)
Totaal € 4.612,34
4.24.
Dit vonnis wordt zoals Stedin vordert uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vordering daartoe is gegrond op de wet en zij niet is weersproken.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan Stedin te betalen een bedrag van € 25.272,57, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 26 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 4.612,34,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. de Kraker en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021.