ECLI:NL:GHARL:2020:1105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
200.258.098/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegale elektriciteitsafname en hennepteelt

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de vennoten van een vennootschap onder firma (v.o.f.) voor schade die is ontstaan door illegale elektriciteitsafname in verband met een hennepplantage. De netbeheerder Enexis vorderde schadevergoeding van de vennoten, die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schending van de zorgplicht met betrekking tot de elektriciteitsmeter. Het hof oordeelt dat de contractant van de elektriciteitslevering verantwoordelijk is voor de meter en dat de vennoten, ondanks hun vrijspraak in een strafzaak, aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit de illegale afname van elektriciteit. Het hof laat de geïntimeerden toe tot het leveren van tegenbewijs over hun betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De hoogte van de schade wordt vastgesteld op € 16.733,74, waarbij de aansprakelijkheid van de vennoten wordt bevestigd. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.258.098/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6402384)
arrest van 11 februari 2020
in de zaak van
Enexis Netbeheer B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Enexis,
advocaat: mr. T.M. Vollbehr, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
niet verschenen,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [C] ,
hierna:
[geïntimeerde3],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat voor [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] : mr. M. Schuring kantoorhoudend te Groningen,
hierna allen gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] c.s.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
19 juni 2018 (hersteld op 13 november 2018) en 13 november 2018 die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 12 februari 2019;
- de memorie van grieven van 2 juli 2019;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] van 10 september 2019.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten.
3.1.
Enexis is netbeheerder van onder meer het elektriciteitsnetwerk in de gemeente Noordenveld en de daarin gelegen kern [D] .
3.2.
Op 30 maart 2015 is bij een inval door de politie, na een melding op Meld Misdaad Anoniem, in het bedrijfspand [a-straat 1] te [D] (verder: het bedrijfspand), op de bovenverdieping een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen met 384 planten. Bij het onderzoek bleek dat buiten de meter om stroom van het netwerk van Enexis werd afgenomen. De verzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken en er was een illegale aansluiting aangebracht.
3.3.
Op het terrein bij het bedrijfspand heeft de politie een afgesloten trailer aangetroffen met een kenteken dat op naam stond van de v.o.f. [geïntimeerden] . In deze trailer werden diverse benodigdheden voor een hennepkwekerij aangetroffen. In de hennepkwekerij op de bovenetage heeft de politie een sigaret met DNA-materiaal van [geïntimeerde2] aangetroffen.
3.4.
Enexis heeft op 21 mei 2015 aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit.
3.5.
Het bedrijfspand was ten tijde van de politie-inval eigendom van [geïntimeerden] c.s. [geïntimeerden] c.s. zijn broers en waren elk voor één derde eigenaar.
3.6.
[geïntimeerden] c.s. hebben van 1 april 1996 tot september 2014 in het bedrijfspand een garagebedrijf uitgeoefend als v.o.f. [geïntimeerden] . De activiteiten van deze vennootschap zijn in september 2014 feitelijk geëindigd. De vennootschap had toen een negatief vermogen. Op 1 oktober 2014 heeft [geïntimeerde1] , samen met [E] als vennootschap onder firma onder de naam Autototaal Roden, op de begane grond van het bedrijfspand het garagebedrijf voortgezet. [geïntimeerde2] heeft op 29 september 2014 een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (volgens de inschrijving autobedrijf, bouwbedrijf en klussenbedrijf) waarvoor hij de beschikking kreeg over de bovenverdieping van het bedrijfspand en een (deel van) het bedrijfsterrein. [geïntimeerde3] heeft op 1 september 2014 ook een eenmanszaak ingeschreven met een vestigingsadres aan de Peizerweg in Groningen, voor in- en verkoop van auto’s en partijgoederen. [geïntimeerde3] kreeg in het kader van de verdeling van de v.o.f. [geïntimeerden] de gebruiksrechten van de autotransporter van de v.o.f. [geïntimeerden] .
3.7.
De energieaansluiting van het bedrijfspand stond tot 11 februari 2015 op naam van de v.o.f. [geïntimeerden] ; op 24 september 2014 heeft er een wijziging van leverancier (aanvankelijk Engie nadien E.ON) plaatsgevonden. Met ingang van 12 februari 2015 is het leveringscontract (met E.ON) op naam van Autototaal Roden gezet.
3.8.
Het bedrijfspand was beveiligd met alarm. Ten tijde van de politie-inval beschikten alle broers [geïntimeerden] alsmede [E] over een sleutel en over de alarmcode.
3.9.
Alle drie broers [geïntimeerden] zijn strafrechtelijk als verdachte aangemerkt voor de hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De aanklacht tegen [geïntimeerde3] is geseponeerd. De strafzaken tegen [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] zijn geëindigd met een vrijspraak bij vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland van 1 november 2016.

4.De vordering en de beoordeling in eerste aanleg

4.1
Enexis heeft vergoeding van de door haar geleden schade gevorderd, door haar begroot op € 17.101,24. Zij vordert dit bedrag primair op grond van een door alle drie de broers gepleegde onrechtmatige daad. Subsidiair vordert zij dit bedrag op grond van wanprestatie, waarbij zij enig onderscheid maakt tussen welke broer voor welk gedeelte van de schade aansprakelijk is. Verder vorderde zij de hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en van de proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 19 juni 2018 Enexis opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerden] c.s. wetenschap hadden van de hennepkwekerij of daarbij betrokken zijn geweest.
4.3
Nadat Enexis bij akte nadere stukken in het geding had gebracht, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 13 november 2018 overwogen dat Enexis niet in het haar opgedragen bewijs was geslaagd en de vordering afgewezen.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Enexis heeft in hoger beroep, onder vernietiging van de vonnissen van de kantonrechter, gevorderd dat het hof haar vordering uit eerste aanleg alsnog toewijst.
5.2
Enexis heeft vijf grieven voorgedragen. De kern van die grieven is dat de kantonrechter nvoldoende heeft gemotiveerd waarop hij de vordering van Enexis heeft afgewezen, dat ten onrechte Enexis met het haar opgedragen bewijs is belast en dat op grond van de stukken de aansprakelijkheid van [geïntimeerden] c.s. voor het illegaal aftappen van stroom en de daarvoor voor Enexis voortgevloeide schade voldoende vast staat.
5.3
De grieven die klagen over de ontbrekende motivering zijn terecht voorgedragen. De vonnissen waarvan beroep geven geen inzicht in de redenen waarom de vordering van Enexis integraal is afgewezen, behoudens dat de kantonrechter blijkbaar van oordeel is dat de betrokkenheid van [geïntimeerden] c.s. bij het illegaal aftappen van stroom onvoldoende vast staat.
5.4
Het hof zal vervolgens beoordelen of de grieven doel treffen in die zin dat [geïntimeerden] c.s. al dan niet hoofdelijk enig bedrag aan Enexis moeten vergoeden. Het hof zal daarbij de stellingen van Enexis en de daartegen gevoerde verweren van [geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] ( [geïntimeerde1] heeft ook in eerste aanleg verstek laten gaan) bespreken.
De strafrechtelijke vrijspraak
5.5
[geïntimeerde2] heeft zich op de hem gegeven vrijspraak beroepen en [geïntimeerde3] op de sepotbeslissing in zijn strafzaak. Aan een (strafrechtelijke) vrijspraak komt in een civiele procedure geen dwingende bewijskracht toe (art. 161 Rv). Met de vrijspraak van [geïntimeerde2] in de strafzaak is evenmin de juistheid aangetoond van zijn stelling dat hij niet bij de hennepkwekerij en elektriciteitsfraude is betrokken. Het oordeel van de strafrechter dat er ter zake te weinig wettig en overtuigend bewijs was, staat niet in de weg aan een andersluidend oordeel van de civiele rechter, die een eigen afweging maakt op basis van het in die civiele procedure vastgestelde feitencomplex, dat overigens anders en/of uitgebreider kan zijn dan het aan de strafrechter bekende bewijsmateriaal.
Voor de sepotbeslissing die op [geïntimeerde3] betrekking heeft geldt het zelfde.
De zorgplicht ten aanzien van de elektriciteitsmeter
5.6
Vast staat dat er in het bedrijfspand elektriciteit buiten de meter om is afgenomen en dat daartoe de verzegeling van de elektriciteitsmeter is verbroken. Dat dit onrechtmatig is jegens Enexis, staat niet ter discussie.
5.7
Enexis heeft terecht aangevoerd dat op de contractant die een leveringsovereenkomst voor elektriciteit heeft gesloten, een zorgplicht rust voor de elektriciteitsmeter via welke de door hem afgenomen stroom loopt c.q. hoort te lopen. Op grond van die zorgplicht moet de contractant erop toezien dat de zegels van de meter niet worden verbroken en dat de meter niet wordt gemanipuleerd. De elektriciteitsmeter is immers voor een netbeheerder (en een leverancier) de enige mogelijkheid om de juiste hoeveelheid afgenomen energie aan de gebruiker in rekening te brengen. [1]
5.8
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] hebben betwist dat zij een schriftelijk contract met Enexis hebben gesloten en betoogd dat op hen daarom geen contractuele zorgplicht rust. Het hof verwerpt die stelling. Op grond van art. 10b van de Elektriciteitswet 1998 mogen netbeheerders geen deel uitmaken van een groep die elektriciteit produceert, levert of daarin handelt. Energiebedrijven zijn daarom gesplitst in bedrijven voor het netwerkbeheer (hier: Enexis) en bedrijven voor de productie van, levering van en handel in energie. In art. 23 en 24 Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat een netbeheerder verplicht is degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het net en om het transport van elektriciteit ten behoeve van de verzoeker uit te voeren. Uit art. 29 Elektriciteitswet 1998 volgt dat de netbeheerder het tarief voor het transport van elektriciteit in rekening brengt aan de afnemer die een aansluiting heeft op het net.
Tot 12 februari 2015 was de v.o.f. [geïntimeerden] de contractant die met aanvankelijk Engie en later met E.ON een leveringscontract had gesloten. Alle drie de vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het niet nakomen van de contractuele zorgplicht door de v.o.f. (zie artikel 18 Wetboek van Koophandel). Vanaf 12 februari 2015 was Autototaal Roden de contractant, zodat vanaf die datum de contractuele zorgplicht (mede) op [geïntimeerde1] rustte. Dat die zorgplicht is geschonden, staat vast. Geen van de broers [geïntimeerden] heeft feiten en omstandigheden gesteld die aan toerekening van de daaruit voor Enexis voortvloeiende schade aan hem in de weg staan, zodat de schade die het gevolg is van de schending van de contractuele zorgplicht aan elk van hen kan worden toegerekend.
5.9
Hieruit volgt dat op [geïntimeerde1] over de hele in geding zijnde periode een zorgplicht heeft gerust en hij voor de volledige schade als gevolg van de manipulatie van de meter aansprakelijk is. Hij heeft noch in eerste aanleg noch in hoger beroep verweer gevoerd.
5.1
Enexis heeft aangevoerd dat [geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] ook aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan nadat het leveringscontract niet meer (mede) op hun naam stond.
Enexis wil ingang doen vinden dat de eigenaar van het pand ook altijd naast de contractant aansprakelijk is. Die stelling verwerpt het hof. Het hof verwerpt ook de stelling van Enexis dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] een buitencontractuele zorgplicht voor de elektriciteitsmeter hadden, alleen al omdat zij, naast [geïntimeerde1] (Autototaal Roden) een zeker gebruiksrecht van (een deel van) het bedrijfspand en bijbehorend parkeerterrein hadden nadat de activiteiten van de v.o.f. feitelijk waren beëindigd.
5.11
Buitencontractuele aansprakelijkheid is wel aan de orde indien [geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] betrokken zijn geweest bij de exploitatie van de hennepplantage in het bedrijfspand en de daarmee verbonden illegale stroomafname. In dat geval kan de schade die daaruit voor Enexis is voortgevloeid, ook aan hen worden toegerekend.
5.12
Het hof is van oordeel dat door Enexis voldoende omstandigheden zijn aangevoerd die wijzen op betrokkenheid van zowel [geïntimeerde3] als [geïntimeerde2] . Allebei beschikten ook na de oprichting van Autototaal Roden over een sleutel en alarmcodes van het bedrijfspand. [geïntimeerde2] was frequent, ook in de avonduren, in het bedrijfspand aanwezig en had het beheer over de bovenverdieping waar de hennepplantage is aangetroffen. In een van die ruimten waar de hennepplanten werden gekweekt, is een sigarettenpeuk met zijn DNA-sporen aangetroffen. Verder is een WhatsApp-conversatie van 8 oktober 2014 tussen [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] overgelegd over een lekkage boven de wastafel op de benedenverdieping, waarvan niet betwist is dat deze lag onder een van de ruimten waarin hennep was gekweekt. Volgens die conversatie zou [geïntimeerde2] er direct naar gaan kijken.
Voor [geïntimeerde3] geldt dat in de afgesloten aanhangwagen (met kenteken op naam van de v.o.f. [geïntimeerden] ) op het terrein bij het bedrijfspand restmateriaal van een hennepkwekerij is aangetroffen. Volgens de door [geïntimeerden] c.s. overgelegde stukken omtrent de feitelijke verdeling van de v.o.f. [geïntimeerden] kwam het gebruiksrecht van de autotrailer aan [geïntimeerde3] toe. [geïntimeerde3] heeft niet weersproken dat het hierbij gaat om dezelfde trailer als die waarin het restmateriaal is aangetroffen. [geïntimeerde3] heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van dit materiaal in de aanhanger en [geïntimeerde2] heeft geen verklaring gegeven voor zijn activiteiten in de avonduren in het bedrijfspand.
Het hof baseert hierop het vermoeden dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] betrokken waren bij de hennepkwekerij en dat zij daarmee (op de grondslag van onrechtmatige daad) ook mede aansprakelijk zijn voor de schade die Enexis heeft geleden over de periode na
12 februari 2015. Overeenkomstig hun aanbod zullen [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] tot het leveren van tegenbewijs worden toegelaten.
De hoogte van de schade
5.13
Enexis gaat in haar schadebegroting uit van één aangetroffen kweek van zeven dagen en van zes kweken in de daaraan voorafgaande periode vanaf begin 2014. Aan de hand van de aangetroffen apparatuur heeft zij het stroomverbruik geschat.
5.14
[geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] hebben betwist dat sprake was van meer dan één kweek.
Het hof oordeelt dat Enexis voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meerdere oogsten zijn geweest. Uit het door haar overgelegde proces-verbaal van de politie [2] blijkt dat zijn aangetroffen:
  • verdroogde hennepresten;
  • kalkafzetting op het zeil onder de kweekpotten;
  • stof op de koolstoffilters;
  • stof op andere onderdelen van de hennepkwekerij;
  • vettige aanslag op knipscharen en deuren, afkomstig van oogstrijpe hennepplanten;
  • kwekerijafval in de aanhangwagen;
Daarnaast bleek dat de assimilatielampen een productiedatum in 2012 hadden.
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] hebben erop gewezen dat mogelijk van tweedehands materiaal gebruik is gemaakt en dat de productiedatum weinig zegt. Zij hebben ook aangevoerd dat op de bedrading van de hennepkwekerij geen vettige aanslag zat maar alleen stof.
Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van de politie volgt dat zij sporen hebben aangetroffen die erop wijzen dat de hennepkwekerij deels is heringericht, waarbij bedrading is vervangen. In de aanhanger is bedrading aangetroffen waarop wel de vettige aanslag is aangetroffen. De politie is in het proces-verbaal ook niet uitgegaan van het in productie zijn van de hennepkwekerij vanaf 2012, maar van begin 2014 als startpunt van de berekening van het aantal oogsten.
5.15
Tegen de redenering van Enexis dat gelet op aanname dat de hennepkwekerij in ieder geval vanaf begin 2014 in het bedrijfspand was ingericht en gelet op de ervaringscijfers over de duur van een kweekperiode van 9 weken en één week voor oogsten en opruimen, er zes oogsten zijn geweest voorafgaand aan de politie-inval, zijn verder door [geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] geen argumenten ingebracht. Ook hebben zij de berekening van Enexis van de hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit per kweek niet aangevochten. Het hof zal daarvan dan ook uitgaan.
5.16
De politie gaat er in het proces-verbaal van uit dat de aangetroffen planten ongeveer twee weken oud waren en dat de kweek daarvan was begonnen op 15 maart 2015.
Het hof stelt vast dat Enexis in haar schadeberekening, waarvoor zij verwijst naar het
proces-verbaal van de politie, enigszins van de berekeningen van de politie is afgeweken, en niet uitgaat van een aangetroffen kweek van 14 dagen, maar van een aangetroffen kweek van
7 dagen. Een verklaring daarvoor ontbreekt. Het hof neemt aan dat dit is gebeurd omdat de politie, uitgaande van haar eigen maatstaven, de voorgaande (zesde) teelt een week te vroeg heeft laten aanvangen. Per saldo leidt dit evenwel niet tot een voor [geïntimeerden] c.s. nadelige berekening; ook bij een verschuiving van één week voor cyclus 6 naar eind december 2014 is er bij een totale cyclusperiode van 10 weken in 2014 ruimte voor vijf cycli.
5.17
Derhalve gaat het hof uit van een bedrag aan niet afgerekende stroom tot
12 februari 2015 van € 14.429,46 waarvoor [geïntimeerden] c.s. aansprakelijk zijn als vennoten van
[geïntimeerden] v.o.f. en een bedrag van € 1.666,17 voor de illegaal afgetapte stroom vanaf
12 februari 2015 tot 30 maart 2015 waarvoor in ieder geval [geïntimeerde1] aansprakelijk is en afhankelijk van bewijslevering, ook [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] .
5.18
Daarnaast heeft Enexis aanspraak gemaakt op bijkomende schadekosten voor herstel van de meter en op vergoeding van administratiekosten. Het hof acht voldoende aannemelijk dat Enexis bijkomende schade heeft geleden als omschreven onder de posten uurtarief monteur, elektriciteitsmeter, uurtarief inspecteur en kosten netmeting tot een totaalbedrag van € 638,11. Deze kosten staan in causaal verband met de schending van de zorgplicht, zodat [geïntimeerden] c.s. daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zijn. Van overige posten waarop Enexis aanspraak maakt onder verwijzing naar haar tarievenboek, acht het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze in causaal verband staan tot de schending van de zorgplicht. Datzelfde geldt voor de advocaatkosten die Enexis claimt in verband met haar pogingen om in het strafproces haar schade vergoed te krijgen. Enexis heeft niet toegelicht op welke rechtsgrond die kosten door [geïntimeerden] c.s. gedragen zouden moeten worden. Die post acht het hof dan ook niet toewijsbaar.
De buitengerechtelijke incassokosten
5.19
[geïntimeerden] c.s. hebben in eerste aanleg betwist dat voor vergoeding in aanmerking komende incassokosten zijn gemaakt. In hoger beroep heeft Enexis onvoldoende gesteld welke werkzaamheden in deze civiele procedure zijn verricht die aanspraak geven op vergoeding van het door haar geclaimde bedrag aan incassokosten.
Tussenconclusie
5.2
De vordering van Enexis is voor een bedrag van € 16.733,74 (€ 14.429,46 + € 1.666,17 + € 638,11) toewijsbaar tegen [geïntimeerde1] wegens schending van de contractuele zorgplicht.
[geïntimeerde3] en [geïntimeerde2] zijn voor het grootste deel, namelijk € 15.067,57 (€ 14.429,46 + € 638,11) op dezelfde grond hoofdelijk aansprakelijk naast [geïntimeerde1] .
Voor een klein deel, namelijk € 1.666,17 zijn [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] eveneens hoofdelijk aansprakelijk, tenzij zij tegenbewijs leveren tegen het vermoeden verwoord in rov. 5.12.
5.21
De onderlinge draagplicht van de broers valt buiten het bestek van deze procedure.
5.22
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] zich uitlaten of zij in dit kader getuigen willen voorbrengen. Het hof acht voorstelbaar dat partijen op dit punt een regeling treffen, gelet op de kosten die met bewijslevering gepaard gaan, zulks in relatie tot de inzet van de bewijsopdracht.
5.23
Het hof zal elke verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] toe tot het leveren van tegenbewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij niet betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij en het daarmee verband houdende stroomverbruik buiten de meter om in het pand [a-straat 1] te [D] .
Bewijs door stukken
bepaalt dat, indien [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3]
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren zij die stukken op de roldatum 10 maart 2020) in het geding dient/dienen brengen,
Bewijs door getuigen
bepaalt dat, indien [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wensen te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. J.H. Kuiper, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen ( [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] in persoon / Enexis vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
verhinderdata enquête
bepaalt dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de
roldatum 10 maart 2020), waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
comparitie bij enquête
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen ( [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] in persoon / Enexis vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
indienen bescheiden voor enquête
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk één week voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.P.M. ter Berg en M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020.

Voetnoten

1.Zie onder meer Hof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2935 en hof ‘s‑Hertogenbosch 16 oktober 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4262m Rechtbank Noord-Nederland 18 december 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:5204 en Hof Arnhem-Leeuwarden 3 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7112.
2.Maatwerkteam Hennep, productie 9 bij de inleidende dagvaarding