6.1.In hoger beroep kan worden uitgegaan van de navolgende feiten.
Op 14 juni 2012 heeft de politie bij een inval in een loods aan de [adres] te [plaats] op de zolderverdieping een hennepkwekerij aangetroffen bestaande uit twee teeltruimten.
In teeltruimte 1 zijn aangetroffen: 20 lampen van 600 watt, 1 ventilator van 746 watt, 1 ventilator van 1.100 watt, 1 ventilator van 750 watt en 4 verwarmingen van elk 1.500 watt.
In teeltruimte 2 zijn aangetroffen: 25 lampen van 600 watt, 1 ventilator van 1.100 watt, 1 ventilator van 750 watt en 4 verwarmingen van 1.500 watt.
Een teeltperiode bestaat uit 9 weken, waarvan 1 week als groeiperiode en 8 weken als bloeiperiode. In de groeiperiode zijn de lampen 18 uur per dag ingeschakeld, in de bloeiperiode 12 uur per dag. De kachels zijn alleen ingeschakeld als de lampen zijn uitgeschakeld.
Voor de bij de inval aangetroffen teelt is in ruimte 1 13.006,896 kWh verbruikt en in teeltruimte 2 14.208,600 kWh. Bij een volledige kweekronde is het stroomverbruik in ruimte 1 16.600,752 kWh en in ruimte 2 18.106,200 kWh.
In de loods waren de hoofdzekeringen (3 x 63 Amp) vervangen door hoofdzekeringen van meer dan 80 Amp.
De loods in kwestie werd door [geïntimeerde] gehuurd van [verhuurder] . [geïntimeerde] had vanaf augustus 2011 de zolderverdieping onderverhuurd aan [onderhuurder] . De aansluiting van de loods op het elektriciteitnet stond geregistreerd op naam van [geïntimeerde] .
[geïntimeerde] is strafrechtelijk vervolgd voor – zakelijk weergegeven – het medeplegen van hennepteelt en het medeplegen van diefstal van stroom. Voor beide feiten is hij vrijgesproken en [appellante] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering als benadeelde partij. Voorts is een tegen [geïntimeerde] gerichte vordering tot ontneming van wederrechtelijk genoten voordeel afgewezen.
6.2.1.[appellante] vordert na vermindering van eis in eerste aanleg, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, - zakelijk weergegeven – dat [geïntimeerde] en [onderhuurder] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van € 2.540,12, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg. Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in een tussen partijen bestaande overeenkomst, doordat hij een uit die overeenkomst voortvloeiende zorgplicht met betrekking tot de elektriciteitsaansluiting niet deugdelijk is nagekomen. Mocht het bestaan van een overeenkomst in rechte niet komen vast te staan, dan heeft [geïntimeerde] in elk geval onrechtmatig gehandeld door toe te laten dat de elektriciteitsaansluiting zodanig werd gemanipuleerd dat stroom kon worden afgenomen zonder dat dat door de meter werd geregistreerd. [appellante] heeft hierdoor schade geleden in de vorm van de door de stroomproducenten bij haar in rekening gebrachte kosten van de verbruikte stroom, alsmede onderzoekskosten. Een deel van de schade is inmiddels op grond van een afbetalingsregeling door [onderhuurder] voldaan. [appellante] begroot het onbetaald gebleven deel van haar schade op € 2.540,12.
6.2.2.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.3.In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] , voor zover gericht tegen [geïntimeerde] , afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.