1.4[betrokkene] is bij vonnis van 15 september 2017 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant strafrechtelijk veroordeeld wegens hennepteelt en het medeplegen van diefstal van elektriciteit.
2. Bij inleidende dagvaarding heeft Enexis gevorderd dat [appellante] en [betrokkene] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 19.535,17, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Enexis heeft aan deze vordering ten aanzien van [appellante] primair ten grondslag gelegd dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de met Enexis gesloten overeenkomst, en ten aanzien van [appellante] en [betrokkene] (subsidiair) dat zij onrechtmatig hebben gehandeld door te (laten) frauderen met de elektriciteits- en gasmeter. Enexis heeft hierdoor schade geleden die [appellante] en [betrokkene] dienen te vergoeden.
3. Bij vonnis van 11 juli 2019 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen tot een bedrag van € 19.123,94, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is tegen [appellante] verstek verleend; de kantonrechter heeft overwogen dat de vordering jegens haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4. In hoger beroep heeft [appellante] gevorderd het bestreden vonnis, voor zover gewezen tussen Enexis en [appellante], te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van Enexis alsnog af te wijzen, met veroordeling van Enexis in de kosten van beide instanties.
5. Met haar grief komt [appellante] op tegen het oordeel dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. In de toelichting op de grief heeft [appellante] aangevoerd dat zij niet is tekort geschoten in de nakoming van een overeenkomst omdat zij nooit een overeenkomst heeft gesloten met Enexis en ook nooit een energie- of gasaansluiting voor de woning heeft aangevraagd. Zij kan daarom niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade van Enexis op grond van wanprestatie. Zij heeft ook niet gefraudeerd met de elektriciteits- en/of gasmeter en had ook niets te maken met de hennepkwekerij. Zij heeft immers op of omstreeks 6 juni 2011 de woning verlaten en op dat moment bevond zich geen hennepkwekerij in de woning. Van een onrechtmatige daad is dan ook geen sprake.
6. Het hof zal beoordelen of [appellante] aansprakelijk kan worden gehouden op grond van de primaire grondslag (wanprestatie).
7. Enexis heeft gesteld dat de elektriciteit- en gasaansluiting op naam van [appellante] stonden. Enexis heeft als bijlage 6 en 7 bij de inleidende dagvaarding stukken overgelegd waaruit volgt dat de aansluitingen sinds 24 november 2010 op haar naam staan. Verder heeft Enexis er op gewezen dat ook de energienota’s van de energieleverancier (Essent) aanvankelijk zijn betaald van een (in de stukken omschreven) bankrekeningnummer op naam van [appellante] en op het feit dat zij medehuurster van de woning was. [appellante] heeft daar tegenover gesteld dat zij de aanvraag niet heeft gedaan, dat sprake is van identiteitsfraude en dat zij vermoedt dat [betrokkene] de aansluitingen op haar naam heeft gezet. [appellante] heeft niet betwist dat de betalingen vanaf het hiervoor bedoelde bankrekeningnummer zijn gedaan maar wel heeft zij betwist dat deze rekening in de periode tot en met 27 mei 2011 op haar naam heeft gestaan.
8. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat [appellante] vlak voordat de energie-aansluitingen zijn aangevraagd het huurcontract (mede) heeft ondertekend. Zij is vervolgens (naar eigen zeggen) de woning als eerste (zonder [betrokkene]) gaan bewonen waarbij moet worden aangenomen dat zij toen ook energie heeft afgenomen. Dat zij maar een maand (van 4 mei 2011 tot 6 juni 2011) in de Basisregistratie personen op het adres van de woning stond ingeschreven sluit overigens niet uit dat zij ook al eerder in de woning heeft verbleven. Voorts staat als onweersproken vast dat na het vertrek van [appellante] uit de woning de betalingen aan de energieleverancier vanaf een bankrekeningnummer op naam van [betrokkene] zijn gedaan. Enexis heeft er dan ook terecht op gewezen dat als [appellante] door [betrokkene] als katvanger zou zijn gebruikt, niet valt in te zien waarom hij daarmee dan niet is doorgegaan. In het licht van deze omstandigheden had het op de weg van [appellante] gelegen om haar stellingen omtrent de identiteitsfraude voldoende te onderbouwen en/of daarvan specifiek bewijs aan te bieden (bijvoorbeeld door het doen horen van [betrokkene] als getuige). [appellante] heeft dat echter nagelaten. Het bewijsaanbod om de verhuurder te horen omtrent het moment van het vertrek van [appellante] uit de woning is niet ter zake dienend en zal daarom worden gepasseerd. Gelet op het voorgaande gaat het hof er vanuit dat [appellante] in een contractuele relatie met Enexis is komen te staan.
9. Op de contractuele wederpartij rust, gelet op de beginselen van redelijkheid en billijkheid, de verplichting om als een goed huisvader voor de aansluiting te zorgen. Dat betekent dat de contractant ervoor moet zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor elektriciteit/gas niet, niet juist of niet volledig door de meter wordt geregistreerd. Netbeheerders kunnen immers geen of nauwelijks toezicht houden op hun (talloze) aansluitingen, terwijl de contractant beter in staat is om te voorkomen dat (en te controleren of) er gefraudeerd wordt met de meter(s) door anderen die al dan niet met toestemming gebruik maken van de ruimte waarvoor de energie wordt geleverd. [appellante] is in die verplichting tekort geschoten door de woning te verlaten zonder maatregelen te treffen om te voorkomen dat derden met de meters konden frauderen.
Ook als juist is dat zij niet heeft geweten van de hennepkwekerij, dient dit naar verkeersopvattingen voor haar rekening te komen. [appellante] is daarom gehouden de door Enexis geleden schade te vergoeden.
10. Nu de schadevordering van Enexis voor het overige niet wordt betwist, is deze toewijsbaar. De grief faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat [appellante] zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.