5.3.1De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
De rechtbank geeft hierna allereerst de verklaring van [slachtoffer 1] genummerd weer, omdat zij de gehele avond in aanwezigheid is geweest van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarna volgt de verklaring van [slachtoffer 2] . Omdat [slachtoffer 2] op enig moment de slaapkamer heeft verlaten om buiten te gaan roken, is haar verklaring niet doorlopend genummerd. De nummering van haar verklaring komt overeen met de nummering van de onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] , daar waar [slachtoffer 2] verklaring steun biedt aan [slachtoffer 1] verklaring (en daarmee ook omgekeerd). Daarna volgen de verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] . De cijfers tussen haakjes achter hun verklaring verwijzen telkens naar de hierna genummerde onderdelen van de verklaringen van de aangeefsters.
[slachtoffer 1]
heeft op 9 december 2020 in een informatief gesprek en op 2 februari 2021 in haar aangifte bij de politie onder meer het volgende verklaard:
1. Zij heeft op 6 december 2020 met [slachtoffer 2] afgesproken.
2. [medeverdachte 1] , de ex-vriend van [slachtoffer 1] , heeft hen uitgenodigd om langs te komen bij [verdachte] thuis aan de [woonplaats] .
3. In de woning van [verdachte] zijn zij direct naar de slaapkamer gegaan.
4. [medeverdachte 2] was daar ook.
5. In het begin was het gezellig en hebben ze met elkaar gepraat.
6. [medeverdachte 1] zoende [slachtoffer 1] , terwijl zij dit niet wilde. Zij heeft dit tegen hem gezegd en heeft hem weggeduwd.
7. [slachtoffer 2] werd gezoend door [verdachte] .
8. [slachtoffer 2] is opgestaan en naar buiten gegaan om te roken.
9. Tegen [slachtoffer 1] is gezegd dat zij haar broek uit moest trekken waarbij door [verdachte] met een mes is gedreigd.
10. Alle drie de jongens deden hun broek en onderbroek naar beneden.
11. [slachtoffer 1] zei niets en klapte dicht. Zij werd op handen en knieën op het bed geduwd.
12. [medeverdachte 1] kwam voor [slachtoffer 1] liggen op het bed. Hij zei tegen haar dat zij hem moest pijpen. Dit heeft zij geprobeerd, maar omdat
13. [verdachte] achter haar kwam staan en haar vaginaal penetreerde, raakte [slachtoffer 1] in shock en bevroor zij.
14. [medeverdachte 2] stond naast het bed te kijken.
15. De penis van [verdachte] was op een gegeven moment slap. Toen kregen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een discussie over wie eerst mocht. Dit werd [medeverdachte 1] . Toen zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] van positie gewisseld; [verdachte] ging voor [slachtoffer 1] liggen, zodat zij hem kon pijpen en [medeverdachte 1] ging achter [slachtoffer 1] staan om haar vaginaal te penetreren. Dat lukte maar half, omdat zijn penis niet meer stijf genoeg was.
16. Toen [slachtoffer 2] klaar was met roken, is zij weer naar de slaapkamer van [verdachte] gegaan. Daar is zij op de bank gaan zitten, terwijl [slachtoffer 1] nog altijd op handen en knieën op het bed zat met [medeverdachte 1] achter haar en [verdachte] voor haar.
17. Korte tijd later stopte het, omdat [medeverdachte 1] zijn penis niet meer hard kreeg. [medeverdachte 2] stond nog steeds te kijken.
18. De jongens gingen porno kijken om hun penis weer stijf te krijgen. Dat was volgens [slachtoffer 1] haar kans om weg te komen. Zij is met [slachtoffer 2] naar buiten gegaan en hadden de deur achter zich dichtgetrokken. [slachtoffer 2] was haar tas vergeten. Daarop heeft één van de jongens de sleutel naar beneden gegooid. Nadat [slachtoffer 2] haar tas heeft gepakt, zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weggegaan.
[slachtoffer 2]
heeft op 21 december 2020 in een informatief gesprek en op 19 juli 2022 in haar aangifte bij de politie onder meer het volgende verklaard:
1. Zij heeft op 6 december 2020 met [slachtoffer 1] afgesproken.
2. [slachtoffer 1] vroeg haar of zij bij wat vrienden thuis wilde chillen. Dat wilde zij wel. Bij de woning deed [medeverdachte 1] de deur open.
3. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn direct doorgelopen naar de slaapkamer op de eerste verdieping.
4. Daar waren nog twee jongens aanwezig. [slachtoffer 2] kende deze jongens niet. Zij stelden zich aan haar voor. Het bleken [medeverdachte 2] en [verdachte] te zijn.
5. In het begin was het gezellig en werd er gekletst en muziek geluisterd.
6. [medeverdachte 2] zou [slachtoffer 2] aan haar buik en haar borsten aan hebben geraakt en daarna zou hij naar beneden zijn gegaan met zijn hand en zou hij haar tussen haar benen en aan haar vagina hebben aangeraakt. [slachtoffer 2] zei stop, maar de jongen bleef doorgaan. [slachtoffer 1] werd gezoend door [medeverdachte 1] . [verdachte] raakte [slachtoffer 2] aan bij haar borsten en tussen haar benen. Zij heeft ‘stop’ tegen hem gezegd, maar hij stopte niet. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] ook over haar borsten en tussen haar benen gewreven. Ook tegen hem heeft ze ‘stop’ gezegd, maar ook hij stopte niet.
8. [slachtoffer 2] bevroor daarop en op het moment dat ze weer bij haar positieven kwam, is ze opgestaan om naar buiten te gaan om te roken. Zij zag nog dat [verdachte] een pakje condooms uit een inpandige kast haalde en dat de jongens bezig waren een condoom om te doen.
15. [medeverdachte 1] zou seks hebben met [slachtoffer 1] , maar hij kreeg zijn penis niet stijf. [medeverdachte 2] zou na [medeverdachte 1] seks hebben met [slachtoffer 1] .
16. Nadat [slachtoffer 2] gerookt heeft en de slaapkamer weer binnenkwam, zag zij [slachtoffer 1] op handen en knieën op het bed zitten. [medeverdachte 1] stond achter haar om haar te penetreren.
18. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn naar buiten gegaan om weg te gaan. [slachtoffer 2] was haar weekendtas vergeten. Daarop heeft één van de jongens de sleutel naar beneden gegooid. Zij heeft haar weekendtas opgehaald en daarna is zij samen met [slachtoffer 1] weggegaan.
[medeverdachte 1]
heeft op 20 september 2022 bij de politie het volgende verklaard:
- [slachtoffer 1] is een ex-vriendin. Hij heeft een keer met haar afgesproken bij [verdachte] thuis. Daar was ook een vriendin van [slachtoffer 1] bij, genaamd [slachtoffer 2] . (2)
- [medeverdachte 2] was daar ook. (4)
- [medeverdachte 1] heeft met [slachtoffer 1] gezoend. (6)
- [verdachte] heeft met [slachtoffer 2] gezoend. (7)
- [slachtoffer 1] deed haar kleren uit door iets wat [verdachte] tegen haar zei. Zij ging met haar knieën op het bed zitten, waarna [verdachte] haar vaginaal heeft gepenetreerd. (9, 11, 13)
- Het zou kunnen dat [medeverdachte 1] achter [slachtoffer 1] heeft gezeten. Hij heeft geprobeerd zijn penis in haar vagina te krijgen, maar dat lukte maar half, omdat hij zijn penis niet hard kreeg. (15, 17)
- Omdat hij hem niet meer hard kreeg zei hij ‘ [verdachte] , ga jij maar’ en daarop is [medeverdachte 1] weer met [slachtoffer 2] gaan zoenen. (16)
- [medeverdachte 1] weet nog dat hij [slachtoffer 2] over haar borsten heeft gewreven. (16)
- [verdachte] kreeg zijn penis op een gegeven moment niet meer hard. Toen heeft [medeverdachte 1] met [verdachte] van plek geruild. (15)
[verdachte]
heeft op 20 september 2022 bij de politie en ter terechtzitting van 17 mei 2023 het
volgende verklaard:
- [slachtoffer 1] was op 6 december 2020 met [slachtoffer 2] bij [verdachte] thuis. (2)
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren daar ook. (2, 4)
- Zij waren op [verdachte] ’s slaapkamer. (3)
- [verdachte] kende [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet. (4)
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn op een gegeven moment samen naar beneden gegaan en toen zijn zij ineens weggegaan. (18)
De rechtbank acht de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] betrouwbaar.
De verklaringen van aangeefsters zijn in hoofdlijnen consistent en gedetailleerd wat betreft hetgeen verdachte is ten laste gelegd. Bovendien zijn hun verklaringen authentiek. Zo beschrijft [slachtoffer 1] niet alleen wat haar feitelijk is overkomen, maar ook wat dat op dat moment met haar deed (bijvoorbeeld dat ze bevroor en in shock was). Dat geldt ook voor [slachtoffer 2] . Aan de betrouwbaarheid draagt ook bij de omstandigheid dat [slachtoffer 1] zich al op
9 december 2020 (drie dagen na de bewuste avond) bij de politie heeft gemeld en in een informatief gesprek heeft verteld wat haar is overkomen. Bovendien vinden de voor de bewezenverklaring te bezigen verklaringen van aangeefsters op relevante onderdelen – ook waar die niet direct zien op het tenlastegelegde, maar op de door aangeefsters geschetste context daarvan – verankering in elkaars verklaring, in de verklaring van [medeverdachte 1] , maar ook in de verklaring van [verdachte] zelf. Dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tijdens het informatief gesprek niet helemaal overeenkomen met hun verklaring tijdens de aangifte, is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van wat zij hebben verklaard. Het informatief gesprek heeft een ander karakter dan het aangiftegesprek. In de aangifte wordt namelijk veel gedetailleerder gevraagd naar wat er is gebeurd en wordt daarvan ook uitgebreider verslag gelegd door de politie. Op hoofdlijnen zijn de verklaringen consistent gebleven.
Dat er vervolgens inconsistenties en tegenstrijdigheden te vinden zijn tussen de verklaringen afgelegd bij de politie en de verklaring afgelegd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid van de eerder afgelegde verklaringen. Verschillen tussen verklaringen kunnen immers worden veroorzaakt door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of door het tijdsverloop. Ook het reeds volgen van therapie en het verwerkt hebben van de gebeurtenissen – zoals door [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris is verklaard – kan daarbij een rol hebben gespeeld. Dit betekent niet dat de betrouwbaarheid van de verklaringen daardoor volledig is aangetast, maar het is wel een aspect dat onduidelijkheden en verschillen op detailniveau kan verklaren. Daar komt bij dat uit het dossier geen enkele aanwijzing volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun verhaal hebben verzonnen.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
5.3.3De beantwoording van de bewijsvraag
Gelet op hetgeen de rechtbank onder 5.3.1 en 5.3.2 aan verklaringen heeft uiteengezet, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en [verdachte] het lichaam van [slachtoffer 1] seksueel zijn binnengedrongen en dat [slachtoffer 2] is betast aan haar borsten en tussen haar benen door [medeverdachte 1] en [verdachte] .
5.3.3.1 De dwang onder feit 1
De vraag die de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 1] moet beantwoorden is of de seksuele handelingen onder dwang zijn verricht. Van dwang in de zin van artikel 242 Sr is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is geweest van geweld dan wel bedreiging met geweld, uitgeoefend door [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] .
Blijft over de vraag of sprake is van dwang bestaande in (bedreiging met) andere feitelijkheden om aangeefster te bewegen tot het ondergaan van handelingen die onder meer hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Voor de beantwoording van de vraag of hieraan in dit geval is voldaan, is het volgende relevant.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de tenlastegelegde seksuele handelingen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onder dwang hebben plaatsgevonden.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] vrijwillige seks met [slachtoffer 1] heeft gehad.
[verdachte] en [medeverdachte 2] hebben ontkend seks met [slachtoffer 1] te hebben gehad.
De feitelijkheden hebben, blijkens de verklaringen van [slachtoffer 1] , bestaan uit de omstandigheden dat [medeverdachte 1] haar op enig moment op het bed heeft gezoend. Zij heeft tegen hem gezegd dat zij dat niet wilde en heeft hem weggeduwd. De rechtbank heeft op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat [slachtoffer 1] vervolgens wel heeft ingestemd met de vergaande seksuele handelingen die daarna hebben plaatsgevonden. Op enig moment werd tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij haar broek moest uittrekken, omdat de jongens een mes hadden, terwijl alle drie de jongens ook hun broek lieten zakken. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] gelijktijdig seks met haar gehad en stond [medeverdachte 2] er naast het bed met zijn broek uit naar te kijken. De jongens hadden de regie; zij bepaalden welke seksuele handelingen werden verricht, met wie en in welke positie. [slachtoffer 1] was omringd door drie jongens die hun broek uit en condooms om hadden gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in shock was nadat zij op het bed werd geduwd en op het moment dat [verdachte] haar vaginaal penetreerde en zij gelijktijdig [medeverdachte 1] moest pijpen, dat zij om die reden verstijfde en zich verbaal en fysiek niet (meer) heeft verzet en de handelingen heeft ondergaan. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] zich verbaal en fysiek niet meer heeft verzet, maakt naar het oordeel niet dat de seks daarom vrijwillig heeft plaatsgevonden. Dit geldt temeer nu [slachtoffer 1] reeds tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat zij niet wilde dat hij haar zoende en zij hem heeft weggeduwd. Het laat zich moeilijk voorstellen dat zij vervolgens wel zou instemmen met het hebben van seks met niet alleen [medeverdachte 1] , maar ook met [verdachte] en [medeverdachte 2] en ook nog eens tegelijkertijd.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat zowel [verdachte] , als [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] heeft veroorzaakt dat [slachtoffer 1] de seksuele handelingen tegen haar wil heeft verricht en ondergaan en dat dus sprake is geweest van dwang.
5.3.3.2 Het ontuchtig karakter onder feit 2
De vraag die de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 2] dient te beantwoorden is of de seksuele handelingen als ontuchtig zijn aan te merken. De rechtbank stelt het volgende voorop. De wetgever heeft met artikel 247 Sr de seksuele integriteit van personen willen beschermen die, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Dit artikel beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onder omstandigheden het ontuchtig karakter kan ontbreken aan seksuele handelingen met een persoon beneden de zestien jaren. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. De wetgever heeft bij de totstandkoming van art. 247 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1884). De rechtbank stelt allereerst vast dat er ten tijde van de seksuele handelingen met [slachtoffer 2] sprake was van een leeftijdsverschil van een klein jaar tussen haar (15 jaar) en [verdachte] (16 jaar) en van vier jaren tussen haar en [medeverdachte 1] (19 jaar). Naar het oordeel van de rechtbank is het verschil in leeftijd tussen een vijftienjarige en een zestienjarige in dit geval aan te merken als een gering leeftijdsverschil. Feitelijk is [verdachte] zo’n tien maanden ouder. Dat ligt anders voor het verschil in leeftijd tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] . Het verschil in leeftijd tussen een vijftienjarige en een negentienjarige is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een gering leeftijdsverschil op grond waarvan de seksuele integriteit van het slachtoffer geen bescherming (meer) zou behoeven. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een vijftienjarige zich in een levensfase bevindt (pubertijd) waarin de seksuele ontwikkeling nog volop gaande is, en een negentienjarige al een jongvolwassene is, die in het geval van [medeverdachte 1] ook al de nodige seksuele ervaring had.
Hoewel het verschil in leeftijd enkel tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] als gering is aan te merken, is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] allen een ontuchtig karakter hadden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking – los van het al dan niet geringe leeftijdsverschil – dat [slachtoffer 2] [verdachte] voor die bewuste avond helemaal niet kende. Er is geen sprake van een affectieve relatie met een van de jongens. Daar komt bij dat [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat de handelingen met de jongens niet vrijwillig hebben plaatsgevonden. Zij heeft verklaard dat zij ‘stop’ heeft gezegd tegen [medeverdachte 1] en [verdachte] op het moment dat zij haar begonnen te zoenen en te betastten, maar dat zij toch doorgingen. Gegeven die omstandigheden kunnen de seksuele handelingen die door [verdachte] – ook al was er geen groot leeftijdsverschil – en [medeverdachte 1] zijn verricht niet als algemeen sociaal-ethisch aanvaard worden gezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ontuchtig karakter aan de feitelijke situatie in deze zaken niet is komen te ontvallen en dat zij daarmee de handelingen als ontuchtig aanmerkt.
De vraag die de rechtbank ten slotte nog dient te beantwoorden is of de delicten door [medeverdachte 1] en [verdachte] (feiten 1 en 2) en [medeverdachte 2] (feit 1) in nauwe en bewuste samenwerking zijn begaan.
- [slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig was in de slaapkamer van [verdachte] . Daarmee hebben zij allereerst tezamen een fysiek en numeriek overwicht veroorzaakt. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ten tijde van het gebeuren de hele tijd samen in de slaapkamer gebleven. [slachtoffer 1] werd gezoend door [medeverdachte 1] en op dat moment werd [slachtoffer 2] gezoend en betast door [verdachte] . Op het moment dat [slachtoffer 2] de slaapkamer heeft verlaten om te gaan roken, richtten de drie jongens zich op [slachtoffer 1] . Zij moest haar broek uitdoen en werd op handen en knieën op het bed gepositioneerd. Alle drie de jongens deden hun broek en onderbroek naar beneden en waren met condooms in de weer. Op het moment dat [slachtoffer 1] door [verdachte] vaginaal werd gepenetreerd, moest zij [medeverdachte 1] pijpen. Op enig moment zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] van positie gewisseld, maar niet nadat door [medeverdachte 1] een discussie was beslecht met [medeverdachte 2] over wie [slachtoffer 1] eerst vaginaal mocht penetreren. [medeverdachte 2] heeft daarop zijn beurt afgewacht. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewust en nauw hebben samengewerkt ten aanzien van [slachtoffer 1] , zodat medeplegen bewezen kan worden.
- [slachtoffer 2]
Dit ligt anders ten aanzien van [slachtoffer 2] . Uit hetgeen zich feitelijk heeft voorgedaan, zoals hiervoor reeds weergegeven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie worden getrokken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt tijdens het verrichten van de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] , zodat vrijspraak ten aanzien van het medeplegen moet volgen.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, brengt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich samen aan verkrachting van [slachtoffer 1] en dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich aan het plegen van ontucht met [slachtoffer 2] hebben schuldig gemaakt.