Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De samenvatting
2.De procedure
3.De feiten
.
4.Het geschil
5.De beoordeling
De koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan wordt, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk aangegaan.”
“Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een tot bewoning bestemde onroerende zaak is het volgende van belang. Onder de term ‘tot bewoning bestemd’ moet volgens de parlementaire geschiedenis worden verstaan ‘woondoeleinden dienend’. Daarbij is maatgevend de feitelijke situatie ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst. De nadruk ligt op de feitelijke bestemming, ook al laat het bestemmingplan bewoning toe; indien het pand feitelijk als bedrijfspand in gebruik is, geldt de bescherming van artikel 7:2 BW niet. Daarbij is het voorgenomen gebruik van de koper niet relevant.”[eiser] vindt dat van het dienen van woondoeleinden door het perceel grond in de onderhavige zaak geen sprake is, terwijl het bestemmingsplan noch het voorgenomen gebruik van [gedaagde] relevant is.
Volgens [gedaagde] gaat het in de zaak waarin het hof besliste om een evident bedrijfsmatige bestemming van het pand. Vandaar dat het hof tot het oordeel kwam dat artikel 7:2 toepassing miste.
Deze richtlijn strekt ertoe ervoor te zorgen dat consumenten die kredietovereenkomsten met betrekking tot onroerende goederen aangaan, een hoge mate van bescherming genieten. Zij moet derhalve van toepassing zijn op door onroerende goederen gedekte kredieten, ongeacht de bestemming van het krediet, herfinancieringsovereenkomsten en andere kredietovereenkomsten die een eigenaar of mede-eigenaar helpen de rechten in het onroerend goed of de grond in eigendom te houden, alsook kredieten die worden gebruikt voor de aankoop van onroerende goederen in sommige lidstaten, met inbegrip van kredieten waarvan het kapitaal niet hoeft te worden afgelost of, tenzij lidstaten over een adequaat alternatief kader beschikken, leningen die voorzien in tijdelijke financiering tussen de verkoop van een onroerend goed en de aankoop van een ander onroerend goed, en op kredieten voor de renovatie van voor bewoning bestemde onroerende goederen.” De richtlijn kent echter geen definitie van ‘voor bewoning bestemde onroerende goederen’, die - rekening houdend met het doel van de richtlijn enerzijds en dat van artikel 7:2 BW anderzijds - behulpzaam zou kunnen zijn bij het beantwoorden van de vraag wat verstaan dient te worden onder ‘een tot bewoning bestemde onroerende zaak’ uit artikel 7:2 BW.