Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
[gezamenlijke gedaagden] . te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 22.450,00, alsook tot een bedrag van € 2.550,00 voor de (gevolg)schade in verband met de ontvangen lagere verkoopprijs op
17 december 2014, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
subsidiair:
[gezamenlijke gedaagden] . te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een (aanvullend) bedrag van (dan wel tot) € 25.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
primair en subsidiair:
[gezamenlijke gedaagden] . te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen een bedrag voor gemaakte autoreiskosten.
4.De beoordeling
Volgens de parlementaire geschiedenis is de ratio van het schriftelijkheidsvereiste dat de behoefte bestaat om consument-kopers bij de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak te beschermen tegen te snelle beslissingen onder druk. Met het stellen van een vormvoorschrift beoogt de wetgever eenduidigheid te bereiken over de vraag of en zo ja wanneer wilsovereenstemming bestaat, terwijl de koper een stuk in handen heeft om aan een door hem in te schakelen deskundige voor te leggen. Een zelfde beschermingsgedachte kan gevonden worden in artikel 7:766 BW. Ingevolge het eerste lid geldt het schriftelijkheidsvereiste eveneens voor een overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot de bouw van een woning in opdracht van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Uit het derde lid volgt dat, indien sprake is van een gesplitste koopovereenkomst met betrekking tot de koop van de grond en een overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot een te bouwen woning op die grond, het schriftelijkheidsvereiste van toepassing is op de koopovereenkomst én de aannemingsovereenkomst (zie ook Nadere MvA, Kamerstukken I, vergaderjaar 2002-2003, 23 095, nr. 38a, p. 19 en 20). Het ligt naar het oordeel van de kantonrechter dan niet voor de hand, gelet op diezelfde beschermingsgedachte achter deze bepaling, dat de koopovereenkomst niet aan het schriftelijkheidsvereiste zou moeten voldoen, indien, zoals in het onderhavige geval, nog geen aannemingsovereenkomst is gesloten, maar door een makelaar de kavel die betrekking heeft op een te bouwen woning aan consumenten te koop wordt aangeboden.